Dagboek uit Berlijn
Jonah Falke
1 tot en met 30 juni 2023
1 juni 2023: Modelburger
Drie maanden geleden stopte - na vele jaren - mijn column in de Gelderlander. Geen mens ontkomt aan crisis en inflatie, financieel dan wel moreel, dus om de doelloosheid voor te blijven schreef ik in het geheim door. Ik had één meelezer van die stukken. Even hoopvol als triest zei hij: ‘Misschien waren dit wel je beste stukjes.’ In sommige periodes gebeurt er misschien gewoon meer dan in andere. Naast de wereld die ten onder ging waren er relaties die eindigden en begonnen, verhuizingen, vele juridische adviezen, dagen in Oostende, Leeuwarden, Parijs, Kampen, Emmerich, Bontebrug en Amsterdam. Aldaar ontmoette ik stumperds, stakkers en mensen die goed-zijn in leven. Altijd doorgaan als een blind paard - meer hoeft schrijven of leven waarschijnlijk niet te zijn. Het is een natuurwet: al is het soms nog zo makkelijk te vergeten, het wordt altijd weer lente.
De afgelopen jaren schreef ik veel vanuit treinen en zo ook vandaag. Deze trein rijdt van Deventer naar Berlijn. Vanuit Berlijn zal ik de komende maand dagelijks een stuk schrijven. De afgelopen vier jaar spendeerde ik heel juni in Berlijn. Het is een plek waar de zomer net wat eerder begint en het minder waait. Maar waar de stad de afgelopen jaren een uitkomst of vlucht was, is er nu meer om achter te laten in Amsterdam en ga ik toch met lichte tegenzin.
Iemand schijnt onlangs gezegd te hebben: ‘Die Jonah schrijft eigenlijk nooit écht over zichzelf, maar altijd over anderen.’ Het was een ergernis en bedoeld als verwijt, maar ik vatte het op als een zegen. Deze week liep ik nog met een chef van een tijdschrift door het Vondelpark om het over ‘de ander’ te hebben. We bespraken een serie reportages over ‘verwarde personen’. Na jaren van armoede komt nu de psychiatrie als onderzoeksgebied.
In die armoede-jaren ontwikkelde ik oog voor verval op straat. Halverwege het park liep een beroemd schrijver ons tegemoet. De chef zei nadien: ‘Ik dacht eerst dat ze een verward persoon was die om kleingeld ging vragen, maar dat komt vast door ons gesprek.’ Ik had meteen al geroken dat het niet om een dakloze ging. De chef vervolgde: ‘Ze is onlangs wel in God gaan geloven trouwens, dat bevalt je vast.’ Naast de medemens hebben waanzin en religie inderdaad mijn ongebreidelde interesse.
Verderop in het park liep er een man met een honden uitlaatservice zingend over een open veld. Een dozijn honden volgde hem gedwee.
Een meisje zei: ‘Wow. Zijn alle vijftien honden van jou?’
‘Vijftien!’ riep hij. ‘Het moeten er zestien zijn.’ Ze begonnen te tellen als verarmde boekhouders. Het waren er zestien. ‘Waarom lieg je tegen mij?’ zei de man. ‘Jij zou nooit mijn vrouw kunnen zijn.’
Niet liegen en een modelburger zijn: mensen doen hun best, maar kleine desillusies zijn onvermijdelijk.
Na de laatste stop in Nederland komt de trein weer schokkend in beweging. De hemel in Duitsland is bewolkt. De waanzin ligt op straat, God dwaalt er moederziel verloren boven, overspannen overheden houden zich bezig met aardse zaken om de algehele waanzin te smoren en zo God te vervangen.
2 juni 2023: Investeren
Voor het station Berlin-Gesundbrunnen stopt een rammelende taxi. De chauffeur heeft - net als zijn auto - meerdere beproevingen doorstaan - hij trekt met zijn been, de koffer moet ik zelf inladen. Drieëntwintig jaar geleden vluchtte hij uit Nigeria, zonder papieren kwam hij aan in Berlijn en heeft nooit kunnen studeren. ‘Zeker als Afrikaan heb je zonder de juiste papieren een probleem in deze stad.’ Ik knik ernstig, hij lacht weldadig. Ondanks dat hij Engels spreekt is hij moeilijk te verstaan want ‘Pride (In the Name of Love)’ van U2 schalt door de speakers. ‘Ik kan ook wel Duits hoor, maar ik ben te beschaamd om in het openbaar te spreken. Die verdomde umlaut. Maar als ik in het Duits schrijf is alles perfect, ik hou van die taal.’ Hij tekent met zijn hand door de lucht, zoals een vlinder vliegt. Voor een stoplicht zegt hij: ‘Ik heb deze stad zien veranderen. Vroeger was alles hier goedkoop, de hemel voor real-estate-Gods.’ De goudkoorts heeft hem overgeslagen, toch knaagt het aan hem.
In het appartement dat ik had geboekt zou op twee middagen pianoles worden gegeven in een bijkamertje. Ik had me verheugd op mijn verblijf daar, maar de eigenaar ligt ziek op bed, dus ik ging ik op zoek naar een ander appartement. Het is volslagen naïef, maar dat er in deze stad ook mensen ziek worden en overdag in bed liggen is nooit tot me doorgedrongen. Dat leek me toch iets meer voor afgelegen oorden, achter vitrages, in verzorgingshuizen met gedweilde gangen of buitenwijken, waar het waait.
In het nieuwe appartement word ik ontvangen door een kleine vrouw met een rood hoofd. Ze bezit het talent om binnen een minuut te beginnen over haar stokpaardjes: ze wantrouwt 5G, de oorlog in het oosten, deze wereld vol verwarrende informatie en samenzweringstheorieën. ‘Vroeger werden de zieners toch ook voor gek verklaard?’ In haar hand heeft ze een telefoon die ze zorgvuldig in een stuk aluminiumfolie heeft verpakt: ‘Tegen de straling’. Vroeger gebruikte ze drugs, maar nu ze daarmee is gestopt, komt haar intuïtie terug. ‘Ik weet meteen of iemand te vertrouwen is, of niet. Het is lastig om te zien wat waar is, daarom moet je op je intuïtie afgaan. Straling houdt dat tegen.’
Volgende week komt ze nog even terug om een grotere koffer op te halen – in dit huis stikt het van de koffers – en dan wil ze me graag meer vertellen over haar ‘awakening’ en hoe ik mijn bewustwording kan versterken.
Nu gaat ze snel weg want ze moet een vliegtuig naar Amsterdam halen - daar waar ik net vandaan kom. ‘Wist je trouwens dat het kapitalisme in Amsterdam is uitgevonden?’ Ik had geen idee, maar het verbaast me niet. Tot slot zegt ze in de deuropening: ‘Als je het ‘'s avonds gezellig wil maken, doe dan mijn lavalamp en kaarsen aan. Maar sluit wel de ramen, anders horen de buren alles.’ Ze lacht er beschaamd bij, ik vermoed dat ze met de buren meer van haar leven heeft gedeeld dan haar lief is. Geheime diensten infiltreren, maar er zijn ook altijd nog de buren.
Die avond drink ik koffie in een café dat elke nacht pas sluit als de laatste gast weg is. Hier begint het eeuwige leven. Vorig jaar juni zat ik er met een man. Hij is de vader van twee kleine kinderen en de eigenaar van een berg geld dat hij ergens in wilde investeren. De atoomdreiging weerhield hem daarvan. Hij was er heilig van overtuigd dat het vroeg of laat ging gebeuren. Een jaar later is er gewenning. Er gaat een schrale troost uit van de gedachte dat er altijd nog mensen zijn die denken dat de wereld eindigt. Wellicht kweekt dat ook de levenslust om voor altijd op een terras te blijven zitten.
De volgende morgen denk ik afgeluisterd te worden wanneer ik de deur uitloop en word gebeld door een anoniem nummer. Een Engelse meisjesstem vraagt of ik interesse heb mijn geld te beleggen. ‘This is not a sales call,’ herhaalt ze. Braaf hoor ik een lang betoog over de markt aan, maar na een paar minuten zeg ik toch: ‘Sorry, I’m trying to be polite but don’t waste your time on me.’ Zonder pardon wordt de verbinding en daarmee het altruïsme verbroken. In mijn broekzak tast ik naar kleingeld voor een koffie.
3 juni 2023: Geheugen
Een jaar geleden – eind juni 2022 – begon ik schaars gekleed, in een bloedheet appartement aan de Ackerstraße in Berlijn, aan De geschiedenis van mijn sok. Na jarenlang praten met - en vooral luisteren naar - familieleden over de hele wereld begon ik met schrijven. Gisteren kreeg ik de eerste versie van het boek terug van mijn redacteur. Aan weinig in het leven heb ik een grotere hekel dan aan holistisch denken, maar het doet me deugd om het boek hier - in dezelfde stad en dezelfde maand - af te ronden. Het is immers een familiegeschiedenis over een familie die tot het eind van de negentiende eeuw nog volledig Duits was.
Om de hoek van dat hete appartement aan de Ackerstraße zag ik vorig jaar op een ochtend regisseur Wim Wenders lopen. Ik durfde hem niet aan te spreken, maar als ik hem nog eens zie zal ik hem vragen naar de Zeitgeist. Mensen die geboren zijn in 1945 bieden je immers andere inzichten in het heden.
Vorige week zag ik schrijver Édouard Louis zitten op een terras in Parijs dat uitkijkt op Jardin du Luxembourg. Een dag later herkende ik actrice Charlotte Rampling al aan haar rug toen ze op de roltrap van het Centre Pompidou stond. Dit is niet bedoeld als onnodige namedropping, maar ik kan er niks aan doen dat ik niemand vergeet die ik ooit wat langer heb bestudeerd. Misschien is het een afwijking.
Ieder mens onthouden en herkennen kan namelijk ook een last worden. Sinds kort ken ik een van de bijzonderste personen die ik ooit heb ontmoet. Ze denkt snel, fronst nooit, ik denk zelfs dat ze met een glimlach op haar gezicht slaapt. Elk jaar neemt ze zich voor, als nieuwjaarswens, om niet langer te doen alsof ze bekenden niet herkent op straat. Het geheugen kan een last zijn. Wekelijks doet ze alsof ze blind is of kijkt ze net de andere kant op. Ik begrijp haar. Vrijheid bestaat bij de gratie van enige onzichtbaarheid. Het voordeel van een stad als deze is dat de kans om een bekende tegen te komen, te midden van de miljoenen anderen, nihil is. Je kunt altijd nog de dorpsgek worden die van praatje naar praatje leeft.
Ondanks dat je zo nu en dan een gezicht kunt herkennen of ontwijken, is het geheugen verre van zaligmakend. Tijdens het schrijven van De geschiedenis van mijn sok kwam ik erachter dat herinneringen net zo bedrieglijk kunnen zijn als een dementerende waarzegster. Iedereen vertelde een andere versie van ons familieverhaal. Hoewel de plaatsen van handeling, namen en gezichten hetzelfde waren, kwamen de herinneringen aan het verleden allesbehalve overeen. En toch, toen zanger Nick Cave gevraagd werd naar zijn grootste angst antwoordde hij: ‘My biggest fear is losing memory because memory is what we are. Your very soul and your very reason to be alive is tied up in memory.’
Ieder mens is een halfproduct dat diep in zijn hart op het verval wacht. Voor cynisme is bijna geen plaats. Je zou zeggen dat dit vraagt om mededogen met allen, als dat niet zo stichtelijk zou klinken. Want voor je het weet word je iemand die op klaarlichte dag: ‘Alle Menschen werden Brüder’ staat te zingen voor wat kleingeld - een mens waar iedereen het liefst aan voorbij loopt.
4 juni 2023: Oerzonde
Op het terras van Libanees restaurant Jalla Jalla aan de Kopenhagnerstrasse vallen twee vrouwen elkaar dronken in de armen. Of ze lachen of huilen is me niet duidelijk. Wel kirren ze, alsof de een de ander feliciteert dat een relatie voorbij is, dat ze eindelijk van die griezel verlost is en de papieren zijn ondertekend. De uitbater ziet met zijn bolle ogen alles scherper. Hij weet wat er aan de hand is en omhelst de twee lachend, kust hun wangen en zingt dan een liedje dat begint met: ‘Du!’ Met waterige maar gelukkige ogen kijken de vrouwen traag op alsof er een engel aan het zingen is. Maar dan is hij alweer gevlogen, naar de volgende tafel.
Als hij mij bedient aan tafel noemt hij me steeds: ‘Mein Liebe,’ maar als er een collega in de buurt is zegt hij zakelijk: ‘Herr.’ Hij houdt van de mensen, zoals de mensen van hem houden. Iedereen wordt hier behandeld als een vaste klant. Toch weet hij genoeg distantie te bewaren, niet onnodig lang aan tafeltjes te blijven hangen om zijn verhalen te vertellen of liedjes te zingen.
Of ik van mensen kan houden zoals de ober, dat weet ik nog niet. Misschien kan hij het me leren deze maand. Want zo’n horecazaak bezitten, dat lijkt me wel wat. Ik zou altijd aan het hetzelfde tafeltje zitten, sigaren roken en kijken naar de gasten. Mijn hotel-restaurant moet op een plek staan waar de zon vaak schijnt en de doorloop groot is, het liefst aan een kruispunt gelegen, en er moet minstens één ongelukje per dag gebeuren zodat mensen op elkaar schelden en weer verder gaan. Aangezien het communisme me erg tegenstaat, zal ik alle hotelkamers naar draagkracht vergeven, om de gasten een beetje tegemoet te komen. Want daar waar de mensen en hun kapitaal op elkaar beginnen te lijken - waar mensen als gelijken worden behandeld - zal eerst de verveling en uiteindelijk de ellende toeslaan.
Graag citeer ik voor de gelegenheid de Hongaanse filosoof Ágnes Heller, die zei dat het verlangen om een ideale samenleving te scheppen de oerzonde is. Eerst leefde ze onder de nazi’s en daarna onder de communisten. ‘Vooruitgang is een illusie,’ zegt Heller stellig. ‘Een rechtvaardige samenleving? Ook een illusie. Mensen zijn vrije wezens, en vrijheid betekent dat er altijd meningsverschillen zullen zijn over wat goed en rechtvaardig is. Met andere woorden: de mens moddert altijd maar door, en dat is goed, want precies daarin ligt onze vrijheid. Een perfect rechtvaardige samenleving waar geen kritiek meer geduld wordt, is een totalitaire samenleving.’
Ik denk dat de ober van Jalla Jalla wel eens zorgen heeft, ook ik heb weleens zorgen, en u waarschijnlijk ook, maar als Ágnes Heller daarnaar gevraagd wordt, zegt ze: ‘Helemaal niet. Ik ben nooit bezorgd. Ik ben filosoof geworden om problemen te begrijpen, niet om ze op te lossen. Ik geloof trouwens niet dat we problemen kunnen oplossen. Het hele leven is een probleem dat niet opgelost kan worden.’
5 juni 2023: Geboortestreek
Op het terras van de Kapitalist tref ik een vrolijke vertaalster in de zon. Een gemeenschappelijke vriend vond dat we elkaar eens moesten ontmoeten. Zowel zij als ik proberen de vriend al jaren naar Berlijn te lokken, maar iedere zomer blijft hij thuis. Al ken ik bijna niemand die zo wereldwijs is als hij, zijn stad komt hij niet vaak uit. De wereld blijkt op iedere straathoek te vinden en onder iedere stoeptegel ligt de kosmos.
De vertaalster verliet haar geboortestreek Frankfurt Am Main in de jaren tachtig. Wie van contrast houdt - je zou kunnen zeggen dat álles alleen zichtbaar wordt door contrast - kan zichzelf een plezier doen met een bezoekje aan Frankfurt. Bankiers en junks paraderen zij aan zij tussen de glimmende wolkenkrabbers rondom het treinstation. De middenklasse lijkt er nog niet uitgevonden te zijn. Rijkdom en verval ontluiken zich in hetzelfde tempo. Hyperinflatie alom. In de schaduw van de bankkantoren staan de minder bedeelden te bedelen bij de mensen die geen muntgeld op zak hebben. Frankfurt als stad lijkt een vergissing te zijn, of onthult een groter probleem inzichtelijk: de ongelijke verdeling van hulpbronnen. Wanneer de forenzen aan het einde van de dag vertrekken, is het centrum van de stad weer van de verslaafden - de oorspronkelijke bewoners. Als kind liep de vertaalster te midden van de junks, ze wist niet beter. ‘Maar destijds werd heroïne gebruikt en was iedereen verdoofd. Nu gebruiken ze crack en is de sfeer agressiever.’
Over een paar weken moet de vertaalster zich melden bij een afkickkliniek, maar slechts om van het roken af te komen. Ze steekt - nu het nog kan - een sigaret op, ze ziet op tegen het gaan naar de kliniek. ‘Dan zit ik daar met al die zieken. Ik ben niet ziek.’ Ik voorspel dat ze zich kapot gaat vervelen. Ze lacht en knikt. ‘Misschien vlucht ik na een dag al de bossen in.’
Onvermijdelijk komt het verschil tussen Nederlanders en Duitsers ter sprake. We spreken over de Nederlandse luidheid, betweterigheid en handelsgeest. Het is een volk dat maar weinig charmante en loyale bedelaars heeft voortgebracht. Hoewel ik me erger of schaam voor dergelijke Hollandse kenmerken, vindt zij het interessant, althans als studieobject. Niettemin, als ze nu jong was, zou ze ervoor kiezen om Italiaans te studeren, geen Nederlands.
Dan kijkt ze op haar klok en zegt: ‘Kom. We moeten weer aan het werk. Wij schrijvers en vertalers worden slecht betaald, maar krijgen er wel vrijheid voor terug.’ Na elke werkdag gaat ze naar een café om die 'vrijheid' te vieren. ‘Elke dag denk ik: Hé, er zijn ook nog mensen op deze wereld.’ Ik weet niet of je dat besef vrijheid kunt noemen. Binnenkort zullen we een expositie over actrice Tilla Durieux bezoeken. Durieux werd geboren in Wenen en stierf in Berlijn.
Later op de dag drink ik een smerige koffie in een kiosk. De jongen achter de toonbank lijkt verveeld en vraagt waar ik vandaan kom. Hij zegt: ‘Homeland? Never heard of. Do you mean Poland?’ Ik begin aan mezelf te twijfelen en laat hem de kaart van Nederland zien. Hij heeft nog nooit van Nederland gehoord. Hij denkt dat we Duits spreken omdat het zo'n klein land is. De jongen is vijf maanden geleden uit India gekomen, gelukkig is hij hier allerminst. Hij is moeilijk te verstaan als hij zijn verhaal doet, mede doordat zijn tanden wat scheef staan. Af en toe klinkt een fluittoon mee met zijn woorden. ‘De mensen hier zijn egoïstisch. Gisteren viel er een oude vrouw voor de deur, iedereen liep gewoon voorbij. Ik zie ook veel gekken. Ze drinken allemaal bier en roken sigaretten.’ Van andere Indiërs moet hij niks hebben. ‘Geld, geld, geld.’
Terugkeren naar India wil hij niet. Binnenkort vertrekt hij naar Australië om te studeren. ‘Het is mijn de enige kans om dat land in te komen als student.’ Het maakt hem niet uit welke studie hij volgt, zolang hij maar een diploma kan halen. ‘Het is een manier om weg te komen.’
De treinramp met honderden doden in India is hem compleet ontgaan. Misschien voelt hij zich niet alleen ontheemd, maar is hij ook al onthecht geraakt van zijn geboortestreek.
6 juni 2023: Alternative für Deutschland
Gisteravond dronk ik te veel Bombay gin met een vriend. Hij is een generalist, het soort gezelschap dat altijd te verkiezen is boven professoren en specialisten. Ze kunnen namelijk iets uiterst onnozels hebben: hun vakgebied vernauwt en verveelt. Toen de vriend vertelde dat er iets vreemds gaande is in Duitsland, ging ik rechtop zitten. De afgelopen maanden groeit Alternative für Deutschland (AfD) in de peilingen, zonder campagne te voeren. In heel Duitsland zijn ze inmiddels even groot als de SPD - 18% van de stemmen - en in voormalig Oost-Duitsland zelfs de grootste partij.
Later las ik enkele commentaren. CDU-leider Friedrich Merz zei: ‘Wanneer gewone mensen niet meer gehoord worden, wenden ze zich tot zij die bijzonder tegen zijn, of ze nu uiterst rechts of uiterst links zijn.’ Het befaamde hoefijzermodel waarbij de uitersten op elkaar lijken en onvrede de gemene deler is. Katja Mast van de SPD verklaarde: ‘De AfD was, is en zal geen 'normale' partij zijn. Ze willen onze democratie ondermijnen, ze bestrijden deze waar ze kunnen en tolereren rechtsextremisme.’ Bondskanselier Olaf Scholz merkte op: ‘We leven in een onrustige tijd waarin veel burgers in ons land niet zo zeker zijn of de toekomst aan hun zijde staat, of dat ze er überhaupt een hebben.’ Om populisten tegen te gaan, streeft hij ernaar ervoor te zorgen dat Europa ‘een toekomst heeft om in te geloven.’
Tot zover weinig nieuws. Het probleem, of de zwakte, van de redelijke politicus ligt in zijn nuance en zijn hoopvolle boodschap. En voor wie de boodschap niet begrijpt, kan er een moreel beroep worden gedaan op empathie jegens andere minder bedeelden om het uit te leggen. Maar zo wordt sentiment en onvrede amper bestreden. Het gevoel wint het van de rede.
In april was ik bij de lezing van Emmanuel Macron in Den Haag waar de president Europa een warm hart toedroeg. In de trein naar Den Haag zaten vele mannen met keurige kapsels. Allen spraken ze over Europa alsof het een oude, zieke bekende was die een beetje achteruitging, maar er deze zomer weer bovenop zou komen. Het leek ze niet te verbazen dat ze allen dezelfde gesprekstof deelden, zonder op elkaar in te haken of nieuwsgierig te zijn naar eventuele intelligentere inzichten van een ander. Ik zat twee banken verderop en begon aldaar plaatsvervangend te zwijgen. Hoe kun je Europa vormgeven of redden als men al in dezelfde coupé doofstom is voor elkaar?
Een militair besteeg het podium in Den Haag en in de coulissen verscheen de president die zich ongezien waande. Een dag eerder irriteerde hij nog bondgenoot Amerika, zette hij Europa op de tocht en China wreef in de handen als lachende derde. Macron sprak over Europa als cultureel verbond, maar in eerste instantie en vooral moest Europa gezien en behandeld gaan worden als economisch verbond, dat was de essentie van Macron’s betoog. Toen ik in de zaal zat, vond ik dit een armoedig en achterhaald idee, weinig inspirerend: de markt als oplossing. Maar nu, terwijl ik nadenk over AfD, moet ik toegeven dat hij gelijk had. Eerst het eten, dan de moraal.
Bij het laatste glas gin op het terras zei de vriend: ‘Goddank zijn er geen verkiezingen nu. Als Duitsland verliest, is het gedaan met Europa.’ Ik vroeg hem waar hij dacht dat de oorzaak lag. ‘De jaloezie lijkt in Duitsland groter dan elders. Mensen hebben het eigenlijk best goed, maar dat zien ze zelf niet meer.’
Met een kater fiets ik deze ochtend over Under den Linden, richting de Bundestag. Het is opmerkelijk uitgestorven op straat, alsof de meeste wegen ernaartoe zijn afgesloten. Slechts af en toe rijdt er een enkele auto of bus voorbij. De voertuigen lijken eerder verdwaald in plaats van op weg naar een bestemming. Voor de Russische ambassade staan een paar toevallige passanten stil. Ze kijken naar de Oekraïense bloemenzee alsof het al een oud monument is. Er lijkt niks aan de hand hier, het is zomer in de stad, terwijl onvrede elders broeit.
7 juni 2023: Prostitutie
In een zijstraat van de Schönhauser Allee huur ik deze maand een appartement boven een Thaise massagesalon. Afgaande op de rolluiken van de salon lijkt het al jarenlang gesloten te zijn, de spinnenwebben zijn dik. Het cliché dat het hier mogelijk om een verkapt bordeel gaat, lijkt waar te zijn. Zelfs op koudere momenten zie ik soms een schaars geklede masseuse op de stoep staan, rokend terwijl ze aan het videobellen is. Af en toe galmen kinderstemmen door de betegelde woonkamers.
Bij de salon bellen alleen mannen aan. Ze kijken allen ongeduldig om zich heen terwijl ze wachten om naar binnen gelaten te worden. Het lijkt alsof ze geen seconde langer dan nodig op de stoep willen staan. De tijd is ze tot last. Of de nood is hoog. Lang zijn ze nooit binnen.
Laatst bezocht ik een dag de Amsterdamse Wallen voor een reportage in Vrij Nederland over progressief sekswerk. Ik sprak daar alleen met uiterst zelfbewuste en zelfverzekerde sekswerkers die een goed humeur hadden. Op de Wallen zag ik ook een kinderdagopvang genaamd 'De kleine wereld', gelegen tussen de ramen en een kerk, in een smal steegje. Hoewel ik zelf geen kinderen heb, dacht ik dat dit een goede plek zou zijn om ze naartoe te brengen. Naast het belang van groente eten, kan je met het bijbrengen van wat realiteitszin volgens mij niet vroeg genoeg beginnen. Het kan wellicht enkele desillusies voorkomen. Roos Rebergen dichtte ooit over het opvoeden van een nog ongeboren kind: ‘Ik zal het van dieren en bomen en dieren laten houden. Ik zal het tussen de zwervers gooien, tussen de gehandicapten en Marokkanen. Ik zal het talen leren die ik zelf niet kan spreken.’
Een paar kilometer verderop, achter het hotel waar ik de afgelopen jaren in het voorjaar in Berlijn verbleef, tippelen iedere avond vrouwen in de open lucht langs de trambaan. Met progressiviteit lijkt dit weinig van doen te hebben. Ze verschijnen pas als de Neue Synagoge aan de Oranienburger Straße en de restaurants sluiten. Ze dragen allemaal dezelfde bontjassen, strak aangesnoerd met een rode riem om hun middel. Het lijkt te worden gedoogd midden in de stad, in het volle zicht. Ze kijken je stuurs aan, hun klanten herkennen ze meteen. Bij hen stappen ze in auto’s die hard wegrijden richting de synagoge om vervolgens te verdwijnen in een Goddeloos zijstraatje.
8 juni 2023: Geheim agent
Gisteren kwam de verhuurster even terug om een koffer op te halen in haar appartement. Omdat ze de vorige keer zo snel was begonnen over complotten, stelde ik voor om een koffie te drinken om de hoek. Alternatieve waarheden floreren in tijden van crisis en nieuwe ideeën intrigeren. Ze zei: ‘I was very lost and hopeless.’ En toen kwam ze een video tegen van Aaron Abke – een ‘paradigma verschuivende spirituele leraar’ - en het leek alsof deze speciaal voor haar bedoeld was: ‘It resonated!’ Ze werkte in die tijd voor een energiebedrijf van de Duitse overheid, gebruikte veel drugs en sliep jarenlang te weinig. ‘It was flight or fight.’ Ze stopte met alles en leeft nu ‘conscious and healthy.’
Filosofie is mooi maar als het niet zo nu en dan aan iets praktisch wordt gekoppeld, kan het nogal jeuk veroorzaken. Ze geloofde niet langer in gedecentraliseerde overheden. De oplossing voor haar lag in lokale overheden op kleine schaal. Ze vertelde dat tachtig procent van de Duitse regering bestaat uit academici, terwijl de samenstelling op het platteland precies het tegenovergestelde is. ‘People don’t feel represented anymore. All over the world.’ Bij strubbelingen wordt er vroeg of laat een zondebok van stal gehaald. Vandaag was het ‘de elite.’ Ze sprak over een oude geheime studentensociëteit in Yale, genaamd: ‘The Brotherhood of Death.’ Ze zouden ondergrondse tunnels hebben en bezitten informatie die ze achterhouden voor de rest van de wereld, om zo de vooruitgang dwarsbomen.
Ik beet op mijn tong. Zelfs als ik een complotdenker in de ogen van kijk, deze althans, krijg ik het niet over mijn hart om hen als onmensen te beschouwen. Ze ratelde maar door. Was dit een poging tot bekering? Hoewel medelijden hier niet op zijn plaats is, gunde ik haar op zijn minst iets meer geluk in het algemeen. Het verlies van vertrouwen in instituties moet niet te hartstochtelijk gevierd worden, als je het mij vraagt. De alternatieve waarheid mag dan 'mooi' lijken, maar misschien enkel als een religieuze abstractie, een denkoefening of een vakantie voor de geest. De alternatieve waarheid is als een buitenhuisje: op een dag komt de winter en heb je er niets meer te zoeken. Zelfs het disfunctioneren van een democratie, het gevoel 'niet gehoord of vertegenwoordigd' te worden, scherpt het debat en daarmee de democratie aan. Doofstom cynisme helpt niemand. Tot die tijd strompelen we verder, om uiteindelijk in elkaar te zijgen. Ik geloof niet dat het ooit beter is geweest. Er is altijd hoop, zij het alleen voor de volgende generatie.
De verhuurster vroeg of ze nog een paar uur in haar appartement kon werken. Ik kon het niet weigeren maar werd wel even dakloos. Als bedankje zou ze een bolletje Kefir achterlaten. We namen afscheid en ze zei: ‘I will send you some videos of Aaron Abke. Maybe they resonate with you also.’ Misschien proefde ze mijn argwaan, want tot slot zei ze: ‘Or are you a secret agent or something, with your blouse?’ Ze lachte erbij, maar haar ogen keken angstig.
9 juni 2023: Parel
Op de binnenplaats van het appartementencomplex betrap ik een bezorger van Flink, met een grote warmhoud-box op zijn rug, bij een rozenstruik. Hij steekt zijn neus diep in een bloem. Ik vraag hem hoe de rozen ruiken. Hij kijkt op en zegt: ‘Lovely. Sometimes you have to stop and smell the roses.’ Hoewel er iets van moderne slavernij kleeft aan flitsbezorgers, maakt deze man er het beste van.
Ik ga naar Café Haliflor aan de Schwedter Straße waar ik met een vriend heb afgesproken. Een tafel verderop zit een gezelschap dat elkaar pas een uur kent, zullen ze ons later vertellen. Een Deense, een Française en een Oekraïense. Als ik terugkom van het toilet, is de vriend met hen in gesprek verwikkeld. Het meisje uit Oekraïne is begin twintig en kwam een paar dagen na de inval naar Berlijn per trein. In Kiev zat ze in een metrostation, maakte molotovcocktails en besloot toen toch te vertrekken. Op de universiteit liep het al niet lekker voor de oorlog; de school sloot direct na de eerste bommen. ‘Nu werk ik als serveerster in Berlijn en probeer ik de oorlog te negeren.’ Uiteindelijk wil ze stylist worden. ‘Maar daarvoor heb je veel geld nodig, en kennis.’ Veelvuldig laat ze zich door haar nieuwe vriendinnen – dromerig in de verte starend – fotograferen. Mijn vriend, die al twintig jaar in Berlijn woont en nota bene ooit als diplomaat in Brussel zat, zegt verrukt: ‘Europeser dan dit wordt het niet, toch? Deze stad oefent een enorme aantrekkingskracht uit op mensen uit heel Europa, uit de hele wereld, een toevluchtsoord voor mensen die er thuis nooit helemaal bij horen.’
Berlijn is naast toevluchtsoord ook de plek geworden voor duizenden mensen die geen thuis meer hebben. Een paar dagen na de inval in Oekraïne kwam ik aan op Berlijn Hauptbahnhof. De verwarring was compleet. Cynischer las ik het niet vaak; alle Duitse kranten schreven over mannen – altijd weer mannen – die slaapplaatsen aanboden. Mensensmokkelaars vermomd als helden werden actief. Na enkele dagen begon er een infrastructuur te ontstaan op het treinstation, waar mensen werden opgevangen en begeleid door vele vrijwilligers, onder forse politiecontrole.
Dit meisje is niet in handen van een smokkelaar gevallen. Haar vriendje - een Canadees - komt binnen met een hondje dat op een naaktrat lijkt. Hij deponeert het in haar schoot en zegt: 'Extreem vermoeiend beest, neem hem even over.' Het hondje likt wild haar gezicht en dan gilt ze. Ze is haar oorbel, een parel, verloren. Op zijn knieën, uit liefde maar als een hond, kruipt de jongen door het café, terwijl er met zaklampen wordt geschenen. Ik vermoed dat de hond de parel heeft opgegeten. Terwijl het meisje toekijkt, kruipt de jongen voort en dartelt de hond door het café. Het beest wil door iedereen geaaid worden, er wordt hard gelachen. De zoektocht naar de parel is gestaakt. Een uur later stopt er een taxi voor het café aan de Schwedter Straße. Met het hondje en haar vriendje, maar zonder parel, verdwijnen ze.
Het is een warme nacht. Terug op de binnenplaats ruik ik nog even aan de rozen.
10 juni 2023: Mona Lisa
Elke ochtend loop ik op weg naar een ontbijtplek twee straten verder tussen kantoormedewerkers, joggers en schoolkinderen langs het spoor van een S-bahn. Vorig jaar sprak ik daar met een meisje dat bij het spoor woonde en rusteloos aan onzichtbare dingen krabde. Voor haar leek het verschil tussen dag en nacht niet meer te bestaan. Terwijl anderen in Berlijn musea bezoeken of gaan winkelen, liep ik een week lang door de stad op zoek naar praatgrage daklozen. Het was om een filmpje te maken ter aankondiging van het boek dat ik schreef over armoede. Een merkwaardige exercitie. De wereld is een probleem, maar je eigen positie evenzo: wat deed ik ze aan? Met al die vragen, ideeën, intenties en een eindresultaat.
Iedere dag hoop ik dat ze er nog zit, maar alleen een paar vlekken op de grond herinneren me aan wat er ooit was. Het kan twee dingen betekenen en waarschijnlijk hangt het af van mijn eigen gemoedstoestand wat ik zie. Net zoals Mona Lisa, die enkel naar je lijkt te lachen als jij denkt dat ze dat doet. Ik denk ook nog regelmatig terug aan de hoogzwangere vrouw onder een stinkend viaduct in een zijstraat van de Kurfürstendamm. Haar kind zou nu bijna een jaar oud moeten zijn. Deze stad mag dan een aantrekkende of bevrijdende werking hebben op velen, ze verslindt ook mensen en doet hen verdwijnen in anonieme graven.
Een paar dagen geleden kwamen er twee vrienden aan in Berlijn. Ze praten met tongen die nooit iets anders hebben gesproken dan beschaafd Nederlands, groeiden op in ruime huizen en woonden tot een paar jaar geleden in smerige Leidse studentenhuizen. Van een afstandje zou je kunnen denken dat het brallende lieden zijn die enkel maakbaar naar de wereld kijken. Een avond telden ze hun zeven-vinkjes en kwamen ze uit op acht-vinkjes per persoon. Maar ik ken weinig mensen die hartstochtelijker betrokken zijn bij zowel het verleden als de toekomst van dit continent en met het lot van asielzoekers begaan zijn, als deze twee vrienden. Het humanisme is weliswaar een verkapte vorm van religie, maar misschien wel de meest charmante omdat het niet om één alles verklarend middelpunt draait. Een van hen zei: ‘Ik hoop eigenlijk steeds meer mens dan dier te worden'.
De ene vriend reisde na een paar dagen terug naar Amsterdam, de ander ging door naar Praag om Franz Kafka te zoeken. Maar wie Kafka zoekt, hoeft eigenlijk niet van huis te gaan. Kafka is thuis. De kwelling van mens-zijn in een bureaucratische samenleving giert het hardst thuis, daar waar de post op je wacht. Daar waar ambtenaren zakelijk geformuleerde brieven naartoe sturen zonder empathie en de toekomst van mensen tekenen. De overheid is groot, maar ook blind. De eindgebruiker betaalt de belasting, maar lijkt soms vergeten te worden. Sommigen vluchten uiteindelijk voor die brieven de straat op en verdwijnen soms.
In het boek dat ik schreef over armoede staat het volgende: ‘Als er één menselijke emotie is die ik veracht, dan is het medelijden. Het verheft je boven de ander, is neerbuigend en leidt vaak tot weinig. Als armoede zonder enige vorm van levenslust gepaard zou gaan, dan wordt het pas echt uitzichtloos. In Berlijn zag ik eens een zwerver zonder tanden, die een uur in de wind stonk, maar wel glimlachend accordeon speelde terwijl hij er ritmisch bij op de grond stampte. Hij had geen cent te makken, maar leek me de gelukkigste man van de stad.’ De accordeonist stond op de stoep van concertzaal Neue welt. De zaal waar Adolf Hitler in 1930 sprak en Jimi Hendrix in 1967 speelde.
11 juni 2023: Identiteitspolitiek
Als kind werd ik ongewild vaak voor een meisje aangezien. Wie opgroeit in een klein dorp wil er soms ook uit vluchten als je afwijkt van de kortgeschoren norm. Die zucht naar anonimiteit is altijd bij mij gebleven. Ik was als kind altijd blij om in een divers gezelschap te verkeren want dan zeiden de obers: ‘Dames en heren, wat kan ik voor jullie beteken?’ In plaats van alleen met vrouwen, waarbij ze zeiden: ‘Dag dames, wat mag het zijn?’ Maar, toen ik als kind eens opstond voor een wankele bejaarde man in een Londense metro, zei hij: ‘Thank you, sir’. Ik keek om me heen om te zien of anderen het ook opmerkten, maar niemand leek erdoor verrast. Op zo’n moment kreeg ik vertrouwen in de toekomst, buiten het platteland.
Gister zat ik in het restaurant Yummy Dumpling. Er kwam een oude meneer binnen die iedereen vriendelijk begroette met een knikje. Hij leek me een aardige man. Maar toen hij zag dat er achter in het restaurant ook een man aan het eten was die zich bewust liever als vrouw kleedde, verliet hij geschrokken en al achteromkijkend het restaurant, alsof hij iets zag dat eigenlijk geen mens meer mocht heten. Ook een stad is niet zaligmakend.
Deze vrouw, man, of wat dan ook, deze persoon, zat een alleen aan een tafeltje en heeft een soep besteld. Samen met de serveerster ben ik de enige die het zag gebeuren. Mijn dumplings zijn niet te scherp, sentiment is levensgevaarlijk en doorgaans spotgoedkoop, toch zet ik een zonnebril op. Net als geluk en ziektes komt ontroering onverwachts je leven binnen. Misschien heb ik gewoon slecht geslapen vannacht.
Het verdedigen van identiteitspolitiek lijkt voor sommige volksstammen het enige dat nog de moeite waard is om over te discussiëren en om voor te leven. Soms tot vermoeienis toe. Daar geef ik ook de doorgaans oudere conservatieve types gelijk in, wiens afkeer op deze manier lijkt te worden onderhouden. Maar andermans leed – hoe klein of groot ook - hoeft niet gewogen te worden. Het leed zelf is daar heel goed in.
De grootste uitdaging van ouder worden is dat het perspectief ruimbaan krijgt om te slinken. Ik heb me daarom voorgenomen om een schrikbarend naieve oude man, vrouw of wat dan ook, te worden. Iemand die zich over bijna alles verbaast. Iemand die in het kinderlijke blijft hangen. Leven is transformeren, de dood is het enige dat niet groeit. Het doembeeld is dat op een dag alles al ‘schnee von gestern’ is - oud nieuws – nog voor het überhaupt is gebeurd.
12 juni 2023: Vogel
Op zondagen transformeert deze stad weer in een dorp. Eens schreef de Sloveense socioloog Slavoj Žižek: ‘You don’t dislike mondays, you just don’t like capitalism.’ Als zelfstandig ondernemer heb ik echter een andere kijk op de zaak. Gelukkig is het vandaag weer maandag. Dan reageren mensen weer en sturen e-mails. Misschien ben ik een Amerikaan die leeft om te werken. Daarom ben ik een bewonderaar van vogels en dieren in het algemeen, die leven zonder het concept weekend. Al zijn er ook liefhebbers van spinnen omdat zij niet uit jagen gaan maar geduldig hun prooi afwachten. Vroeg of laat landt er iets in hun web. Voor de spin is het elke dag zondag.
In de weekendeditie van de New York Times kwam ik een oproep tegen aan lezers om vogels te gaan spotten. Camille Baker schreef: ‘This summer, The New York Times, as a part of its burding project with the Cornell Lab of Ornithology, will share a series of prompts to help readers learn how to start birding.’ Ik wist wat voor tips er gegeven zouden worden. Mijn ex-vriendin is namelijk een fervente vogelliefhebber en vogelspotter. De afgelopen jaren hebben we vaak samen langdurig naar een boom of struik gestaard, in afwachting van iets bijzonders. Ze probeerde me te laten zien wat je normaal gesproken niet opmerkt.
Op zondagen zijn de restaurants hier gelukkig wel open. Als een spin nam ik plaats. Geduldig wachtte ik en het eten kwam. Het was een warme avond. De jacht was over, het werk voor even gedaan. Gister was ik nog een snoekbaars. Het terras zat vol. Ik bestelde een glas Pernod.
Zoals eerder gezegd: dieren kennen geen weekend. Er viel een vogeltje tijdens het voeden uit het nest en landde op straat, recht voor het restaurant. De obers verlieten hun gasten en begaven zich naar buiten. Met bezorgde blikken keken ze omhoog naar de boom en het kleine zwarte diertje dat midden op de weg liep. Ze gebaarden naar auto’s en fietsers om af te remmen en er met een boog omheen te rijden. De langste man op het terras werd verzocht om de vogel terug in het nest te zetten. Hij was lang zei hij, ‘maar ook geen vier meter’. ‘Vliegen moet je,’ zei een ober tegen de jongeling. ‘Heb je daarboven dan niets geleerd?’ Een gast op het terras stak zijn hand op. Teleurgesteld druppelden de obers af en gingen ze weer aan het werk.
Een uur later, na de koffie, stak ik schuin de straat over en ik zag dat de vogel al dood was. Hij was aangereden en tot prooi geworden. Niemand wist het nog, maar de eerste vliegen meldden zich al snel. Vanochtend, op deze maandagmorgen, liep ik opnieuw langs dezelfde plek en de vogel was al verdwenen. Daar waar het weekend tot een einde komt, begint het hiernamaals.
13 juni 2023: Kreuzberg
In Tomsky Bar vertelde iemand dat hij opgroeide in een communistisch gezin. Het kon geen toeval zijn in het voormalige Oosten. De man begon over de wijk Kreuzberg waar veel kunstenaars, voormalige migranten en hun kinderen wonen. Hij zei: ‘Het is er zogenaamd progessief, maar er verandert daar niks meer. Ze willen krampachtig het progressieve karakter behouden. Dat valt moeilijk progressief te noemen. Al denken de mensen die er wonen dat ze vooruitstrevend zijn. De Groenen hebben er de macht.’
Ik vertelde dat ik afgelopen week een avond in Kreuzberg was. Hoewel sommige straten er wat schoner zijn geworden door de jaren, blijft het een aangenaam rommeltje. Op een terras zeeg een vrouw naast me neer, gaf me haar handtas en vroeg me om te kijken of haar huissleutels erin zaten. ‘I just wanna go home,’ zei ze. ‘And i need to eat.’ Ik vroeg de ober om iets te eten, maar daar deden ze niet aan. Ik stelde voor om een taxi aan te houden, maar daar kwam het niet van. Ze lazerde als een pop van haar stoel en belandde te midden van het gebroken glas. Alsof ze een standbeeld was hielpen we haar overeind - met stoel en al - en toen nam het barpersoneel het van ons over. Binnen kreeg ze een glaasje water en begon ze te huilen.
Later die avond bood een vrouw met één tand haar lichaam aan iedere voorbijganger aan. Iemand anders verkocht grafbloemstukjes om drie uur nachts en in een kebab-zaak ging er een man op een meter voor me staan en staarde me aan. Het duurde een paar minuten, hij was onvermurwbaar, het was doodeng. Een vriend naast me smoesde: ‘Hij is verliefd op je. Hij is je aan het verkrachten. Zeg het maar als er gevochten moet worden.’ Ik vond dat niet echt nodig, maar ik kreeg wel zin om in het broodje kebab te verdwijnen.
De man in Tomsky Bar sprak: 'Nou, en dan heb je van die mensen die denken dat dat progressief is, die dronkenschap en armoede. Ze zijn erg op zichzelf gericht daar. En die Groenen doen er niets aan omdat het discriminerend zou zijn om mensen iets op te leggen. Is dat vrijheid? Laatst was ik ook op een voorleesavondje in Kreuzberg. Het woord oorlog of Oekraïne is geen enkele keer gevallen, en het waren allemaal jonge schrijvers.’ Hij sprak met gepassioneerde haat over de wijk in het voormalige Westen, en ergens was het nog verfrissend ook.
Ik vroeg waar hij woonde.
‘Mitte, dat is ook niet alles. Maar daar gebeurt tenminste iets. Wij zoeken onze identiteit.’ In de afgelopen jaren zag ik echter alleen maar meer winkels verschijnen, een enorme Apple-winkel openen en oude cafés sluiten. ‘Is dat dan de bedoeling? Vooruitgang?’ vroeg ik. ‘Ja. Uiteindelijk zal de markt altijd zijn oordeel vellen.’ Ontgoocheld bleef ik achter terwijl hij hetzelfde verhaal begon te vertellen aan een volgende klant. Hij had het communisme afgezworen, zoveel was zeker, maar wat ervoor in de plaats was gekomen wist ik niet.
14 juni 2023: Ulft
Uit de metro op de Rosenthaler Platz stapt een man die ook in Ulft is geboren. Al jaren hadden we elkaar niet gezien. Deze stad, een smeltkroes van immigranten, kon daar ook wel het Ulftse accent bij hebben. Op het cruiseschip van Rotterdam naar New York raakte ik bevriend met een dame uit Queens. Toen ik haar vertelde dat ik uit Ulft kwam, fronste ze bedenkelijk. Toen iemand anders haar vertelde dat hij uit Urk kwam, stikte ze bijna van het lachen. Ze reproduceerde de plaatsnamen zo goed mogelijk. ‘Ulft and Urk!’ Het waren meer keelklanken dan dat het nog iets betekende.
Een paar jaar geleden zaten die man en ik in Café 't Wapen van Ulft. Een andere persoon, eveneens afkomstig uit Ulft, droomde van een ‘Ulfse schrijversschool’ bestaande uit de schrijvers die dit dorp heeft voortgebracht. Hij wilde daar ‘iets’ mee dus nodigde hij ons uit om samen te fantaseren. Ik zag geen toekomst in een collectief als dit, maar was benieuwd naar de dromen en illusies van anderen. De bijeenkomst voelde als een groepstherapie. Iedereen uitte zijn haat of liefde voor het dorp, beschaafd werd er geluisterd. Alleen de barman en een stamgast riepen soms iets ter aanvulling door het verdere lege café. Ze wezen ons op feitelijke onjuistheden. Iedereen had het dorp verlaten, behalve zij. Zij hadden geen therapie nodig, ze waren gezond of al lang uitbehandeld. Het patent op de waarheid lag bij hen. Na nog een bijeenkomst stierf het collectief - dat nooit een collectief was geworden - gelukkig een stille dood. Misschien past dat ook bij Ulft. De bloei komt laat, of niet.
Een paar weken terug was de man uit Ulft voor het laatst in ons geboortedorp. Op het dorpsplein zag hij een priester in een wit gewaad met een paardenstaart, die in gesprek was met zes Spaanse gelovigen. ‘Hij stond in een straal zonlicht en sprak de laatste paar gelovigen toe. Vroeger waren priesters het middelpunt van zo’n dorp.’ Nu is het plein voor de kerk een parkeerplaats. Per toeval had ik deze priester ook eens ontmoet. Voor een reportage volgde ik monnik en hoogleraar Thomas Quartier naar Rome, waar hij een collegereeks gaf aan de Sant’Anselmo Universiteit. Ook daar werd gefantaseerd, maar dan over een betere wereld. In de eetzaal van Sant’Anselmo – het eten was er fanatisch - tussen de honderden anderen, ging er iemand met een paardenstaart tegenover me zitten. We begonnen in het Engels, maar toen hij hoorde waar ik vandaan kwam, spraken we verder in het Nederlands. Het Ulfts. Je kunt vertrekken, in therapie gaan, maar je verleden en je jeugd achtervolgen je.
Aan het tafeltje om de hoek van de Rosenthaler Platz kwamen gistermiddag mensen ter sprake die in het dorp in de vergetelheid waren geraakt, gebouwen die waren gesloopt, en dat we niet van plan waren snel terug te keren naar Ulft. Voordat hij de metro weer in dook, keek hij om zich heen en zei: 'Heb ik hier nog iets te zoeken? In het centrum van de stad? Ik denk het niet.' Vervolgens keerde hij terug naar een buitenwijk achter Neukölln, die nog volledig intact was. Het werd gespaard van bombardementen door de Amerikanen omdat ze zelf van plan waren er na de oorlog te gaan wonen. Hoe onvoorstelbaar het soms ook lijkt, er komt altijd een tijd na een oorlog. En dan wordt de ‘Nachkriegs-Mensch' geboren en begint alles, vroeg of laat, weer van voor af aan.
15 juni 2023: Karl-Max Allee
De slotscène van de film Das Leben der Anderen (2006) - over een schrijver die wordt bespioneerd in Oost-Berlijn - speelt zich af in een boekwinkel aan de Karl-Marx Allee. Een voormalige Stasi-medewerker, verworden tot postbode, loopt met zijn karretje over deze Allee en koopt het boek van en over de man die hij jarenlang afluistert. Wanneer hij het boek openslaat, ziet hij dat het aan hem is opgedragen.
Gisteren fietste ik over de Karl-Marx-Allee. Gelokt door de geur ging ik restaurant Kalis Deutsche Küche binnen. Het was lunchuur in de betegelde eetzaal. Er zaten enkel bejaarden die uit de buurt komen, buiten wachtten hun scootmobielen en rollators. Ook komen hier soms bouwvakkers die geen tijd hebben om te zitten en hun eten meenemen in plastic bakjes. Er worden alleen gerechten met aardappelen, vlees en drassige groenten geserveerd.
Ik zou geen talent voor heimwee willen hebben, maar dit voelde toch als thuiskomen. Het ruikt soms ook zo wanneer je 's middags door het Nederlandse platteland fietst. Vaak in combinatie met frisgewassen kleren die buiten hangen te drogen. Dit eten maakt de mensen gezond maar rond, het geeft ze een rode blos op hun zachte wangen. Het bleek makkelijker om me hier thuis te voelen dan in een restaurant met ondefinieerbare maar aanwezige muziek, gezond eten en heel vriendelijk, jong personeel. Het is alsof je zelf ook ouder wordt als je in deze zaak zit. En dat is een verkwikkende ervaring. Je bent niet langer bezig met de zinloze strijd tegen de ouderdom. Als er niet gesproken wordt, is het hier gewoon stil. En dan vertellen ze elkaar weer verhalen en klinkt er gelach.
Zijn deze mensen in het voormalige Oosten ooit afgeluisterd? Liggen er elders in de stad dozen vol documenten? Zullen ze die ogenschijnlijke overzichtelijke jaren nog weleens missen voor het slapengaan? En dromen ze nog weleens dat de wereld helemaal niet veranderd is? Het verstrijken van de tijd is ze niet aan te zien. Ook zij worden jonger. De straten en trottoirs zijn hier nog altijd breed en niemand heeft last van andere voorbijgangers. Ik kom al jaren in deze straat en alle dagen lijken vergelijkbaar, van een afstandje, als buitenstaander althans. Toch is de wereld allang veranderd. De koelkast in dit restaurant is gesponsord door Coca-Cola. Er staat: ‘Jetzt eiskalt erfrischen!’
Het lunchuur nadert zijn einde. Op het laatste moment komt er een bleke vrouw binnen die uitroept: 'Ich hab hunger!' De serveerster rolt met haar ogen en antwoordt: 'Jut.' Hier zeggen ze 'jut' in plaats van 'gute'. Na het eten krijgt de vrouw ook een blos en is haar stem vriendelijker.
Na een kop filterkoffie - die net zo slap is als thee - fiets ik verder langs de Karl-Max Allee. Op de kruising met de Warschauerstrasse zag ik enkele jaren geleden een man die ongevraagd patrouilleerde voor een leegstaand gebouw, gehuld in een versleten uniform. Zijn uniform had geen enkele waarde of uitstraling meer. Het gebouw wordt nu verbouwd door Poolse aannemers. Het lijkt volkomen willekeurig welke gebouwen hier worden verbouwd en welke niet, maar de man is er niet meer. Misschien is hij al overleden en in zijn geliefde uniform begraven. Das Leben der Anderen eindigt hier.
16 juni 2023: Leben
Met de Duitse vertaalster, waarover ik op 5 juni al schreef, nam ik gisteren de S-Bahn richting de stadsgrens in het westen. We bezochten het Georg Kolbe Museum, waar een expositie over Tilla Durieux te zien is. Deze geliefde actrice, muze van velen, werd ontelbare keren geportretteerd.
Ondanks alles straalde Direux en haar tijdperk - 1880-1971 - een aanstekelijke opgewektheid uit. Haar autobiografie heeft veelzeggend de titel Meine Ersten Neunzig Jahre: Erinnerungen (1970). Het deed me denken aan schrijver Irmgard Keun (1905-1982). Tijdens de oorlog verspreidde ze het bericht dat ze zelfmoord had gepleegd om onder een andere naam, Anna M., in Keulen verder te kunnen leven. In haar boek Het kunstzijden meisje beschrijft ze haar gang naar Berlijn, over een meisje dat danseres wil worden en bewonderd wil worden door alles wat een hartslag heeft. Maar mijn favoriete boek van Keun blijft Kind van alle landen (heruitgegeven in 2016 door Lebowski Publishers, vertaald door Marcel Misset).
De verteller is Kullie, een kind, dat zinnetjes zegt als: ‘Ik wou dat het hondje van niemand was. Dat was dom. Alles wat lief is, is van iemand.’ En: ‘Ik moet vooral weten wat een visum is. We hebben een Duits paspoort, dat heeft de politie in Frankfurt aan ons gegeven. Een paspoort is een schriftje met stempels en het bewijs dat je leeft. Als je je paspoort verliest, ben je voor de wereld gestorven. Je komt geen land meer in. Het ene land moet je uit, maar het andere mag je niet in. Maar God heeft het zo geregeld dat mensen alleen op het land kunnen wonen. Ik bid nu iedere avond stiekem dat hij regelt dat mensen jarenlang kunnen blijven zwemmen of in de lucht rondvliegen.’
In 1979 spoort een redacteur de vergeten ster die Keun na de oorlog was geworden, op. Ze schonk hem meer borrels in dan hij aankon, hij kieperde ze in de plantenbak als ze niet keek. Daarna zei ze: ‘Jongen, mijn huid zegt ja tegen je!’ Toen hij aanstalten maakte om te gaan, protesteerde ze ferm en schonk nog eens bij.
Het goed zijn in het leven had ook de vertaalster niet overgeslagen. Misschien is het iets Duits. Misschien is het het geluk dat ontstaat na onderdrukking. Voor de een is het de Muur, voor de ander een boekverbranding of een oorlog of twee. Alsof de waarde der dingen zich beter laat meten dan voorheen. Vergelijkbaar met een bal die je lange tijd onder water houdt en omhoog springt na loslaten. Opgewekt zei de vertaalster: ‘Als kind heb ik gezien hoe zeehondjes met een klap in de nek werden gedood. Toen wist ik dat de wereld slecht was. Maar je leeft maar één keer, dus waarom te somber zijn? Natuurlijk zijn er momenten, maar toch...’ Maar toch, inderdaad. Zonder somberheid gaat het niet, maar al fronsend diepgang veinzen leek me eveneens onnozele hobby. Ernst ligt op de loer, net als geluk.
Op de binnenplaats van het Georg Kolbe Museum liep een familie in het zwart voorbij, zoals bij een Italiaanse begrafenis. Hoe groot de rouw ook was, het behield iets elegants, iets aantrekkelijks. Het was zelfs een wereld waarin God nog wél bestond.
Na het museumbezoek wilde de vertaalster me het Olympisch station laten zien. We liepen door buitenwijken waar geen mens op straat te bekennen was. ‘Waar is iedereen?’ vroeg ik. ‘Aan het werk of aan het slapen’ antwoordde ze. We raakten steeds verder verwijderd van het stadion, eerst was het nog een kilometer, nu al twee. Hoe goed haar levenskompas ook was, haar oriëntatie liet wat te wensen over. Ze zei: ‘Het stadion is waarschijnlijk verdwenen. Laten we teruggaan naar het centrum.’ Toen we uitstapten bij Bahnhof Zoo en ons een weg omhoog wurmden door de eindeloze stroom mensen, zei ik: ‘Ah, Leben!’
‘Ja, Leben!’ zei ze.
17 juni 2023: Jager
Voor het laatst zag ik hem in Frankrijk. Waar hij komt, hangt altijd opwinding en verlangen naar verandering in de lucht. Van de week stopte er een taxi voor Café Schwarzsauer in Berlijn en hij stapte samen met zijn financiële man uit. Keycords met pasjes bungelden nog om hun nek. Ze kwamen net terug van een beurs waar ze de planeet wilden redden met technologie. Elke man is een armoedig wezen. Iedere landloper kan zich scheren en een pak aantrekken en je lijkt al snel iemand te zijn die op geld belust is. Maar het doel van zijn reizen over de wereld is niet om rijkdom te vergaren, maar juist om de wereld een stukje minder bedorven te maken. Wie hij is en wat hij precies doet, kan ik niet zeggen.
Op het terras bij de mensen aan de tafel naast ons ging het binnen de kortste keren over diezelfde missie. Mensen hebben de neiging te praten over het redden van onze planeet zodra ze hem zien. Hij begon er zelf niet over. Een wonderbaarlijk natuurverschijnsel.
De avond vorderde en de toekomst werd besproken. Je zou kunnen zeggen dat het uiteindelijke doel van zijn onderneming is om het communisme en het kapitalisme te combineren. Net zoals niet elke jager jaagt om te moorden, maar om de omstandigheden beter te maken voor andere dieren, voor álle dieren. Maar de paradox is dat het politieke systeem waarin dit alles plaatsvindt, de democratie, is opgetuigd juist om het echte moorden tegen te gaan. Het geweldsmonopolie ligt in Europa bij de staat. Er vlogen honderden miljoenen te investeren dollars over de tafel. Het natuurwonder zei: ‘Eigenlijk kan ik het helemaal niet bevatten, zulke bedragen, maar anderen zeggen dan: ‘dat is nog niks.’
We aten bij een Italiaan en een Duitse professor uit Moabit voegde zich bij ons na de maaltijd. Hij gelooft dat echte verandering vanuit de overheid zou moeten komen. De financiële man zei: ‘Dat is precies wat wij niet doen. Wij doen dit omdat de overheid te weinig doet.’ Het kwam niet voort uit simpelweg afkeer van de overheid, ‘de elite’ of de zakkenvullers, maar eerder het doorzien waar er hiaten zijn en wat er moet en kan gebeuren. ‘Maar uiteindelijk wil je inderdaad dat de overheid deze problemen oplost, zodat wij niet meer nodig zijn.’
Het natuurwonder zei: ‘Wij groeien als bedrijf en stichting en dat is mooi, maar dat wil je eigenlijk niet.’
De professor zei: ‘Ik ben vast gewoon optimistisch.’
‘Misschien is dat je probleem, dat je optimistisch bent.’
Gelukkig kon hij erom lachen, want ik bedoelde het niet zo bot als het klonk. Onlangs zei iemand nog tegen me: ‘Uiteindelijk ben jij niet cynisch.’ Ik nam het als een compliment, vooral dat uiteindelijk. Het viel te hopen. Maar toen begon een vriend enkele dagen eerder een ingewikkeld betoog over ‘stijgende welvaart in het Westen, welvaart die gepaard gaat met imperialisme en uitbuiting in andere delen van de wereld. Volgens schrijver Marcuse is vrijheid en welvaart in de westerse wereld een façade, waarachter een systeem van sociale repressie en geestelijke armoede schuilgaat.’ En: ‘De stelling van Marcuse is dat we in het vrije Westen leven onder een totalitair regime. Geen regime gedreven door terreur, maar een economisch-technische coördinatie die functioneert door manipulatie van behoeften door gevestigde belangen.’
Het ging nog een tijdje zo door. Het lukte niet om m’n botheid of cynisme te onderdrukken. Ik schreef kortaf: ‘Dit loopt uit de hand. Ik kan je niet helemaal volgen, mijn intelligentie laat me in de steek. Ik hou het liever praktisch: wat werkt wel? Het is te gemakkelijk om te verzinken in een tranendal van klachten over de Welt, en zinloos bovendien. Op macroniveau is de wereld een ramp en zijn we nodeloos verloren, op microniveau niet. Door alleen maar uit te zoomen, zul je niet scherper gaan zien; je conclusie zal altijd dezelfde zijn en depressies zijn gegarandeerd. Kortom: houdt moed en loop niet over naar God!’
In 2019 werd een onderzoek van professor Van Hiel gepubliceerd waaruit bleek dat mensen die zich rechts oriënteren, vaak lager scoren op het gebied van emotionele bekwaamheid. Het Nieuwsblad schreef naar aanleiding daarvan: ‘Resultaat: wie slechter omgaat met emoties en dus emotioneel ‘minder intelligent’ is, neigt hoger te scoren op ‘rechts-autoritair denken’ en op ‘een voorkeur voor sociale dominantie’, de twee bouwstenen van een rechtse ideologie.’
Doe er uw voordeel mee, zou ik zeggen, ook u kunt een levensreddende jager worden deze zomer.
18 juni 2023: Diplomaat
Na weken van droogte begon het gisteren ineens te regenen. De mensen klaagden, renden en schuilden, maar de huizen leken opgelucht adem te halen nu ze weer konden verzinken in het grijze en geen zomerse vrolijkheid meer hoefden uit te stralen. Wie zongebruind terugkomt na een zomer in Berlijn, wordt soms meewarig aangekeken. In het collectieve geheugen lijkt het alsof de zon hier nog niet is uitgevonden.
Tussen de buien door fietste ik naar een café waar ik een dame ontmoette die werkt voor de Belgische radio. Ze noemde zichzelf later 'een diplomaat van de Belgische radio'. Ze leeft uit een koffer, in Brussel en Berlijn. De vrijwillige ontheemding was niet aan haar af te zien, het leek haar juist te kleuren. Het was zoals Marlene Dietrich zong: 'Ich hab noch einen koffer in Berlin.' Op tafel lag een exemplaar van de New York Times open met een artikel over het krijgen van kinderen in een opwarmende aarde. Zij heeft geen kinderen. 'Ja, die vliegschaamte...' zei ze. Het weerhield haar er niet van om te pendelen. Wie vaak vliegt, raakt de schaamte voorbij.
Ze zei dat Berlijn op niemand wacht en hoe aangenaam dat is. We spraken over het verleden en heden van de stad. Ze zei dat je niet mag zeggen dat de geschiedenis zich herhaalt, maar er schuiven wel dingen. Ik haalde de opkomst in de peilingen van de extreemrechtse AfD aan - waarover ik op 6 juni schreef - die momenteel 18% van de stemmen krijgt in Duitsland. Het verbaasde me dat er groei was zonder dat er campagne werd gevoerd. Ik was hopelijk ouderwets. Ze zei dat mensen elkaar niet meer ontmoeten in kelders, steegjes of op zolders, maar dat het internet nu dé ontmoetingsplaats is voor donkerbruine ideeën. En aldaar vermengt zich alles tot het einde van de wereld, en weer terug. De meeste technologie keert zich tegen de mens. Wetgeving hinkt achter op de veranderingen. Waar ze zich wel over verbaasde, was de 'corona-demonstrant'. Van uiterst links tot diep rechts, hand in hand, knuffelend, het overheidswantrouwen bezwerend.
Enig argwaan tegenover de overheid was de diplomaat ook niet vreemd. In Brussel moesten er eens wat papieren worden geregeld voor haar man, een Sloveen. Ze meldden zich bij een loket en constateerden dat Europa een mooi idee is, maar in de praktijk stroef verloopt. 'Er wonen veel migranten in die buurt in Brussel. Behandelen ze daarom iedereen afstandelijk? Ik begon me te schamen voor mijn land. Als Belg kan ik mezelf nog wel redden, maar wat als je uit Syrië komt en de taal niet spreekt?' Toch waren we het erover eens dat dit ondanks alles de beste tijd ooit was om te leven. Maar al denkend aan de AfD’er en corona-demonstrant heb je maar weinig aan ratio, het gevoel wint zetels.
Er kwam een bedelaar op me af die vroeg: ‘Haben Sie Kleingeld? Ich komme aus der Ukraine.’ Hij stopte het geld in een bontgekleurde sok. De overkapping op het terras werd opgehaald, de zon bleek aarzelend te schijnen. Ik zei: ‘Misschien wordt toch nog een mooie dag.’
19 juni 2023: Waanzin
Op een bankje aan de Schönhauser Allee zit een man in een leren giletje. Hij praat in zichzelf, schreeuwt soms, imiteert sirenes en toeters, en lacht dan de gehaaste mens uit, alsof hij op die manier de absurditeit ervan wil benadrukken. Hij geniet van de zon, maar de zonnige tafeltjes van het terras om hem heen blijven leeg en men kijkt angstvallig toe.
Aangezien ik dit najaar begin met het onderzoeken van 'de waanzin', neem ik wel plaats aan een tafel in zijn buurt. Een kapper heeft hij lang niet gezien, maar het is duidelijk dat hij geen dakloze is. Zijn kleren zijn kreukvrij, zijn schoenen nieuw. Een voorbijganger geeft hem een fles bier die hij opent aan tafel op het terras. Het barpersoneel overlegt gespannen en staat op het punt in te grijpen als de fles begint te schuimen. ‘Morgen kriegst du ein kalte,’ zegt de voorbijganger en vertrekt.
Misschien is de man een paar dagen geleden wakker geworden en gestopt met nadenken, en doet hij nu alles hardop en zegt hij de dingen die anderen alleen maar denken. Opgroeien is afleren. Dit had iets aangenaam kinderlijks. Schrijven is overigens niets anders dan de stemmen in je hoofd de vrije loop laten. Wat anders? Zo ja, dan moet je té goede praters die schrijven allicht een beetje wantrouwen. Soms lijkt het alsof ze nog maar weinig te zeggen hebben als het erop aan komt, op papier.
Een paar dagen eerder belde ik met een medewerker van de GZZ in Nijmegen. Ze is gespecialiseerd in bemoeizorg: mensen die niets meer te maken willen hebben met instanties en met rust gelaten willen worden. Mijn onderzoeksvragen zijn: aan welke eisen moet men voldoen in een maatschappij? Is de norm van de samenleving te beperkt? Maakt zo'n wereld mensen gek? Of wordt de mens zelf gewoon gekker? Ik verwacht en hoop eigenlijk geen eenduidigheid te vinden als ik met haar op huisbezoeken ga.
Toen ik Filosoof Awee Prins eens bezocht op zijn kleine kantoor aan de universiteit in Rotterdam zei hij dat er eigenlijk meer ‘verwarde personen’ op straat zouden moeten rondlopen. ‘Omdat?’ vroeg ik. ‘Ze herinneren ons aan onze eigen kwetsbaarheid.’ Zijn filosofie was dat wie alles wegpoetst, niets wil zien en er een lamp op zet, de norm versmalt en daarmee uiteindelijk ieders vrijheid beperkt. Daarom, denk ik, komen de meeste politici zo onuitstaanbaar over, omdat ze ongenaakbaar willen zijn. Terwijl zij de toekomst vorm mogen geven, lijken ze te vergeten dat ze een ouder wordend lichaam en brein met zich meedragen. Awee Prins zei gerustellend: ‘Ik begrijp weinig van het leven en heb de politieke intuïties van een zeeanemoon.’
Dan razen er twee ambulances met sirenes voorbij op de Schönhauser Allee. De man staat op van het bankjr en begint als een dirigent met zijn armen te zwaaien. Lachend dirigeert hij de klanken die langzaam in toon zakken tot ze uiteindelijk helemaal uitsterven. Vervolgens maakt hij een elegante buiging, maar niemand die het wil zien.
20 juni 2023: Bach
Tom Waits zei eens dat je goed moet luisteren als je een orkest hoort stemmen en inspelen, want het is een muziekstuk dat maar één keer wordt opgevoerd. Ik zat op een bankje achter de Sophienkirche, naast een verlaten begraafplaats, toch was het er niet stil die avond. Ik spitste mijn oren. Een deur stond op een kier en er klonk een onwillekeurig muziekstuk. Precies op tijd bleek ik er per toeval te zijn. Een minuut later begon een concert met cantates van Bach.
Ik nam plaats op de achterste kerkbank. De kerk kende ik, vorige zomer had ik er - als een maffiabaas - een werkoverleg, over een armoedeproject. Terwijl de stad smolt, bleef de kerk koel. Het overleg werd niet op prijs gesteld door de koster. Dit had immers weinig tot niets met biechten of bidden te maken. Toch was hij te beleefd om ons weg te sturen.
Vlak voor het concert begon, kwamen er twee meisjes met airpods binnen. Ze verstomden snel, de oortjes haalden ze uit hun oren en ze maakten foto's. Ze waren er voor een vriendin, die de hoogste noten zou zingen. Hun belofte om het concert bij te wonen was misschien lang geleden gemaakt en bijna vergeten. Met tegenzin leken ze te zijn gekomen, maar nu wilden ze nooit meer weg en luisterden ze ademloos. Misschien begonnen ze zelfs een beetje in God te geloven. Bach greep me die avond niet en daarbij ben ik een ongelovige hond, dus ik verliet de kerk zo stil en snel mogelijk. Buiten keek ik omhoog naar het aangrenzende gebouw en het was alsof de oorlog pas gisteren was geëindigd. Het gebouw was ooit doorzeefd met kogels. De hele stad moet er zo hebben uitgezien.
Verderop at ik eend bij een Vietnamees. Er zat een stel te ruziën. Ik verstond niet wat ze zeiden, maar ik hoorde wel het luide slotwoord: ‘No!’ Ze schoof haar bord voor zich uit, stak een sigaret op terwijl hij nog aan het eten was. Het grote zwijgen was begonnen. De kleine oorlog. Ik had zelf net iets te vaak in dergelijke situaties in restaurants gezeten de afgelopen jaren. Waren het ook muziekstukken die nooit meer zouden worden opgevoerd? Dat waren ze. Tom Waits zong eens: 'They pay me not to come home.' Van schreeuwen naar stilte, en dan weer beginnen met praten, ik kende het moeizame verloop. Op deze avond interesseerde ik me nog minder voor dergelijke muziekstukken dan voor Bach.
Op mijn airpods luisterde ik naar Places of Montezuma van Grinderman. In de jaren tachtig gebruikte Nick Cave dagelijks heroïne. Als tegenwicht bezocht hij ook elke dag een kerkdienst. Toen hij zijn vrouw ontmoette, zei ze - en ik parafraseer: Je bent gevaarlijk bezig met je leven, Nick' Hij vroeg waarom. 'Je bezoekt dagelijks de kerk.' Nick Cave zingt in Places of Montezuma: ‘Psycgedelic invocations of Mata Hari at the station. I give to you.’ ‘Gimme your precious love for me to hold. C’mon baby, come out of the cold.’
21 juni 2023: Wedding
Een vriendin wilde me rondleiden door haar nieuwe woonwijk, Wedding. Iedereen die ze over de buurt vertelt, begint te fronzen, vanwege de slechte naam. Maar zij voelt zich als een vis in het water tussen de verslaafden, dealers, Syriërs en Afghanen. Ze groeide op in een buitenwijk van New York, in een gezin dat aan de familie Soprano – uit de gelijknamige maffia serie - doet denken: 'Opvliegerige Italianen, maar zonder moorden. Verder was het niet zo anders.'
Ze kwam wat later dan afgesproken omdat er een vrouw poedelnaakt op een straathoek had gestaan. 'Ik werd woest, want er begonnen allemaal mannen te lachen en te filmen. Ik heb ze uitgescholden. Ik bedekte haar en heb de politie gebeld. De vrouw zei dat ze een jonkvrouw was. Ze had ook een prachtige oude jurk, die ze netjes opgevouwen op een muurtje had gelegd. Nou goed, welkom in Wedding.'
Ik hoorde voor het eerst over deze wijk in de televisieserie Babylon Berlin. Daar doemt een personage op dat 'Mutti uit Wedding' wordt genoemd. Wie bij Mutti aanklopte, trof een schaarsverlicht huis met smoezelige kinderen, die Mutti bits de kamer uitstuurde. Vervolgens legde ze een lap tussen haar benen, zette werktuigelijk een been op een stoel, trok haar rok omhoog en dan mocht je tegen betaling even je vuist bij haar naar binnen brengen. De politieagent die in Babylon Berlin bij Mutti aanklopt, komt echter alleen voor vragen.
De rondleiding begon bij een voormalig crematorium. Wie bij de dood begint, kan daarna alleen nog maar leven vinden. Wikipedia schrijft sec en ondubbelzinnig over dit crematorium: ‘Met de snelgroeiende bevolking van Berlijn en de buitenwijken nam ook het aantal doden toe.’ Later werd het overgenomen door de nazi's, die er politieke gevangenen lieten verdwijnen. Nu is het een cultureel centrum. Er is geen volk ter wereld dat zo goed is in het heruitvinden van het verleden zonder het te vergeten, als de Duitsers. Vandaag werd er kunst tentoongesteld en speelden baby's in het gras, in de schaduw van de schoorsteen. De grote conferentiezaal was gesloten. Er vond een lezing plaats over kunstmatige intelligentie. De bewaker zei: ‘Iemand die jaren geleden al waarschuwde voor de gevaren ervan, is nu aan het spreken. Willen jullie naar binnen soms?’ Het nieuwe gevaar lieten we even links liggen vandaag.
We slenterden langs een rivier en spraken over ons leven. We ontdekten dat we meer gemeen hadden dan we aanvankelijk dachten. Of je nu opgroeit in Ulft of New York, de wereld en de bedorven medemens is overal te vinden. Een even hoopvolle als treurige constatering. Tijdens de wandeling stopten we bij een voormalige daklozenopvang, armenhuis en vrouwenasiel. Het gebouw was gedeeltelijk overwoekerd door klimop, er hing wel iets dat op vrijheid leek in de lucht; rommeligheid. Er wonen mensen, er worden film vertoond en er wordt theater gemaakt. Maar net als de klimop staan projectontwikkelaars te trappelen om het gebouw over te nemen, plat te gooien en er iets smetteloos van beton voor in de plaats te zetten. In de jaren na de oorlog, tot in de jaren tachtig, moet deze stad zo leeg, ongeordend, onaf zijn geweest, een plek waar nog dingen mogelijk waren. En die ruimte kruipt in de hoofden van mensen. H.J.A. Hofland zei ooit dat Nederland geen revolutionairen heeft voortgebracht omdat de balkons te klein zijn. Hier geen balkons.
22 juni 2023: Adel
Ik weet niet wat er aan de hand is, maar de laatste maanden kom ik de ene na de andere afgevallen, verpauperde adel tegen. Inclusief mezelf. Misschien trekken we elkaar aan. Het zijn mensen die je met een beetje verbeelding in een tochtig kasteel ziet zitten of op een paard. Wat me opvalt, is dat ze allemaal sociaal betrokken willen zijn. Misschien is het een oude, erfelijke plicht: als je genoeg geld of tijd had of hebt, dan begint vanzelfsprekend het delen.
Met een architect at ik bij een Chinees, wederom in Wedding. De architect gebruikte zijn adellijke titel nooit meer. ‘Als je veel geld hebt, wil je dat anderen het niet weten en kun je het beter verzwijgen. Ik heb geen geld en toch gebruik ik die titel niet meer.’
Hij groeide op in Londen met een Duitse moeder, die in de jaren zestig naar Engeland vertrok. Hij ontwierp vakantiehuizen voor rijken, later zou hij bushokjes en openbare ontmoetingsplaatsen ontwerpen. Zes jaar geleden verhuisde hij naar Berlijn. ‘Ik had gehoopt dat er iets Duits in me wakker zou worden, maar dat is niet echt gebeurd.’ Zijn Duits is goed, zei hij, maar zijn taalgebruik klopt niet helemaal. ‘Dat hebben echte Duitsers na een paar minuten door. Ik praat zoals mijn moeder doet, als een vrouw van tachtig,’ lachte hij. ‘Mensen kijken me aan alsof ik op m’n achterhoofd ben gevallen. Misschien moet ik een onverstaanbaar accent opzetten, dan kan ik mijn taal verhullen en begrijpen ze me beter.’
Wat misschien ook een bijwerking is van de oude adel die ik spreek, is de zucht naar autonomie. Hij zei dat zijn favoriete gerecht 'salade' was als kind en zijn favoriete televisieprogramma het journaal. Charmant snobisme. Op de basisschool ging ik juist om met levenslustige halvegaren, sommigen waren te dom om voor de duivel te dansen. Onder hen voelde ik me beter dan onder de zogenaamde verstandige kinderen met schone kleren, wonend in huizen met aangeharkte tuinen. Ik interesseerde me niet voor wat er op school geleerd moest worden. Liever stookte ik vuurtjes. Ik dacht dat ik alles al wist en mijn vrienden hoefden niets te weten. Dat schept een band.
Wachtend op de S-Bahn aan de drukke Seestrasse bij het Afrikanisches Viertel naar het centrum, leek Berlijn op deze plek écht een grote stad, zoals New York, waar amper geslapen wordt. Waar loeiende ambulances eerder regel dan uitzondering zijn maar er is geen mens die er nog van opkijkt. Ziekte en verval worden een abstractie, zoals ook artsen kunnen afstompen en gewoon hun werk doen. Een plek waar geen maat op te nemen is en alles voortleeft als een zichzelf bedruipend organisme. Iets dat zich weinig aantrekt van plannen en regels die achter bureaus gemaakt worden. Kortom: autonomie. De gentrificatie verliep hier moeizaam, vertelde de architect zojuist, omdat de meeste panden in handen zijn van families die er liever geen afstand van doen. En dat zorgt soms voor frictie tussen oorspronkelijke en nieuwe bewoners. Maar tolerantie begint niet bij het enkel leven onder gelijkgestemden. Juist niet. Tolerantie betekent dat je even opzij stapt voor iemand op straat, wacht en daarna gewoon doet wat je deed.
Hoelang deze wijk blijft zoals hij is? Geen mens die het weet. Maar zoals een dronken man laatst zei over de wijk Kreuzberg in communistisch café Tomsky Bar: ‘The market will judge them.’ Misschien, ooit, op een dag zal Wedding veranderen. Maar áls dat gebeurt, zal het zich te traag voltrekken om met het blote oog te zien. Net zoals je een boom niet ziet groeien.
23 juni 2023: Aanhouding
Ik fietste voorbij de Alexander Platz, reed over Unter der Linden en net voor Hotel Adlon ging in linksaf, daarna rechtsaf. Voor de Amerikaanse ambassade, net naast de achteringang van het Adlon hotel, werd ik tot stilstand gebracht door drie agenten op mountainbikes. Ze legden mijn overtreding uit en vervolgden: ‘Je hoeft niets te zeggen, je kunt een advocaat nemen, maar de boete moet je wel eerst betalen.’ Ze vroegen om mijn paspoort. Tot mijn verrassing sprak ik vloeiend Duits. De schaamte om fouten te maken werd verdrongen door irritatie. Maar kwaad werd ik niet. Mensen moeten niet overschat worden als het gaat om verstandig deelnemen aan het verkeer, maar volledig onderschatten leek me ook niet juist. Ik was door rood gefietst op een weg zonder auto's. Enfin. Voor de wet is iedereen gelijk, althans dat hoop je dan maar. Dat klinkt rechtvaardig, maar voor ongedocumenteerden is dit de grootste nachtmerrie. In de volksmond: illegalen. Wie beboet wordt, bestaat tenminste. Alleen al daarom betaalde ik die boete graag. Omdat het kan. Niets zo vergankelijk als privileges.
Een kleine honderd euro lichter fietste ik verder. Aan de Potsdamer Strasse trof ik een oude Belgische schrijver en zijn vriendin. Hij vroeg waar ik deze maand verbleef en zei: ‘Die straat ken ik, ooit interviewde ik in die buurt de persoonlijke assistent van Adolf Hitler. Het was een manusje-van-alles. Ook zijn chauffeur. Eigenlijk was het een saai interview. Die man zei dat hij niets met politiek had. Hij leidde een gelukkig leven, zowel voor, tijdens als na de oorlog.’
‘Iemand moest het doen,’ zei ik.
‘Wat?’
‘Hitler rondrijden.’
‘Tja.’
De schrijver had in de jaren zeventig in Berlijn gewoond en was dertien jaar geleden teruggekeerd. Soms dacht hij melancholisch terug aan de muur. De wereld was wat overzichtelijker nu. ‘Behalve voor de mensen aan de andere kant van de muur, natuurlijk,’ merkte de vriendin op. De man sprak over boeken van dode schrijvers en ik kreeg medelijden met zijn vrouw. Toen hij naar het toilet ging, vroeg ik: ‘Vind je al die verhalen over schrijvers niet vervelend?’ Dat viel mee, want ze had zelf ook in het boekenvak gewerkt. Maar ze had een opwindender leven gehad dan de meeste schrijvers. Ze had jarenlang in de binnenlanden van Afrika en België gewoond en nu bracht ze veel tijd door in Engeland vanwege haar kleinkinderen. Ik vroeg haar of ze ooit nog in Berlijn wilde wonen. ‘Ach, er zijn zoveel plekken waar ik zou willen wonen.’
We praatten nog een uur door. De schrijver had sombere vooruitzichten voor de toekomst van Duitsland. Misschien kwam het door de hitte, begonnen zijn jaren te tellen, speelde mijn Nederlandse ongeduld op, of was het zijn Belgische beleefdheid, maar er hing iets onvervuld in de lucht.
Pas toen we opstonden, kwam de levenslust terug. Hij vertelde enthousiast over een winkel hier om de hoek met Mariabeelden. Ik stelde voor om er even te kijken. Naast de winkel bevond zich het oudste café in Berlijn voor slechthorenden. Omdat er een Albrecht Dürer tentoonstelling op de schrijver en zijn vriendin wachtte, namen we afscheid en ging ik alleen de winkel binnen. Het Duits spreken was blijven hangen na de aanhouding. Of je nu praat over de wet of over Maria, het verschil bleek verwaarloosbaar. Het beviel me ergens wel dat de kerk zo uitgebuit en gecommercialiseerd werd, maar vanwege mijn iets te snel slinkende kapitaal vandaag, kocht ik geen Mariabeeld van een paar honderd euro. De vrouw zag me kijken en misschien was ze hardhorend – of dacht ze dat ik het was - want luid zei ze: ‘‘Ja, alles ist teuer, aber es kommt nicht aus China, wie die Leute es gewhont sind.’ China klonk uit haar mond als: ‘Gi-na.’ Ze sprak het uit met doorvoelde haat. Daar was niets onvervuld aan.
Ik was immers in het voormalige Westen van de stad.
24 juni 2023: Mens
In de afgelopen tien jaar hadden we elkaar slechts één keer gezien, op zijn trouwerij. Het was een feest waarop ik me misdroeg. Maar het incident is verjaard, het braaksel opgeruimd, de openstaande champagne rekening vergeten. In de tussentijd had hij een huis verbouwd, twee kinderen gekregen en wat huisdieren gekocht om voor te zorgen. Na een lange radiostilte – we studeerden samen in Enschede – gingen we verder waar we waren gebleven toen we de hoek omsloegen van de Schwedenstraße. Hij was nog steeds dezelfde aangename, onafhankelijke denker uit een klein dorp.
Zo’n vijftien jaar eerder waren we ook samen in Berlijn. Zijn toenmalige vriendin zat in een rolstoel met haar been in het gips. Er lag een dik pak sneeuw en terwijl hij haar duwde, maakten ze ruzie. Al schreeuwend liepen ze door de grote lege straten. Het geluid galmde nog in mijn herinnering, maar hij leek het te zijn vergeten, of misschien had hij het verdrongen.
Het werd later en God kwam ter sprake. Gelijktijdig begon het te onweren en te regenen, de bierglazen vlogen van het terras en asbakken werden geleegd door de wind. Wie in God gelooft, noemt dat geen toeval. Geloven deden we volgens mij beiden niet echt. Wel kon hij hele bijbelteksten declameren, waar ik met bewondering naar luisterde.
Het leek alsof de wereld snel zou vergaan. Als schuilende dieren vluchtte iedereen naar binnen. Op deze 'Ark van Noach' werd veel gerookt en gedronken. Ik vertelde hem dat ik dit najaar de Bible Belt zou onderzoeken voor een boek. Hij was ermee bekend en gaf me advies, ik luisterde en stelde vragen. Van vrienden mag je enige eerlijkheid verwachten. Hij zei: ‘Het is mooi dat je zo'n open onderzoek aangaat, maar je laat niets los over wat je erbij voelt. Antwoord nu eens als mens. Je neemt overal afstand van. Wat vind je er nou écht van, als mens?’ Daar moest ik lang over nadenken. Iets proberen te voelen is als het niet kunnen herinneren van een naam. Misschien wilde ik gewoon helemaal geen mens zijn. Hij lachte en zei: ‘Eigenlijk was je altijd al zo.’ Het voelde enigszins koud en harteloos om zo beschreven te worden, het voelde als mens als falen. Maar het leek me ook de enige manier om te kunnen werken. Fernando Pessoa zei: ‘Als het hart kon denken, stond het stil.’
We besloten om het volgende interval minder lang te laten duren. Ik nodigde hem alvast uit voor mijn bruiloft, met een vrijbrief om zich aldaar te misdragen. Champagne zal er in overvloed zijn. Het was gestopt met regenen, er was niets veranderd, de tijd stond stil. Maar ooit zou er weer een dik pak sneeuw liggen in Berlijn, zouden mensen elkaar uit het oog verliezen en verder gaan.
25 juni 2023: Hondje
Hondjes worden vaak aan stoelen of palen vastgebonden. Trouw staren ze in afwachting naar de deur waar hun baasje door verdween. Al het andere is zinloos. Soms zie je ook mensen zo kijken. Ze zitten niet aangelijnd vast aan een paal, maar ze kijken rond alsof ze overal deuren zien waardoor anderen zijn verdwenen. Op de Schönhauser Allee zit al de hele maand zo'n meisje zonder lijn. Telkens als ik haar zie, moet ik denken aan Irmgard Keun - die ik eerder in dit dagboek heb genoemd - en haar woorden: 'Ik wou dat het hondje van niemand was. Dat was dom. Alles wat lief is, is van iemand.'
Mijn beste vriend is geen hond, maar hij heeft me eens verteld over een vergelijkbare situatie waarin het 'misging'. Samen met zijn moeder ging hij naar de winkel, het was ijskoud en hij was nog maar een paar jaar oud. Op een straathoek wachtte hij op haar, maar ze vergat hem of hij vergat om naar huis te gaan. Verkleumd, blauw en toch trouw werd hij uiteindelijk teruggevonden. Hij zei: 'Ik vind het nog steeds vervelend om iemand weg te zien gaan.'
Het café waar ik dagelijks ontbijt ligt in de schaduw van een druk kruispunt. De zaak wordt bestierd door een grote Turkse familie. Ze hebben genoeg aan elkaar en zijn daarom niet overdreven vriendelijk tegen de klanten. Die komen en gaan toch wel. Generaties van familieleden wisselen elkaar natuurlijk af in de keuken, op het terras en achter de kassa.
Terwijl ik deze ochtend op het terras zit te ontbijten, gaat er een man die ooit jong was, bij de ingang op de grond zitten. Iemand met drie hondjes nadert het café en de honden beginnen met de man te spelen en likken hem in zijn gezicht. De man lacht alsof dit is waar hij al jaren op wachtte. ‘Sorry’, zegt de eigenaar van de hondjes en trekt de dieren een beetje terug. ‘No! They love me.’
Geluk is fragiel, en het gemis wordt groot en onverteerbaar als je het eenmaal hebt gekend, zelfs al is het maar voor heel even. Als de honden en hun baasje verder lopen, slaat de stemming om. De man staat op en begint te schreeuwen. ‘Germany’s population is going down. There is nowhere to hide motherfuckers. I will still find you. And I will shit on your head. Fuck you all, Germany!’ Het is een oorlogsverklaring gericht tegen iedereen in het algemeen, maar tegen niemand in het bijzonder. Hij lacht zelfverzekerd en demonisch. Een voor een komen de generaties van de Turkse familie naar buiten en kijken gelaten toe. Als hij de familieleden ziet, lijkt hij te beseffen wat hij mist en maakt zich uit de voeten.
26 juni 2023: Vliegtuig
De maand juni is nog niet voorbij, maar ik zit al in de trein naar vliegveld Brandenburg. Er zijn meerdere redenen om wat eerder te vertrekken. Vanavond is er een avond georganiseerd in Amsterdam ter gelegenheid van het honderdvijftigjarig bestaan van de Brusse prijs, vernoemd naar journalist M.J. Brusse (1873 – 1941). Zijn zoon Peter Brusse, Geert Mak, Roline Redmond en ik zullen spreken over journalistiek en in het bijzonder het maken van reportages. Ik ben me nog aan het inlezen. Eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik nog niets van hem kende.
Voor het eerst verlaat ik de stad niet met louter tegenzin. Misschien hoef je ook eigenlijk niet weg te gaan. In een essay van Agnes Callard in The New Yorker van afgelopen weekend wordt het besef aangewakkerd over de doelloosheid van reizen. Callard schreef: ‘It turns us into the worst version of ourselves while convincing us that we’re at our best.’ Kortom: zaligmakend is het niet per se.
Toen ik de straat verliet waar ik de afgelopen weken verbleef, realiseerde ik me dat ik de meeste van deze stukken geschreven heb binnen een straal van een paar honderd meter van het appartement. Dit jaar was er weinig tijd voor toerisme. Kunst en geschiedenis kunnen wachten, deadlines niet. Ik heb het doelloze rondslenteren niet gemist.
Toen ik de straat uitliep, zag ik vooral datgene wat nog niet beschreven was. Het strijkrekje dat er sinds 1 juni staat om meegenomen te worden, is vanochtend in elkaar gezakt. Of de man en vrouw met de bloemenzaak die achter in hun zaak tussen de kratten wonen. Ze zijn elke dag open, maar ik heb er nog nooit een klant gezien. De fietsenmaker, de Aziatische supermarkt, de antiquair, de psycholoog en al hun klanten. Of de hond met één oog en zijn graatmagere baasje. De onbekende reden waarom er zo lang een politieauto voor een huis in de straat stond. Het meisje dat ik drie keer huilend naar huis heb zien lopen. En wie is de buurjongen die soms 'nein, nein' schreeuwt en dan weer 'ja!' in het holst van de nacht. Van wie waren de orgasmes die door de binnenplaats galmden? De buurman met zijn neuscorrectie en pet? De vrouw met het boodschappenkarretje? Beiden? Samen?
Thuis was het misschien een beetje zoals dit, althans voor even. Wie helemaal stopt met reizen kan langzaam blind worden. Zoals je uiteindelijk over een kartonnen doos in je woonkamer stapt omdat je die na verloop van tijd niet meer opmerkt.
Hier op het vliegveld heeft men het reizen nog niet verleerd. Onlangs heb ik mezelf voorgenomen om te genieten van het wachten op vliegvelden. Het geklaag van anderen over de rijen en dergelijke staat me nog meer tegen dan het wachten zelf. Voor je het weet word je zo'n toerist waarvan je je afvraagt waarom ze ooit hun koffer wilden pakken. Over een half uur zullen de wielen van het vliegtuig de grond verlaten en als een kind zal ik mijn neus tegen het raam drukken en me verbazen dat Duitsland onveranderd zal blijven liggen.
27 juni 2023: Zelfgenoegzaam
Bij aankomst in Amsterdam verkeerde de stad nog in een lome staat, de straten en terrassen waren leeg, de hitte joeg de mensen naar het water of binnen. Zij die wel op straat waren hadden geen haast meer en glimlachten er lichtzinnig bij. Snel zouden ze allen in slaap vallen, leek het. Het grootste lokale nieuws was ‘een knip’ geweest de afgelopen weken, de wegafzetting op de Weesperstraat die de emoties deed oplopen. Daar mag je volgens mij uit opmaken dat het goed gaat hier.
Berlijn voelt als een grote wegafzetting, een onderbreking, te groot, lawaaierig en vies. Het smoort kleinzerigheid. Je stapt over de losse tegels heen en hoopt niet te struikelen. Ian Buruma zei eens in een interview dat hem soms - in een slechte bui – het gevoel bekruipt om naar een machinegeweer te grijpen als hij mensen ziet dineren in Amsterdam in het zoveelste gelikte restaurant. Om die mensen te laten zien dat het leven niet overal zo mooi is als in deze binnenstad. Het kan iets zelfgenoegzaams krijgen. Amsterdam is mooi, misschien wel té mooi, maar ook de truttigheid kan aangenaam zijn. Voor even althans, zoals Zwitserland - als neutraal oord - voor even een prettige plek is.
Sinds kort is er een nieuwe liefde die mijn denken scherp houdt. Zo'n liefde waarvan je hoopt dat ze nooit stopt met praten. Toen bij aankomst in Amsterdam het gevoel van zelfgenoegzaamheid dreigde, greep ik snel naar een boek over haar leven. Haar naam is Ágnes Heller, een filosoof. Ze is eigenlijk al dood maar schrijver János Kőbányai laat haar, aan de hand van interviews, voor eeuwig spreken in ‘Het levensverhaal van de Hongaars-joodse filosofe’. Ze werd geboren in 1929 in Boedapest en wie twee totalitaire regimes doorstaat, laat zich nog maar weinig wijsmaken. Ze denkt krankzinnig helder. De kern van haar denkwijze is dat mensen in groepen onbetrouwbare schapen worden, terwijl individuele mensen fatsoenlijk zijn. Hierin schuilt zowel het probleem als de zegen van de mensheid en haar toekomst. Met andere woorden: de hel zijn de anderen, maar voor de ander ben jij die hel.
De afgelopen weken heb ik meermaals geschreven over de toenemende populariteit van de Duitse rechtsextremistische partij AfD. Alle Duitsers die ik sprak, vroeg ik ernaar. Afgelopen weekend was het zover en wonnen ze voor het eerst een bestuursmandaat in de regio Sonnenberg. Zijn de schapen nu over de dam? Ook hier komt Heller van pas. Ze zegt dat het gemakkelijk lijkt, lekker liberaal, om sympathie te hebben voor onderdrukte minderheden, het liefst uit landen hier ver vandaan. Maar zodra het gaat om 'eigen mensen' of landgenoten, worden zij snel belachelijk gemaakt of als kleinzerig weggezet. Zoals de PVV'er of de BBB'er in bepaalde kringen weggehoond wordt, terwijl ze tegelijkertijd chronisch werden genegeerd. Heller stelt voor om ook daar oog voor te hebben, om te voorkomen dat we in de handen vallen van goedkope alternatieven. Boze schapen worden immers opstandig. Ieder mens zoekt liefde of ten minste een beetje aandacht. Onvrede vindt altijd zijn weg naar het stemhokje.
28 juni 2023: Brusse
Op het voormalige Marineterrein in Amsterdam werd afgelopen maandagavond in de openlucht getapdanst. Binnen, in een zaaltje, werd de 150e geboortedatum en het leven van journalist M.J. Brusse geëerd. Naast Geert Mak, Roline Redmond en Sylvana van den Braak waren ook twee zoons van Brusse aanwezig. Het was een klein wonder. Peter en Mark Brusse waren namelijk al diep in de tachtig maar nog immer erudiet, goed uitziend en uiterst levenslustig. Peter opende de avond met de woorden van zijn vader dat het op een zomeravond in juni eigenlijk een zonde is om binnen te zitten in zo'n zaaltje. Het tapdansen buiten had inderdaad niet verveeld. Je kunt ernaar kijken en luisteren terwijl de zon ondergaat. M.J. Brusse, de man die 'onder de menschen' ging, wist als geen ander dat je op straat moest kijken en niet in het 'bedompte redactielokaal' moet blijven. Geen enkele oorlog valt te duiden achter een bureau.
Mijn bewondering voor Brusse groeide snel. Hoewel zijn leraar Nederlands beweerde dat hij geen zin zonder fouten kon schrijven, koos hij toch meteen na de HBS in 1889 voor de journalistiek als beroep. Hij vond zijn eigen weg, ging al undercover toen dat woord nog moest worden uitgevonden, verkleedde zich als zeeman en zwerver. Altijd weer bezocht hij de rafelrand en beschreef wat hij zag, terwijl de journalistiek rond 1900 aan beknopte informatie verstrekking deed. Hij kreeg een eigen rubriek in NRC genaamd 'Onder de menschen' en werd het 'luxe paard' van de krant genoemd. Luxepaard Brusse zei: ‘Niets heeft mijn levenservaring mij zo fel leren haten en verachten als de duffe, verwaten, fatsoenlijke burgerlijkheid.’ Geert Mak noemde in zijn verhaal H.J.A Hofland nog even. Een overeenkomst tussen Brusse en Hofland was hun afkeer van burgerlijk fatsoen. Het bevragen van de norm lijkt mij een vereiste om tot onafhankelijkheid en helder schrijven te komen.
De gesprekken gingen over betrokkenheid in de journalistiek en hoe je afstand behoudt tot je onderwerpen en mensen. Ook schuilt er iets parasitairs in dit werk, zei Geert Mak. Hij noemde zichzelf een ekster die boven de materie zweeft en dan alles pikt wat glimt. Ik kon het niet laten, eerder die dag las ik een stukje van Joseph Roth, een schrijver die zichzelf als een spin zag. Ik las het stukje voor: ‘Op een dag werd ik journalist uit wanhoop over het volslagen onvermogen van alle beroepen mij te bevredigen.’ … ‘Als kind voederde ik spinnen met vliegen. Spinnen zijn altijd mijn lievelingsdieren geweest. Ze hebben van alle insecten, op luizen na, het meeste verstand. Ze zitten stil in het midden van zelfgemaakte cirkels en vertrouwen erop dat het toeval hun eten brengt. Andere dieren gaan op jacht. Van de spin zou je kunnen zeggen dat ze verstandig is, dat ze zo veel wijsheid bezit dat ze het wanhopige jagen van andere schepsels als nutteloos beschouwt en alleen het wachten als winstgevend.’
Ik denk dat Roth, Brusse en misschien ook Hofland de hele avond buiten waren gebleven om te wachten wat er na het tapdansen zou gebeuren.
Aan het einde van de avond concludeerde de gespreksleider dat wie wil schrijven over de randen altijd als mens aankomt en weggaat. Hij waarschuwde ook voor het vereenzelvigen met de randen. Hier wilde zoon Mark Brusse nog iets over zeggen vanuit het publiek. In het New York van de jaren zeventig lunchte en dronk hij dagelijks een biertje in de Bowery, tussen de mensen, onder de mensen, die leefden op alcohol. Hij zei: ‘In het afglijden zit iets heel aantrekkelijks. Gelukkig zei de barman: jongen, ben jij niet te jong om hier te zijn? Ik verhuisde. Het heeft me gered.’
In Amsterdam komt de laatste ronde in een café altijd schrikbarend vroeg. Er mocht in dit zaaltje op het Marine terrein al snel niet meer besteld worden. De bar glom alweer voor een volgende korte dag. Met twee vrienden ging ik door naar Bar Homeland, waar er eveneens nog maar één glas besteld mocht worden. Misschien was het ook maar beter ook: in Berlijn was ik het vaakst bij Café Schwarzsauer aan de Kastanienallee geweest en die zaak sluit als de laatste klant vertrekt en de zon opkomt.
29 juni 2023: Bankovervaller
De verhuurster van het appartement in Berlijn heeft me de afgelopen weken bestookt met berichten over de planten, de ramen en het internet. Ze vroeg zelfs of de Kefir die ze voor me had achtergelaten beviel. Ik had geen seconde aan de Kefir gedacht en loog dat ik het had geprobeerd, maar dat het 'niet echt iets voor mij was'. Ze stelde voor om langs te komen om het te vervangen. Ik liet haar weten dat ik dat niet nodig vond. Toch was ik bang dat ze op een dag onaangekondigd voor de deur zou staan met een smoes. Gelukkig kwam ze niet. Ik liet de sleutel op tafel achter en vertrok zonder haar te zien.
Dit was echter kinderspel vergeleken met een paar jaar eerder, toen ik wederom een appartement huurde. Die verhuurster overspoelde me ook met berichten. Ze vroeg of ik de onderbuurman al had ontmoet. Ze vertelde me de meest bedorven en verontrustende dingen die ik ooit had gehoord. Sinds die dag voelde daar zelfs het trappengat unheimisch aan. Mijn grens aan medemenselijkheid was bereikt.
Ze vertelde me dat de buurman een voormalige bankovervaller was. Dat is iets waar makkelijk bewondering voor op te brengen is. Voor wie trouwens eens een Berlijnse bankoverval wil meemaken, doet zich er goed aan de film ‘Victoria’ (2015) van Sebastian Schipper te bekijken. De film is in één take opgenomen. Je ziet een meisje in een café dansen, daar ontmoet ze een paar jongens, een paar uur later bestormen ze gewapend een bank, en dit alles voltrekt zich volkomen logisch.) Bewondering sloeg snel om in afgunst toen ze me vertelde dat die onderbuurman haar op een dag vroeg of ze ook van snuff-movies hield. Net als zij toentertijd, had ik geen idee. Ze had onwetend enthousiast gereageerd en hij vroeg haar om samen een paar van die films bij hem te bekijken. Toen ze erachter kwam dat het pornofilms zijn waarin mensen tijdens de daad op camera echt worden vermoord of zelfmoord plegen, hield ze de gesprekken met hem zo kort mogelijk. De emotionele waarde van haar huis daalde snel. Misschien verhuurde ze het daarom.
Ik had die buurman van haar al ontmoet, hij sprak me weleens aan bij de afvalbakken. Elke keer dat ik hem daarna zag, voelde ik fysieke afkeer. Zelfs van Raskolnikov en zijn bijl kun je nog enigszins houden, ondanks alles. Dat idee dat de grote filosofen, intellectuelen en goden je voorhouden: 'Ik ben een mens en niets menselijks is mij vreemd' leek mij niets meer dan ijdele borstklopperij. En hoewel er niets saaier en goedkoper is dan het morele oordeel, begroette ik hem nog wel, maar verder negeerde ik het onmens.
Toch begon het toen aan me te knagen. Ik verachtte mijn geestelijke beperking. In een poging hem te doorgronden, begon ik op een avond aan een roman waarin deze man het hoofdpersonage zou zijn. Misschien was dat wel een nog veel ijdelere gedachte. Doorgronden? Wat wist ik nu werkelijk? De roman begon zoals bij ‘Berlin Alexanderplatz’ van Alfred Döblin: op het moment dat hij de gevangenis uitloopt nadat hij heeft gezeten voor de bankoverval. Dostojevski had er vast wel raad mee geweten. Na twee hoofdstukken besloot ik te stoppen met schrijven.
Toen ik de buurman voor de laatste keer zag bij de vuilnisbakken, zei hij: ‘Vergeet niet om het afval goed te blijven scheiden.’ Misschien was dat ook alles wat die roman had kunnen zeggen.
30 juni 2023: Slot
Na een maand in Berlijn te hebben verbleven in de zomer van 2022, was het plan om op 1 juli per trein verder te reizen naar Warschau en vervolgens naar Oekraïne om Lviv en Brody te bezoeken met mijn vriend, de Poolse advocaat. Het oosten van Europa was voor mij nog onbekend terrein en hij wilde het me laten zien. Hoewel de treinkaartjes al gekocht waren, nam de geschiedenis een andere wending. Het leek mij uiterst ongepast om daar de toerist uit te hangen. Wel boden Nederlandse reisbureaus snel weer volledig verzorgde busreizen aan van Warschau naar Lviv en Kiev, en weer terug. Ze beloofden verblijf in vijfsterrenhotels in Oekraïne. Al ben ik groot voorstander van de normaliteit zo snel mogelijk hervatten, dit kwam te vroeg. Ik vrees dat er wel Nederlanders in die bussen zijn gestapt en geklaagd hebben over het schuim op hun cappuccino’s en de gesloten culturele instellingen. In een trein vol vermoeide Oekraïense families verliet ik Berlijn op 30 juni 2022. Ook ik was blij dat de trein naar het westen reed.
Dit jaar werk ik - net als vorig jaar - aan een documentaire over de Theoloog des Vaderlands, samen met regisseur Ruut van der Beele. Op dit moment volgen we Katja Tolstoj, gisteren hadden we weer een opnamedag op de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze is geboren in Rusland, woont al sinds haar negentiende in Kampen, is getrouwd met een Oekraïense man en vangt in haar huis twintig Oekraïense vluchtelingen op. Haar specialisaties als theoloog zijn onder andere het werk van Dostojevski en posttraumatische samenlevingen.
Ze keek ernstig toen ik haar voor het eerst ontmoette, terwijl dit gezicht zonder plooien daar niet aan gewend leek. Toen ze de deur opendeed, zei ze: ‘Let niet op de hond.’ Enthousiast danste het dier rond onze voeten. Ik vroeg hoe hij heette, bits zei ze: ‘Het is een Russische naam. Kun je toch niet uitspreken en onthouden.’ Ze had te weinig geslapen en was thuis gebleven van de universiteit voor onze komst. We moesten haar sympathie winnen om haar te mogen volgen. Het leven is een voortdurende onderhandeling.
Ze leefde voor de inhoud, het onderzoeken van ontmenselijking en genocides. Aan de keukentafel vroeg ik hoe deze oorlog gestopt kon worden. ‘Wat een naïeve vraag’, lachte ze nuffig. Maar ze gaf toch een antwoord. Om de oorlog te beëindigen, is het begrijpen van de samenleving en haar mensen een vereiste, zei ze. Het onverwerkte Sovjetverleden is een voedingsbodem voor deze oorlog.
We aten Russische koekjes, dronken thee en Tolstoj stond erop dat ik binnen rookte. Ze ontdooide snel en spreidde haar intelligentie op een aangename manier tentoon door te zeggen dat ze in de film liever niet over persoonlijke zaken sprak, waaronder haar voorvader, schrijver Lev Tolstoj.
De afgelopen weken in Berlijn belden we geregeld om te bespreken wat we zouden gaan filmen. De gesprekken waren persoonlijk. Telkens als ik de telefoon opnam, zei ze: ‘Wat fluiten de vogeltjes mooi in Berlijn. Hoe gaat het met je?’ Ik vroeg naar haar familie en de hond die met zijn gezondheid tobde.
Haar vakgebied - de posttraumatische samenleving - vormde in verschillende gedaanten ook het thema van veel van mijn dagboeknotities uit Berlijn. Want een posttraumatische samenleving bestaat uit getraumatiseerde mensen. Iedereen is in meer of mindere mate het slachtoffer van zijn eigen leven en heeft een verleden dat een schaduw werpt. Er hoeft geen wedstrijd van leed te worden gemaakt om te bepalen wie de grootste heeft.
Zo was er in Berlijn de vrolijke zwerver op de hoek van de straat, de verbitterde communist, de kapitalist, de waanzinnige, de gelovige, de modelburger, de taxichauffeur uit Nigeria zonder papieren, de angst voor geheugenverlies, het dode vogeltje, je geboortegrond, AfD, Europa, de complotdenker, het meisje uit Oekraïne dat haar parel verloor, de wijken Kreuzberg en Wedding, ‘Das Leben der Anderen,’ de ontheemde diplomaat, de vrolijkheid van Irmgard Keun, Tilla Direux en de vertaalster, Bach en Agnes Heller, verpauperde adel en een oude schoolvriend met een nieuw leven.
Misschien kwamen al deze mensen en hun verhalen beter aan het licht en tot hun recht, in een stad als Berlijn. Beter dan in een stad als Amsterdam, waar de zon wat vaker schijnt en de mensen sneller glimlachen en knap zijn. Duitsland, en met name Berlijn, lijkt goed te zijn in het verwerken van het verleden. Er is veel kennis, maar het verstikkende schuldgevoel lijkt voor een groot deel van de nieuwe generatie geen al te grote ballast meer te zijn. Maar met het verwerken dreigt ook het onvermijdelijke vergeten. Met alle gevolgen van dien. De deur staat weer op een kier voor extremisten en ‘alternatieven voor Duitsland’.
Ergens tussen Moskou en Amsterdam zal Berlijn blijven liggen het komende jaar. Ik ben benieuwd hoe ik de stad volgend jaar zal treffen. In juni 2024 zullen de Europese Parlementsverkiezingen plaatsvinden en gaat Berlijn de UFEA-voetbalfinale in het Olympiastadion organiseren. Het thema van de UFEA volgend jaar is: ‘United by Football. United in the Heart of Europe.’ De organisatie schrijft: ‘Het Europees kampioenschap voetbal 2024 in Berlijn moet divers, inclusief en duurzaam zijn.’ Klaar voor de toekomst, lijkt het. Al klinkt het een tikkeltje opportunistisch of zelfs cynisch, maar zoals een oude communist me ooit in een café aan de Winsstraße in voormalig Oost-Berlijn leerde: ‘de markt zal het oordeel vellen.’