Jaap Scholten

Logboek van een reis

naar de grens met Oekraïne

Logboek 33: Napels, Gran Caffè Gambrinus, 9 mei 2022

‘Karma is a cruel thing’

Bij mijzelf bemerk ik een mysterieuze bijwerking van de oorlog, een kant waar ik me bijna voor schaam, maar die niet te ontkennen is: dat het me een prettige vorm van urgentie en richting geeft. Nu heb ik eerder weleens geschreven dat wij, vijf zonen grootgebracht door een moeder alleen in soms stressvolle omstandigheden, floreren in tijden van spanning en oorlog. We zijn er niet afkerig van naar de overlevingsstand over te schakelen. Ik kan alleen namens mijzelf spreken, maar het lijkt alsof ik dan op mijn plaats val. Met de bredere familie vangen wij nog steeds Oekraïense gezinnen op in Hongarije, daarnaast verzorg ik – en daar ben ik druk mee - met Nederlandse en Oekraïense vrienden hulpmiddelen voor aan het front.   

Het is avond en ik zit in het prachtige Gran Caffè Gambrinus in Napels, marmer op de vloer en goud aan de plafonds, waar de obers zwarte schorten en rokachtige jasjes dragen en Oscar Wilde, Gabriele D’Annunzio en Ermest Hemingway koffiedronken. De deuren staan wijd open, een zeebries wappert naar binnen. Buiten scheuren brommertjes en scooters langs en klinkt het gelui van klokken. Het was vandaag Overwinning dag in Rusland, de overwinning op nazi-Duitsland werd herdacht en Poetin heeft goddank geen gekke dingen gedaan.

De afgelopen twee weken werd duidelijk dat de oorlog in Oekraïne verder buiten haar oevers treedt. Dat deed het natuurlijk al langer, in de vorm van vluchtelingen en de heerlijke confiscaties van megalomane bezittingen van Russische tycoons en handlangers van Poetin, maar nu waaiert de oorlog uit op vele gebieden: in Transnistrië gingen twee oude telefoontorens door explosies tegen de vlakte, in Frankrijk werden internetkabels doorgesneden, de Verenigde Staten lieten weten inlichtingen te delen waardoor de Oekraïners de Moskwa konden laten zinken, de AIVD waarschuwde voor het gevaar van de toename van recht-extremistisch geweld in Nederland als gevolg van de oorlog, Bulgarije en Polen werden door Rusland van gastoevoer afgesneden, het kwam aan het licht dat dankzij spoorwegbeambten en leden van de Wit Russische geheime dienst in de begindagen van de oorlog het treinverkeer in Wit-Rusland werd gesaboteerd waardoor de Russische tanks over de weg richting Kyiv moesten en de wegen verstopt raakten, Europa besloot geen Russische olie meer te willen afnemen en honderden kilometers landinwaarts in Rusland explodeerden belangrijke opslagplaatsen van olie en munitie, in Bryansk, Kursk, Voronezh en Belgorod. Ten Noorden van Moskou, in Korolyov en Tver vlogen op mysterieuze wijze strategisch belangrijke instituten voor de ontwikkeling van raketten in brand. Het Russische staatsnieuwsagentschap Tass meldde dat het vuur waarschijnlijk het gevolg was van elektrisch falen. Enkele uren later brandde in Kineshma, nog verder landinwaarts, meer dan 900 kilometer van de Oekraïense grens, de grootste chemische fabriek voor productie van raketbrandstof af. Oekraïne ontkent noch bevestigt enige betrokkenheid bij de onverklaarbare branden diep in Rusland. Mykhailo Podolyak, een adviseur van president Zelensky, schreef op Telegram dat het waarschijnlijk aan karma te wijten is: ‘Karma is a cruel thing.’  

Naast dit uitwaaierende effect van de oorlog waarschuwt Avril Haines, de directeur van de Amerikaanse inlichtingendienst dat Poetin voorbereidingen treft voor een lange oorlog, daarbij hopend op tanende belangstelling en hulp van de Verenigde Staten en Europa en het economische instorten van Oekraïne. Ook in Napels is de oorlog voor mij nabij. Ik wissel dagelijks berichten met Sean, de voormalige US marine, die mij op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden, en die nu in het Oosten Oekraïners opleidt tot scherpschutters. Verder heb ik contact met de jonge Oekraïners in Polen die zorgen dat de spullen die ik met hulp van vrienden weet te bemachtigen naar de juiste plekken aan het front komen – daar waar ze het meest nodig zijn.

Nadat we eerst Oekraïense gezinnen opvingen en ik in het netwerk van Britten in Boedapest terechtkwam die vluchtelingen helpen, kwam ik via via in contact met een derdejaars student geneeskunde in Kyiv die een lijst stuurde wat hij nodig had om levens te redden. Dat was op de zesde dag van de oorlog. Door toeval, door dat lijstje, werd ik fondswerver. Doordat ik dagen aan de grens was geweest had ik gezien dat de meeste grote hulporganisaties zich op de vluchtelingen richtten en algemene humanitaire hulp. Groot-Brittannië stuurde wapens. Tussen die twee vormen van steun gaapte een gat. Ik stuurde e-mails en whatsapp berichten naar vrienden, naar GB2, het studentenhuis waar ik woonde, naar mijn club en naar jongens met wie ik gerugbyd had. Binnen vier weken stortten vrienden en vrienden van vrienden het astronomische bedrag van net iets meer dan honderdduizend euro om burgers en militairen tegen het Russische geweld te beschermen. De Delftenaren begrepen dat de oorlog dáár, in Oekraïne, gewonnen moet worden. Van het geld kocht ik honderden traumapacks inclusief tourniquets, levensreddende spullen voor op het slagveld – wanneer één mens van doodbloeden gered wordt dan is alle inspanning het al meer dan waard geweest – maar ook 125 kevlar helmen van het Italiaanse leger, 125 kneepads, enkele nachtkijkers en een drone.

Bijna alles werd in de Verenigde Staten gekocht en vanuit Tampa naar Polen gevlogen. Een vriend in de Verenigde Staten hielp. Een nieuwe wereld van logistiek en vrachtbrieven openbaarde zich voor mij en vooral eindeloos wachten. Het transport nam weken in beslag. De luchthavens in Polen zijn overweldigd door de toevoer van spullen. Twee pallets, drie weken na elkaar. Mijn nieuwe Oekraïense vrienden in Polen zorgden voor vervoer met bestelbusjes Oekraïne is. Bij het Ministerie van Defensie in Kyiv wordt bepaald waar welke spullen heengaan. Men berichtte mij hoeveel helmen naar Csernihiv, hoeveel naar Donets, hoeveel naar Kharkiv en hoeveel naar Marioepol. Ik krijg per Telegram – want veiliger dan Whatsapp – foto’s wanneer het op bestemming aankomt, vaak met de gezichten der soldaten onherkenbaar gemaakt door grote smilies.

Het is een minieme bijdrage, maar ik kan niet ontkennen dat het me voldoening schonk: op de dag dat Wladimir Poetin op de Russische staatstelevisie met een strak hoofd aankondigde dat de staalfabriek in Marioepol niet bestormd ging worden en het afgegrendeld diende te worden ‘zodat er geen vlieg meer uit kan’ werd een Hollandse partij helmen, traumapacks en kneepads binnengesmokkeld naar de mariniers in de fabriek van Azovstal.  

Logboek 32, Amsterdam, Bevrijdingsdag, 5 mei 2022, 17.00 uur

Empty-nest syndroom in tijden van oorlog

Het vliegveld van Odessa is op 1 mei vanuit de Krim met raketten beschoten. Dit is het vliegveld waar Alexey werkte aan een luchtverkeersleidingsysteem op de dag dat de oorlog begon. De volgende dag, 25 februari, zou het systeem opgeleverd worden, na maanden werk. Door het Russische bombardement is de net aangelegde landingsbaan van het vliegveld van Odessa volledig onbruikbaar geworden. Ik vermoed dat ook het verkeersleidingsysteem dat Alexey aanlegde beschadigd zal zijn. Alexey houdt zich er niet te veel mee bezig, hij bakt momenteel hamburgers en pizza’s in Cannes.

Enkele weken geleden op een avond, toen Alexey, Jeva en hun drie zoontjes nog in het gastenhuis bij ons op het Hongaarse platteland in de provincie Somogy bivakkeerden, appte Alexey mij dat hij me dringend spreken moest. In een dikke jas kwam hij door de nacht aangesneld. De jas kreeg hij van Julia, de oude vrouw uit het dorp die bij ons in de tuin werkt. Julia woont in een klein lemen huis, ze heeft een superieur verweerd hoofd als een oude Sioux indiaan, is arm als een kerkrat en heeft een verstild gevoel voor humor. Helaas is haar Hongaars zo Bargoens dat ik er nog niet de helft van begrijp. Op een ochtend wenkte zij mij vanuit de tuin. Op de muur van de groentetuin rustte een tas van flinterdun plastic. Julia hief de tas in de lucht met haar handen met zwart gerande nagels, knikte richting het gastenhuis en zei dat het voor de Oekraïners was. Ik bracht de buidel met oude kleren naar Jeva. Sindsdien zat Alexey dag en nacht in een perfect passende warme jas onder de veranda bij het vuur, draaide sjekkies, dronk koude rode wijn en belde en appte op zoek naar een toekomst in Europa.

Er diende zich twee mogelijkheden aan. Eén van een Italiaans bedrijf met wie hij eerder samenwerkte bij de bouw van een luchtverkeersleidingsysteem voor het vliegveld van Milaan. Zij wilden deze ervaren Oekraïense ingenieur dolgraag hebben en boden een totaalpakket: vergunningen en behuizing zouden geregeld worden, school voor de kinderen en een deugdelijk contract voor drie jaar. Alexey had mij enkele nachten eerder onder de weidse sterrenhemel bij de vuurkorf over deze mogelijkheid verteld. Het leek mij een gouden kans. Het klonk solide en Milaan leek me geen slechte plaats om te leven. Het bedrijf kende Alexey, wilde hem graag in dienst nemen en een serieus meerjarig contract bieden.

De andere mogelijkheid werd geboden door een Oekraïense vriendin getrouwd met een Italiaan die in Cannes één van de beste biefstukrestaurants van Frankrijk bezat: Lucky You, Beef and Seafood. Alexey kon daar in de keuken komen werken. Misschien zou hij beginnen in de Lucky You Saloon, het nabij gelegen eenvoudiger broertje van het toprestaurant. Ik ben als kind iedere zomer in Cannes geweest en herinner me vooral de jachthaven met oligarchenboten en Rolls Royce silvershadows op de kade. Ik vond het er stinkend vervelend (ik zwerf liever in het bos). Het leek me een onzekere toekomst voor Alexey en zijn gezin, opnieuw beginnen, als hulpje in de keuken.

De allereerste avond dat Jeva en Alexey mij en Ilona uitnodigden te komen eten in het gastenhuis zei Alexey terwijl hij ons zijn handpalmen toonde: ‘I have hands, I have legs, I want to work.’ In het gastenhuis begon hij onmiddellijk allerlei gebreken te repareren en kapstokken op te hangen terwijl zijn drie jongens – Alexey sprak meestal liefkozend over ‘my tigers’ - de omgeving afstruinden en de heuvels afrolden. Alexey en Jeva wilden duidelijk niet naar Duitsland, de Duitsers die waren te strikt, te afgemeten en gedisciplineerd. (Dit gold overigens ook voor twee andere Oekraïense gezinnen die we te logeren hadden: ze wilden niet naar Duitsland). Jeva en Alexey droomden van Frankrijk of Italië.

Alexey kwam ons huis binnen met wapperende jas, opgewonden. Hij wilde met mij overleggen. Twee opties had hij en hij moest nu kiezen. We gingen aan de keukentafel zitten. Hij had al gekozen, bleek. En niet voor de zekerheid om voor een Italiaans bedrijf te gaan doen wat hij de afgelopen tien jaar al gedaan had en waar hij goed in was. Voor het bedrijf van zijn vader had hij in Italië, Oekraïne, Wit-Rusland, Lithuania, Oezbekistan, Kazachstan en weet ik waar complete luchtverkeersleidinginstallaties gebouwd. Hij had de leiding daarbij, hij had zowel de theorie als de praktijk in de vingers. Bij het opknappen van dingen bij het gastenhuis had ik gezien hoe allround handig hij was.

‘Jaap, als ik het contract teken met de Italianen dan zullen zij mij naar Afrika sturen, naar Libië, Liberia, Ethiopië, naar oorlogsgebieden om te bouwen wat vernietigd is. Ik zal niet kunnen weigeren en maanden weg zijn. Jeva wil dat niet meer en ik ook niet. Jaren heb ik dag en nacht gewerkt in lastige landen en mijn kinderen maanden niet gezien. Ik wil met hen zijn. Bij onze vrienden in Cannes kan ik iets nieuws leren, mijn leven een draai geven. Ik hou van vlees braden en bakken, ik hou van koken. Dit is een enorme kans, een kans die ik zonder de oorlog nooit gehad zou hebben. Ik kan mijn leven veranderen.’

Alexey zat naar me toegebogen met zijn sympathieke ongeschoren hoofd. Hij praatte woest met zijn handen, zijn woordenvloed, gepassioneerd en niet altijd logisch, paste wat mij betreft bij het mediterrane. Ik besefte dat hij als Oekraïner voor het Italiaanse bedrijf een ideale employee zou zijn, één die ze naar alle klotelanden konden sturen waar geen Italiaanse ingenieur naar wenst af te reizen zonder superbonus. De Oost-Europeaan kan je makkelijker directief instrueren dan de West-Europeaan. Hij zou steeds dankbaar moeten zijn dat ze hem ‘gered’ hadden.

‘We vertrekken morgenochtend. Onze vriendin heeft voor ons via de gemeente een appartement gevonden,’ zei Alexey: ‘Als we niet binnen enkele dagen komen wordt het vergeven. Onderweg, morgen, moeten we in Italië papieren voor Jeva’s moeder organiseren. Ze heeft geen paspoort, ze kwam alleen maar enkele dagen naar Kiev om op de jongens te passen en had niets bij zich. We vertrekken om negen uur morgenochtend zodat we nog op tijd zijn om de papieren te regelen.’

Ik was overrompeld. Ik wilde mijn Oekraïners niet kwijt. Bijna iedere avond zaten we bij het vuur. Na een dag schrijven in mijn werkkamer had ik gezelligheid op het Hongaarse platteland, het was perfect voor mij, ik kon Alexey en Jeva opzoeken wanneer ik zin had. Overdag klonk het gelukzalige geluid van kinderstemmen uit het dal. Misha, Gosha en Jenya struinden rond, speelden wild met onze honden, urenlang, onvermoeibaar, en floor hockeyden met de twee kinderen van het Oekraïense gezin dat bij mijn schoonouders onderdak vond en joelden als er gescoord werd. Die gezelligheid op de achtergrond even plezierig als het hitsige getsjilp van verliefde vogels in mei.

De volgende dag was een stralende, strakblauw, de meidoorn begon te bloeien. Beide gezinnen vertrokken. Een laatste snelle kop koffie bij ons op het terras, omhelzingen en toen waren ze weg. Ik wandelde rond over ons terrein, als een oorlogsveteraan die het verstilde slagveld bezoekt. Het was angstvallig stil. Overal zag ik de sporen van de drie jochies: stokken en boomstammen versleept waarschijnlijk als wapens in het gevecht gebruikt en achtergelaten op willekeurige plekken, de deur van een van de aardappelkelders stond wijd open, ze moeten de smalle bakstenen trap de donkerte en spinnenwebben in afgedaald zijn, van de steunberen van de oude koeienstal waren brokken cement afgebroken, ze moeten de steile steunberen beklommen hebben, bij het tennishuisje was het terras gebarricadeerd met stoelen en omgekieperde tafels. Het deed me grinniken - ik hou van wilde kinderen – en maakte me weemoedig. Ik miste de kindergeluiden, alsof mijn eigen drie zonen net het huis verlaten hadden. In de uit het dal waaiende klanken van Misha, Gosha en Jenya hadden de stemmen van mijn eigen kinderen geklonken. Verdomd, ik had een empty-nest-syndroom van het Oekraïense gezin dat vertrok naar een nieuwe toekomst.

Logboek 31: Amsterdam, donderdag 21 april 2022, 16.00 uur

Over het vermoorden van generaals

‘Ik herinner me de pijn en de angst in het gezicht van hen die ik uit de dekking weet te lokken. Ik hoor hun geschreeuw en gegil voor hulp. Ik hoor de angst in de stemmen van de anderen die in dekking zijn gedoken. Ik hoor het beven in hun stemmen. Ik zie de angst in hun ogen. Ik neem de shock waar wanneer mijn kogel door hen heengaat. Het is als de liefde bedrijven met een vrouw van wie je houdt… Je herinnert je alles, ieder detail.’

De Oekraïners claimen dat zij sinds het begin van de oorlog acht generaals en vijftig kolonels uit het Russische leger hebben gedood. Dat aantal is uitzonderlijk hoog en brengt het Russische leger in de problemen. De dood van een reeks hoge officieren is bevestigd door de Russen, onder hen Vitaly Gerasimov, het neefje van een van Ruslands hoogste militairen, Wladimir Petrovich Frolov, Oleg Mityaev, majoor generaal Andrei Kolesnikov en kapitein Andrey Paliy, de vice-commandant van de Zwarte Zee vloot. De gedode Tsjetsjeense generaal Magomed Tushayev, leider van het 141ste gemotoriseerde regiment van de Tsjetsjeense Nationale Garde, gaf leiding aan de moordbrigade die op president Zelinsky werd afgestuurd. Naar Amerikaans voorbeeld hadden alle Tsjetsjenen van de brigade een pak kaarten meegekregen met foto’s van de leden van het Oekraïense leiderschap die uitgeschakeld moesten worden. Magomed Tushayev was een van Ramzan Kadyrov’s trouwe kompanen en eerder in Tsjetsjenië verantwoordelijk voor het martelen en uitmoorden van de LGBTQ-gemeenschap. In de derde dag van de oorlog werd Tushayev tezamen met zijn brigade en zesenvijftig Tsjetsjeense tanks bij Hostomel, een voorstad van Kyiv, door een Oekraïense elite-eenheid in een hinderlaag vernietigd.

Het Russische leger is sterk hiërarchisch georganiseerd, met weinig ruimte voor initiatief of besluitvorming van onderaf. Het Oekraïense leger is getraind om in kleinere, onafhankelijke groepjes te opereren. Volgens The Wall Street Journal heeft Oekraïne een aparte eenheid opgericht om generaals en hoge officieren op te speuren en te vermoorden. De Russische officieren communiceren regelmatig via onbeveiligde radio’s en telefoons waardoor zij gelokaliseerd kunnen worden. Door de lage motivatie onder de gewone soldaten moeten de hoge officieren in het Russische leger zich veel naar de voorhoede begeven waar zij kwetsbaar zijn. De meeste Russische tanks, die zichzelf verraden doordat de bemanning ’s nachts de motor laat draaien om het warm te houden, worden met de Bayraktar drones en Javelins opgeblazen, generaals en kolonels kunnen soms door snipers worden gedood, wat bijvoorbeeld met majoor generaal Andrey Sukhovetsky lukte.

Sean, de voormalige US-marine die ik bij de Oekraïense grens leerde kennen, vertelde me hoe hij steeds voor 48 uur het door de Russen bezette gebied inging om Russen te zoeken en uit te schakelen. Ik vroeg hem hoe dat werkte. Eerder hadden wij gecorrespondeerd over de hertenjacht. Sean is een deerhunter. Ik ken het stalken van herten uit de open heuvels van Schotland waar mijn broers al vanaf hun twaalfde jagen. Je ziet de herten op grote afstand en moet ze dan proberen te benaderen tot het liefst op 150 meter, om goed te kunnen schieten, 200 meter kan ook wanneer je een goed schutter bent, maar de kogel daalt snel – mijn broers gebruiken meestal een buks .270 of .308. Het benaderen is niet makkelijk omdat de herten een erg goede neus en oren hebben. Vooral de oudere hinden zijn scherp en waakzaam.

Ik was benieuwd of het vreemdelingenlegioen ook hielp bij het uitschakelen van hoge Russische officieren en vraag het Sean.

‘Wij hebben vooral ten Noorden van Kyiv gewerkt. Eenmaal heb ik een opdracht gekregen een hoge militair uit te schakelen, alle anderen waren open kansen. We krijgen steeds een lift naar een plek waar bekend is dat de Russen zitten. We gaan het gebied in en worden na 48 uur weer opgepikt op een afgesproken punt. We lopen kilometers om bij de Russen te komen en slaan gewoonlijk kort voordat het donker wordt toe. Ik heb geen nachtkijker maar wel lichtversterking op de buks. Ik schiet met een .308 met een geluidsdemper op een afstand van 500, 600 meter. Ik heb die buks van mijn eigen geld hier in Oekraïne gekocht. We zijn met een goede groep, twee Oekraïners en een Amerikaan die in de internationale beveiliging heeft gezeten. De Oekraïners brengen ons overal naartoe en geven rugdekking, dat er niet een Russische patrouille op ons stuit. Mijn spotter let op de windsnelheid en de afstand en helpt bij het uitzoeken van het doelwit.’ 

‘Ik reis vooral met Oekraïners, ik leef als hen, kleed me als hen. Ik ben niet gemotiveerd door wraak, maar ik kan me voorstellen dat het een rol speelt bij de Oekraïners. Er is geen eer in het Russische leger. De Russen hebben verschrikkelijke dingen gedaan. Het zijn een stel moordenaars, verkrachters en plunderaars. We proberen hen te schieten terwijl ze rondlopen. Ze rennen altijd weg, altijd. Ze hebben nog nooit geprobeerd ons te vinden. Ik richt op de leidinggevende. De sergeanten, de officieren. Die zijn er makkelijk uit te pikken, ze zijn over het algemeen ouder dan de soldaten, gewoonlijk een oude man omringd door een groep jongens. Die schiet ik eerst. Ik richt laag, op de buik. Ik probeer de jochies te sparen, die schiet ik niet als het niet hoeft. Het zijn kinderen, tussen achttien en twintig jaar oud. De kinderen rennen altijd weg.’

‘Ze slaan hun kamp op naast hun tanks, bij de pantservoertuigen en legervrachtauto’s. Wanneer ze rijden schiet ik de bestuurders eerst. Ze rijden altijd met hun hoofd uit de tank stekend. Het maakt zo’n kabaal, ze hebben geen idee waar het schot vandaan komt. Drie dagen geleden heb ik er vier geschoten. We zijn steeds op ons zelf. Het riskante is dat wij geen hulp hebben, geen hulp kunnen oproepen en beperkt zijn in wat we kunnen tillen. We kunnen niet in een groot vuurgevecht raken, dan komen we in de problemen. We hebben een beperkte hoeveelheid munitie en voorraden mee. Na het schot trekken we een thermische deken over ons heen en houden ons stil, voor het geval zij helikopters met speciale optics op ons afsturen. Het deken blokkeert onze infrarood signature. Na enige tijd verplaatsen we ons, meestal een kilometer of twee.’

‘We gaan diep het Russische terrein in en jagen hen schrik aan. We bewegen vooral ’s nachts, we blijven op grote afstand en houden ons stil en verstoppen ons bij daglicht. De nacht is onze vriend. Het is als jagen, alleen op andere prooi. Mijn jachtervaring helpt. Stel je een doof, blind hert zonder reukvermogen voor. Zo is het om Russen te jagen. Het bos is onze vriend. Wanneer we onszelf in vuurpositie brengen bewegen we heel langzaam. Altijd vanuit de dekking, nooit vanuit het open veld. Soms schiet ik vanaf de bovenste verdieping van een hoog gebouw. De geluiddemper helpt, het houdt ons stil en verbergt de vlam van het schot.’

‘Eenmaal ben ik op pad gestuurd om een hoge officier te doden. Er was een plek waar hij gelokaliseerd was. Mijn instructie was het doelwit uit te schakelen indien hij zich zou vertonen. Wanneer hij binnen twee dagen niet zou opdagen kon ik schieten wat ik tegenkwam. Mijn geluk was dat het doelwit zich binnen acht uur vertoonde. We hadden een foto van hem bij ons. Mijn spotter hielp. Ik dacht dat het hem was, maar mijn spotter was honderd procent zeker. Mijn spotter heeft een kijker die 50 keer vergrootte, mijn telescoop vergroot 22 keer. Ik kon vanaf vijftig meter vuren, vanuit de bosrand, heuvelafwaarts. Het was een vooruitgeschoven post van de Russen, een post die zij enkele dagen eerder hadden opgezet. De hoge officier kwam van achter de linies en was alleen ter plaatse om de strategie aan het front te bepalen. Ik weet niet of het een generaal of een kolonel was. Ik ben niet goed in de rangen. Hij was niet in uniform.’

‘Ze hebben mij vannacht gevraagd of ik weer op pad wil als sniper. Ik heb ja gezegd.’

Logboek 30: Amsterdam, 14 april 2022, 23.00 uur

Moderne Spartanen - de verhalen van overlevenden in Bucha

‘Begrijp me Jaap, deze mensen brengen me op mijn knieën. Ik ben een geharde oorlogsveteraan, ik heb in Irak gevochten. Ik heb alles gezien, maar wat ik in deze stad heb meegemaakt heb ik nog nooit ergens meegemaakt. Het niveau van de wreedheid en het lijden is onvergelijkbaar met alles wat ik uit oorlogen ken.’

Ik ben net in Amsterdam aangekomen, het is een heerlijke dag, een gouden voorjaarsdag, de zon weerkaats in het water, de grachten vol met bootjes, mensen op de kaderand neergevlijd, de straten vol fietsers, op de terrassen mensen met hun gezichten naar de zon gedraaid. Op ditzelfde moment regent het in Bucha en zijn politiemensen, burgers en familieleden in de modder op zoek naar vermisten. Moordpartijen worden gereconstrueerd, kuilen worden geopend, lijken uit het grondwater getrokken, foto’s gemaakt, vingerafdrukken genomen, doden geïdentificeerd en wanneer dat gelukt is worden zij herbegraven, soms in aanwezigheid van een klein kluitje familieleden. Tot nu toe zijn er ruim 500 lichamen gevonden, van wie ongeveer 80% direct zichtbaar door geweld is gestorven, vaak door een nekschot. De Russische militairen gingen in flatgebouwen van deur naar deur, schoten die open, voerden de vrouwen af naar de kelder, plunderden de huizen en vermoordden meestal de mannen, af en toe ook niet.

Sean, de voormalige US-marinier die ik bij de Oekraïense grens leerde kennen en met wie ik sindsdien in contact ben, is in Bucha deel uitmakend van het team dat bewijsmateriaal verzamelt van de begane oorlogsmisdaden. Hij maakt foto’s en staat mensen bij. Meestal ’s avonds tegen bedtijd ontvang ik zijn berichten, de verhalen en indrukken die hij denk ik niet goed met zijn vrouw en kinderen kan delen, ik krijg video’s van verwoest Bucha en foto’s met bijschriften van hem samen met overlevenden. Sean ziet er aangegrepen uit, met een slappe hoed op zijn hoofd. ’s Avonds laat vertelt hij mij de verhalen van de overlevenden, waarvan ik er hier twee noteer. Het eerste is een verhaal van vergiffenis. Het tweede verslag is wreed. Wie daar niet goed tegen kan, kan de rest van dit logboek beter overslaan.

‘Ik weet niet wat haar naam is. Iedereen noemt haar Baboeshka, wat grootmoeder betekent. Zij is 97. Ze woonde alleen, haar man stierf vijftien jaar geleden. Hij was een veteraan uit het Sovjetleger, hij diende vijfentwintig jaar. Ze woonde in het huis dat zij samen 55 jaar geleden bouwden. Het huis werd vernietigd door een Russische tank. Baboeshka werd onderuit het puin getrokken, al haar bezittingen, alles wat zij in een leven had opgebouwd, vernietigd, maar zij leefde nog. Ze heeft zelfs geen foto meer van haar man, noch van haar enige zoon, die eveneens in het Sovjetleger diende en in Afghanistan stierf. Hij was een helikopterpiloot en werd gedood door een Amerikaans wapen, een Stinger door de Amerikanen aan de Muhadjeen geleverd. Dat weet zij en toch kust zij mij op beide wangen ter begroeting en zegt me dat ik mij geen zorgen hoef te maken, dat ze het mij niet kwalijk neemt. Baboeshka constateerde dat God nog van haar hield omdat ze nog altijd in leven was. Ze wenst te voorkomen dat haar hart door haat vertroebeld zal zijn op haar sterfdag. Ze vergeeft de Russen wat ze hebben gedaan, ze kan hen vergeven omdat ze weet dat zij zich op een dag voor God zullen moeten verantwoorden.’

*

‘Dit is Julia. Het metaal dat ik in mijn handen hou is een stuk van de Russische raket of bom die haar huis vernietigde. Haar man was een gewoon militair in het Oekraïense leger, hij vocht buiten Mariupol, in een poging de stad van buiten te bevrijden. Hij had verlof en kwam naar huis om tijd met zijn vrouw en zesjarige dochtertje door te brengen, vijf dagen voordat de Russen Bucha innamen. Nadat hun huis was vernietigd probeerden zij te vluchten. Hun auto werd gestopt door Russische soldaten en ze werden opgepakt. In de auto lag zijn uniform. Ze werden alledrie meegenomen en in een kamer vastgebonden. Voor de ogen van Julia en haar dochtertje werd haar man gemarteld. Ze sneden zijn vingers af en stopten die in de mond van het meisje. Daarna probeerden ze het zesjarige meisje te verkrachten. Julia vertelde dat ze haar dochtertje van voren wilden verkrachten. De dochter gilde het uit. Het lukten de soldaten niet, toen hebben ze haar van achteren verkracht, drie man.

Ze waren met z’n drieën in die kamer. Haar man, verminkt door de martelingen, moest nadat hij had moeten zien hoe zijn dochtertje voor zijn ogen was verkracht vervolgens machteloos toezien hoe Julia werd verkracht, dagenlang, door de ene Russische soldaat na de andere. Soldaten kwamen, verkrachtten haar en sloegen haar man, de vader van hun dochtertje, net zolang tot hij bewusteloos was, steeds opnieuw. Uiteindelijk, toen het tijd werd voor de Russen om verder te gaan, kwamen ze de kamer in, schoten haar man door het hoofd en vertrokken.

Het duurde een week voordat Julia kon lopen. Het meisje moest gehecht worden. Haar moeder zei dat het een zegen is dat zij zo jong is. De artsen zeggen dat het meisje okay zal zijn. Ze zal op een dag kinderen kunnen baren. Als ze iets ouder was geweest zou ze als vrouw geruïneerd zijn. Ik heb Julia geen vraag gesteld, ik heb haar laten spreken. Ze sprak goed Engels en kon uitleggen wat haar gezin was aangedaan. Ondanks dit alles Jaap, was zij in staat om mij te omhelzen. Ze was in staat haar armen om een man te leggen, haar hoofd tegen mijn schouder te laten rusten en me te bedanken dat ik gekomen was.

Wat hier gebeurd is, gebeurt overal in Oekraïne. Ik weet niet of we hier iets kunnen stoppen. Deze mensen hebben een bovenmenselijke kracht, een kracht zoals ik in mijn hele leven nog niet tegengekomen ben. Hun veerkracht is onmetelijk. God leeft waarachtig in deze mensen. Ik ben geen held Jaap. Deze mensen zijn helden. En het ongelooflijke is, Julia en haar dochter kunnen nog lachen. Ik weet niet hoe. Maar ze kunnen het. Dit land is ongelooflijk. Deze mensen zijn ongelooflijk. Ik zal hen respecteren tot de dag dat ik mijn graf inga. De hallen van Walhalla zijn gevuld met Oekraïners. Het zijn de moderne Spartanen.’    

Op 18 april 2022 heeft Wladimir Poetin de 64ste gemotoriseerde brigade van het Russische leger met de titel ‘Garde’ beloond, traditioneel een eerbewijs gereserveerd voor de meest capabele en heldhaftige troepen. Enige dagen eerder viel de 155ste marine brigade eenzelfde eer te beurt. Dit zijn de twee brigades die in Bucha opereerden.

Logboek 29: Boedapest, café Zsivágó, zondag 10 april 2022

God riep me

Het vreemdelingenlegioen I

In Cafe Zsivágó in Boedapest zit ik met mijn achterhoofd tegen een samowar en lees de Whatsapp berichten van Sean. Ik ontmoette hem bij de grenspost van Medyna. Hij was op weg om zich aan te sluiten bij het Oekraïense Vreemdelingenlegioen. Dit legioen werd in 2014 opgericht door een voormalige officier uit het Georgische leger, Mamuka Mamulashvili, om het voor buitenlanders mogelijk te maken in Donetsk en Luhansk tegen de separisten en vooral de Russen te vechten. Daar waren in de afgelopen acht jaar al 14.000 buitenlandse strijders actief. De wervingsoffcieren van het Oekraïense leger hebben daardoor ervaring hoe avonturiers en mentaal labielen van serieuze militairen te scheiden. Naar schatting zijn er nu ongeveer 20.000 buitenlandse strijders in Oekraïne, waaronder Georgiërs en Bellarussen. 

Sean droeg bij die ontmoeting zwarte thermokleding en een kogelvrij vest waar een potlood met een gummetje uitstak. Twee rugzakken met zijn spullen zaten in een winkelwagentje. Hij had een geharde maar sympathieke uitstraling, een kin die twee dagen niet geschoren was, lichte wallen onder de ogen. Nog voor hij begon te spreken wekte hij de indruk een serieuze man te zijn, niet een romanticus die in Oekraïne op een ondoordacht avontuur kwam. Hij is getrouwd en heeft dochters van 24 en 22 jaar oud en een zoon van 12 jaar. In Alabama heeft hij een grasmaaibedrijf. Hij besloot naar Oekraïne te gaan was toen het ziekenhuis in Marioepol werd gebombardeerd en hij de beelden zag van doden en zwaargewonde kinderen en moeders. Vanaf dat moment is hij de Oekraïense ambassade en consulaten in de Verenigde Staten gaan e-mailen. Binnen twee dagen kreeg hij antwoord en werd hij ondervraagd over zijn militaire ervaring. Uiteindelijk is hij op eigen kosten naar Polen gevlogen en met de trein naar de grens gekomen.  

Het duurde een week voordat ik van de voormalige US-marine hoorde. Medyna is een van de grensovergangen waar veel Amerikaans militair materieel, ingevlogen naar het nabijgelegen vliegveld van Rzeszów, Oekraïne binnenkomt. Het is niet uitgesloten dat daar mensen rondhangen die voor het Kremlin noteren wat zij zoal voorbij zien komen. Het leek me logisch dat Sean mij met wantrouwen zou bekijken, zo’n vreemdeling – notabene gearriveerd met een auto met een Hongaars kenteken, nu toch wel dé plek van waaruit te opereren voor de FSB en de SVR RF - die toevallig zijn pad kruist en hem vervolgens de oren van het hoofd vraagt. Maar van het begin af aan was hij aardig en mededeelzaam, helemaal nadat we over de jacht hadden gesproken. Sean bleek een deerhunter net als mijn broers, vader, grootvader, ooms en neven. Ik stuurde een foto van mezelf met mijn zonen in Hongarije in de winter op fazantenjacht in de heuvels, een gewapende wandeling in de vrieskou waarbij we zes of zeven uur lopen en twee of drie fazanten schieten, die plukken en dezelfde avond opeten. Op de foto zien we eruit als een groep slecht bewapende partizanen, als de avonturiers die men niet wil hebben, met hagelgeweren en bontmutsen. Dat ik net als Sean uit een familie van jagers kom en die wereld goed ken brak definitief het ijs. We spraken af dat hij mij op de hoogte zou houden van zijn ervaringen in Oekraïne, zonder locaties of details te delen die hem of anderen in gevaar kunnen brengen. Sindsdien stuurt hij me bijna dagelijks berichten, waar ik verslag van zal doen. Aanvankelijk zag het er slecht uit, vooral wat bewapening betreft, later draait dat bij.

 

‘In trainingskampen wordt het kaf van het koren gescheiden. Voor het grootste deel weten ze de weinig ervaren of slecht getrainde strijders eruit te wieden. Deze worden terug naar de grens gereden, ze worden bedankt en daar achtergelaten. Dat is ongeveer dertig procent van alle aanmeldingen voor het legioen. Het grootste probleem zijn mensen met problemen thuis, of niets om voor naar huis te gaan, en mensen die met een depressie kampen en dit conflict gebruiken om suïcide te plegen. Een van de legionairs die ik ontmoette weigerde om die reden nog naar het front te gaan, omdat er veel te veel van dat soort mensen bij het legioen zitten. Er zijn Amerikaanse en Britse troepen, Canadezen en zelfs enkele Japanners. Dat is de meerderheid van de goed getrainde mensen. Meestal zijn ze hier in groepen gekomen en laten geen buitenstaanders toe in hun sub-unit, Engelssprekend of niet, goed getraind of niet, maakt niet uit. Zelfs deze groepen krijgen maar gelimiteerd wapens, en zijn tot hun chagrijn, grotendeels ineffectief.

Ik hoor geen goede dingen over het legioen van een Amerikaan ter plekke in Kiev. Hij zegt dat buitenlanders niet de juiste spullen krijgen om zich te beschermen en dat ze op onmogelijke missies worden gestuurd. Ze krijgen geen communicatiemiddelen in het veld en hebben geen mogelijkheid tot het oproepen van steun wanneer ze in problemen komen. Hij weigert op die manier nog in de frontlinie te vechten. Het legioen krijgt niet eens een volledige gevechtshoeveelheid munitie mee. Ik hoorde van een andere legionair dat ze op patrouille werden gestuurd in een gebied met tanks zonder anti-tank wapens.

Ik moet uitvinden of het klopt, maar geen goed nieuws wanneer ze willen dat buitenlanders komen helpen vechten. Ik hoorde dat velen hier arriveren met fantastische ideeën over ongelimiteerde wapens en munitie met de verwachting dat ze onmiddellijk aan het werk konden om met de Russen te vechten. Maar wanneer zij het overschot van de AK-47’s krijgen die onder de roest zitten en niet recht schieten dan worden zij ontmoedigd en vertrekken. Dat heeft de legionairs de naam bezorgd onbetrouwbaar te zijn, waarin de Oekraïners weer meer reden zien hen de goede wapens te onthouden. Het legioen is weinig effectief door deze vicieuze cirkel van wederzijdse teleurstelling.    

Er is geen gebrek aan wapens. Magazijnen volgestouwd, donaties van Amerika, Duitsland, Frankrijk, Engeland, allemaal top-wapens. Ze hebben meer Javelins dan soldaten die ze kunnen afschieten. Ze zitten op een berg wapens die ze maar deels gebruiken, het ontbeert aan troepen met ervaring in anti-pantser en infanterie formaties. De Oekraïense militairen zijn goed in verdedigen, maar het ontbreekt aan kennis over hoe effectief aan te vallen. Wij, de buitenlanders, zijn daarin getraind. We weten allemaal hoe tanks uit te schakelen. Het is een hoofdbestanddeel van onze militaire doctrine. We zijn sinds de Koude Oorlog daarin opgeleid. Een basale infanterie-eenheid dekt de anti-tankeenheid terwijl zij toeslaat. De Oekraïners hebben in het legioen de best getrainde anti-tank militairen ter wereld en ze geven hen een buks en 30 stuks munitie. Het is jammerlijk, voor iedereen. Een getraind strijder zonder de juiste wapens kan net zo goed in de keuken gaan helpen. We zijn hier gekomen om te vechten, niet om als schietschijven te dienen.

Het moment dat ik besloot te komen was in de tiende dag van de oorlog. Een ziekenhuis waar vrouwen bevielen was met opzet aangevallen. Een aanval op de heilige zwangere vrouw, iemand die wij geleerd hebben te aanbidden en te respecteren als de schenker van leven. Dit was voor niet alleen een misdaad tegen de menselijkheid, het was een misdaad tegen God. Zijn stem schreeuwde luid dat ik iets moest doen. Zo ben ik hier gekomen. Ik kon niet langer machteloos toekijken. God riep me.’

Logboek 28: Somogy, donderdag 7 april 2022

De één gaat naar Oekraïne om Russen bevechten, de ander om surprise-eieren uit te delen.

Vorige week ging ik in een huurauto door Slowaakse dennen- en berkenbossen, alsof ik niet in Europa was, maar door Montana reed, eindeloos lege natuur. Slowakije is het perfecte decor voor een Quentin Tarantino film, met idiote beeldhouwwerken, leegstaande winkels en blokflats in afgelegen dorpen en communistische nostalgie, inclusief tanks op betonnen sokkels ter herinnering aan veldslagen uit de Tweede Wereldoorlog. Bij de grens van Polen verandert de natuur niet, maar zie ik eindelijk weer eens nonnen op straat, met zwarte kappen. En de huizen veranderen: brede lage gevallen en prachtige oude blokhutten. Pas laat en kortstondig is dit gebied door het Habsburgse rijk ingelijfd, anders hadden die houten huizen niet gemogen. Keizerin Maria Theresia vaardigde een wet uit, tenminste in Hongarije (en in Slowakije dat destijds gewoon nog Hongarije was), dat huizen van steen of leem gebouwd dienden te worden.

Het is aan het eind van de middag wanneer ik bij de grenspost van Medyka arriveer. Het is een enorm tentenkamp, er staan stadsbussen en foodtrucks. Er zijn cameraploegen en stoere Poolse militairen in camouflagepakken die het verkeer regelen en de vluchtelingen bussen in helpen. De bussen gaan naar twee plekken, een lege school in Prezemysl waar slaapplekken zijn en een verlaten supermarkt van Tesco met tweeduizend noodbedden. De opvang bij de grens is werkelijk grandioos georganiseerd, een lange straat met een bocht erin en aan weerszijden tenten van hulporganisaties met kramen uitpuilend van de waar.

Een reusachtige verwarmde tent met op de zijkant geschreven ‘Taking down the Chinese communist party is the only way to save humanity’ is het eerste wat ik zie. De United Sikhs met de slogan ‘Recognize the Human Race as One’ hebben prachtige lange baarden en tulbanden en bakken goede kronkelfrietjes (welke tegen middernacht mijn diner zullen vormen). De World Cental Kitchen deelt dikke soep, sinaasappelen en paaseieren uit. De Jewish Agency for Israël heeft de stand het dichtst bij de grensovergang. In de legertenten van Mission Ukraine ruikt het naar palinka en hangen kogelvrije vesten langs de tentwand. Cadena biedt een kraam met kleurpotloden en kinderspeelgoed. Bij SEWA International kunnen tientallen telefoons tegelijkertijd worden opgeladen en bij het Poolse Rode Kruis barst men uit de voegen van de medicijnen, het wc-papier en hand-sanitizer. Er is een aparte tent voor de opvang van huisdieren. Om mij heen hoog gestapelde pakken maandverband, flessen water, blikken melkpoeder en bergen oude kleren, her en der staan mobiele wc’s, het gezoem van generatoren klinkt alom, een mollige man van Acts of Mercy manoeuvreert een vette quad tussen de mensen door, een uitgeputte moeder steunt op de kinderwagen die zij voortduwt richting het Westen, de zon kleurt de hemel roze als een suikerspin.

Het is allemaal overweldigend, zelfs voor mij. Hoe moet het zijn voor de mensen uit afgelegen dorpen in de provincie Zaporizja, mensen die bombardementen ontvlucht zijn, uit schuilkelders gekropen, vluchtend voor hun leven, ineens in deze kleurrijke bazaar terechtkomen waar alles gratis is en waar, tenminste de uren dat ik er was, de hulporganisaties onderling strijden om hun empathie en geschenken over de vluchtelingen uit te strooien. Eigenlijk, als ik eerlijk ben, weet ik niet goed wat ik hier precies kom doen. Bij de Hongaars-Oekraïense grens was ik eerder om een familie te halen, hier ben ik omdat ik in de buurt moet zijn, in Rzeszów, en wilde zien of het hier erg verschilt van de situatie aan de Hongaarse grens. Wanneer ik twee keer door de hulpverlenersstraat ben gelopen - de ene kant op plukjes vluchtelingen, de andere kant op hulpverleners - heb ik het gezien. Ik voel me een beetje een ramptoerist.

Ik sta op het punt door te gaan naar Rzeszów wanneer ik op mijn rug wordt getikt en gevraagd of ik vannacht wacht wil lopen. Een lange, ongeschoren jongen met zijn haar in een staartje vraagt het. Om hem hangt de zure lucht van iemand die al enige tijd in dezelfde kleren loopt.

‘Hoezo?’ vraag ik.

‘De zigeuners. Ze komen ‘s nacht tussen één en zeven en roven het hele kamp leeg. Het is echt godgeklaagd, een zwerm, ieder nacht weer.’

In vijf minuten tijd licht hij op Amerikaanse wijze zijn doopceel. De sympathieke hippie is in de tweede week van de oorlog oorlog zonder plan in New York op een vliegtuig gestapt om vluchtelingen te helpen en is na drie weken vrijwilligerswerk al zover geïntegreerd dat hij net zo onomwonden over zigeuners spreekt als de gemiddelde Oost-Europeaan. Ik vertel hem dat ik op doorreis ben en helaas geen wacht kan lopen om te vermijden dat de zigeuners er met de chocoladerepen en pakken maandverband vandoor gaan.

Even later vertelt Andrea, een Mexicaanse van een Mexicaans-Joodse hulporganisatie dat ze het hier het ‘United Nations Festival’ noemen. Het heeft inderdaad dezelfde opgetogen, verbroederende sfeer. Ze legt me ook uit dat, als ik dat wil, ik Oekraïne in kan met één van de hulpverleners. Zij steken regelmatig de grens over om voor de lange rijen vluchtelingen aan de Oekraïense kant het wachten in de vrieskou dragelijker te maken met het uitdelen van dekens, soep, koffie en wat al niet meer. De hulpverleners hoeven niet achterin de rij aan te sluiten en hebben een aparte pad om terug naar Polen te komen. Ik sluit me aan bij een stel Britten, krijg een legerrugzak die ik mee moet nemen, help een reusachtige pan soep in een winkelwagen te tillen en raak dan de groep Britten kwijt doordat ik op zoek ben naar mijn mobiel.

Uiteindelijk ga ik alleen Oekraïne in en kom in het douanegebouw een Amerikaan tegen, Sean, een US-marine. Hij is op eigen gelegenheid vanuit Alabama gekomen om tegen de Russen te vechten. Ik haal mijn notitieboekje tevoorschijn en begin hem onder het felle licht van het douanegebouw te interviewen. Dat noteren is niet snugger van me, want er zitten twee Oekraïense militairen op een paar meter van ons en die hebben de pest aan journalisten en schrijvers. In hun enthousiasme kunnen ze weleens te veel prijsgeven. Een militair komt naar ons toe. Ik frommel mijn notitieboekje snel weer weg, het interview is afgelopen. Strijder Sean belooft contact met mij te houden. Ik ga de grens over, ik ben in Oekraïne.

De toeloop van vluchtelingen na de explosies in Lviv valt mee. Een horde mensen staat dicht op elkaar in het donker. Vlak ernaast tafels met de gaarkeuken van de hulporganisaties. Het valt me op dat haast niemand uit de rij stapt om al het gebodene lekkers te halen. Niemand wil z’n plek naar de grens verliezen. Ik vind mijn Britten terug. Zij hebben een winkelwagen met zakken snoep en surprise-chocolade-eieren. Ik neem armen vol en ga de rij in. Sommige mensen zeggen ‘Thank you’, de meesten spreken geen enkel woord Engels. In de rij vrijwel alleen bejaarden, vrouwen, kinderen, een enkele tienerjongen. Er is een jong meisje met dikke kuiten en niets anders bij zich dan twee vioolkisten. Een oude vrouw met een boodschappentas in haar hand. Ik vraag mensen waar ze vandaan komen. Uit de provincies Dinipro, Zaporizja, Zhytomyr, niemand uit Kiev. De grotestadsmensen zijn eerst gevlucht, nu volgen de bewoners uit de provincie, uit stadjes en dorpen.

De Russen sturen in veroverde steden vrachtauto’s met voedsel dat met bombarie wordt uitgedeeld, de plaatselijke bevolking weigert het aan te nemen. Men moet Russen of separisten uit Donetsk met bussen aanvoeren om opnames voor het Russische avondjournaal te maken en te tonen hoe blij de Oekraïners zijn met de komst van de bevrijders. Het is moeilijk van de zakken snoep af te komen, een soort winegums zitten erin, ik onderga hoe lastig het kan zijn als zelfbenoemd mecenas op te treden. Veel mensen willen het niet, een enkel kind neemt het dankbaar aan. Ik voel me absurd en oppervlakkig en ook iets van een oplichter, met mijn armen vol snoep en surprise-eieren. Is dit wat ik, wat wij, deze mensen te bieden hebben? Moeten we niet iets constructievers doen? Zorgen dat zij de oorlog winnen bijvoorbeeld?

Logboek 27: In de trein van Boedapest naar Dombóvár, 6 april 2022

De leer van de mitrailleurwagen

Het doodgewone pope- en assesorenrijtuig kwam door een gril van de burgeroorlog van pas en is een vervaarlijk en wendbaar strijdmiddel geworden, het heeft voor een nieuwe strategie en een nieuwe tactiek gezorgd, het bekende aanzien van de oorlog vervormd en helden en genieën van de mitrailleurwagen voortgebracht. Zoals de door ons vernietigde Machno, die van de mitrailleurwagen de spil gemaakt had van zijn geheimzinnige en listige strategie, die de infanterie, de artillerie en zelfs de cavalerie had afgeschaft en die logge kolossen had vervangen door driehonderd op open wagens geschroefde mitrailleurs. Zo was Machno, veelzijdig als de natuur.’ Dit schreef Isaak Babel in de zomer van 1920 over de oorlog in Oekraïne tussen het Rode Leger en de Poolse cavalerie: ‘Het is moeilijk zo’n leger te vernietigen, ondenkbaar het in het nauw te drijven. Een mitrailleur begraven onder een hooischelf, een mitrailleurwagen weggezet in een boerenschuur, dat zijn geen gevechtseenheden meer. Die verborgen punten, veronderstelde, maar ongrijpbare componenten, leveren opgesteld de structuur van een recent Oekraïens dorp op: woest, opstandig en inhalig. Machno maakt zo’n leger, met in alle hoeken en gaten verstopte munitie, binnen een uur gevechtsklaar, het demobiliseren ervan kost nog minder tijd.’

Nestor Machno, een Oekraïense boerenzoon uit de provincie Zaporizja die een eeuw geleden met zijn anarchistische strijdkrachten werkelijk iedereen – de Habsburgse en Duitse troepen, het leger van de Hetman, de Witrussen, het Rode Leger - bevocht die Zuidelijk Oekraïne probeerde te bezetten, is de uitvinder van de hier bezongen mitrailleurwagen of Tachanka. De wendbaarheid, de verstopbaarheid en het verrassingseffect van dit wapen maakte het ideaal voor guerrilla-oorlog, zoals de nieuwe generatie antitankwapens en Javelins dat nu zijn tegen de Russische colonnes. Op Telegram kan je filmpjes zien hoe kleine groepjes Oekraïense militairen door kale bossen en sloten richting Russische tanks sluipen en dan één of meerdere Javelins afvuren. Dezelfde oorlogsvoering als Machno’s mitrailleurwagens – snel, wendbaar en verrassend – maar niet bestand tegen een breed front met luchtsteun.

Langs mij trekt het eindeloze vlakland van het Karpaten bekken. Ik zit in de trein naar Dombóvár. De akkers zijn geploegd en vlak getrokken voor de zomergewassen. Spoedig zal maïs, zonnebloem en luzerne worden ingezaaid. Zwarte aangeharkte zaaibedden zo ver het oog strekt met lichte vlekken als haar waar de kleurspoeling is uitgegroeid. Meidoornstruiken bloeien zacht wit. Een magere haas rent zigzaggend met de oren in de nek weg voor de trein. Langs sloten en beken, op natte stukken en op hellinkjes en heuvels zijn bossen, zonder blad nog. Soms passeren we de achterkant van een dorp met lage boerenhuizen, in de achtertuin alles opgeslagen wat ooit nog eens van pas zou kunnen komen. Ella, de barista uit Kharkov, zei dat de Hongaarse dorpen precies op haar dorpen in de Oekraïne leken. Een tijd geleden reed ik van Kiev naar Odessa en zag hetzelfde landschap, alleen in het oneindige.

Oekraïne is 14,5 keer zo groot als Nederland. In het uiterste Westen, waar de Karpaten liggen, is het bergachtig, de glooiingen lopen uit richting Kiev, verder is het land behoorlijk vlak. Ik kan me voorstellen dat Poetin heeft besloten zich uit het Noorden terug te trekken en zodra de akkers door de zon opgedroogd zijn met meer materieel terugkeert. Doordat de aarde niet meer bevroren is zakken de Russische tanks die uitwaaieren over de akkers van de provincie Chernihiv en Kiev diep weg in de zwarte modder. Ze zijn veroordeeld tot het asfalt, waar de mobiele, in kleine groepjes opererende Oekraïense militairen en vrijwilligers hen in hit & run acties van de weg blazen.

Poetin is niet een man die ervan houdt te verliezen en ook niet een die om een mensenleven meer of minder maalt. De lijken met op de rug gebonden handen van burgers in de straten van Bucha hebben de Europese politici verongelijkt doen roepen om onderzoek en strengere sancties. Het is werkelijk een grap, ware het niet zo gruwelijk. Zal Poetin zich daar iets van aantrekken? Nee, natuurlijk niet. En sancties? Zolang we honderden miljoenen per dag betalen voor Russische olie en gas financieren wij de moord en verkrachting van een volk.

Ik kots van de hypocrisie van Europese politici en iedereen die zegt ‘dit nooit weer’. Dat spreken voor de bühne. In de Oekraïense schuilkelders is de term ‘Macronist’ ontstaan, voor iemand die alleen mooi praat en niets werkelijk doet. Het komt erop neer dat we ons eigen comfortabele leven uiteindelijk belangrijker vinden dan een grootschalige moordpartij in Europa, de scheuren in het stuc van duizenden Groningse huizen wegen zwaarder dan een veelvoud aan vermoorden en verkrachten. Ik maak mij geen enkele illusie, deze oorlog zal alleen eindigen wanneer Poetin hard wordt aangepakt. Alleen het sturen van zware wapens zal ons, dankzij de ongekend dappere Oekraïners kunnen redden. De wapens die zij nodig hebben om de Russen het land uit te drijven. Met mitrailleurwagens en stingers alleen redden de Oekraïners het niet.

Logboek 26: Bratislava, dinsdag 29 maart 2022, 18.00 uur

Tussen Oost en West

Al vrij lang heb ik de heimelijke overtuiging dat Gábor Bethlen (1580-1629) het grote voorbeeld voor Victor Orbán is. Het is deze prins van Transsylvanië die hij probeert na te doen. Een prins die grote welvaart voor Transsylvanië bracht en een meester was in balanceren tussen Oost en West, tussen Constantinopel en Wenen.

Spoedig zal het 500 jaar geleden zijn dat het eeuwenoude koninkrijk Hongarije door sultan Suleyman bij de slag van Mohács (1526) haar onafhankelijkheid verloor. Midden-Hongarije inclusief Boedapest werd bezet door de Ottomanen, het Noorden van Hongarije – waaronder wat nu Slowakije is – bleef soort van vrij, onder Habsburgse bescherming met Pozsony, het huidige Bratislava, als tijdelijke hoofdstad voor het geamputeerde rijk. Ik ben even in Bratislava en wat je aan imposante oude gebouwen ziet is voornamelijk Hongaars, gebouwd door de magnaten, namen van de mensen die wij op feestjes in Boedapest treffen: Zichy, Esterházy, Pálffy, Dessewffy. Zachtgele en witte paleizen, nu in gebruik als overheidsgebouwen, met parken omringd door hoge muren met daarop om de vijftien meter een fraaie, uit steen gehouwen vaas.

Na de verloren slag van Mohács werd het bergachtige Transsylvanië en het laagland van Partium een semionafhankelijk prinsdom onder de sultan in Constantinopel. Transsylvanië moest belasting afdragen aan de Porte en de sultan had het vetorecht bij de benoeming van de prins van Transsylvanië, deze werd door de edelen uit hun midden gekozen. Wanneer de prins of de edelen iets deden wat de sultan niet beviel stuurde hij de Krim-Tartaren op strafexpeditie Transsylvanië in om, ter educatie van de Transsylvanen, te moorden, verkrachten en roven. Dit is ongeveer, stel ik me voor, het model dat Poetin, aan de vooravond van de oorlog, voor ogen stond met Oekraïne. Een leider naar zijn keuze, belastingheffing en opvoedkundige strafexpedities vanaf de Krim bij eventueel afwijken van het door Moskou gewenste gedrag.

Transsylvanië moest als semionafhankelijke prinsdom van 1570 tot 1711 balanceren tussen de Ottomanen en de Habsburgers, want ook die probeerden daar invloed uit te oefenen. De Transsylvaanse edelen waren in overgrote meerderheid protestants met ongeveer hetzelfde motto dat wijder verspreid was in Europa in die dagen, en van belegerde stadswallen in Holland geschreeuwd werd: ‘liever Turks dan Paaps’ (‘liever Turksch dan Paupsch’). 

De prinsen van Transsylvanië probeerden zo min mogelijk belasting af te dragen, zoveel mogelijk vrijheid te verwerven zonder dat die nare Krim-Tartaren, die brandschattende hordes, op hen afgestuurd werden. Gábor Bethlen was daarin een meester. Hij was een verlicht despoot en bracht een grote periode van welvaart en feesten. Hij ontwikkelde mijnen en industrie in Transsylvanië, was een mecenas van de kunsten en beschermheer van de calvinistische kerk. Bethlen nationaliseerde grote delen van de buitenlandse handel en zette een netwerk op van agenten die voor vaste prijs producten inkochten en met winst in het buitenland verkochten. Een gewiekst zakenman.

In West-Europa is men er dol op Victor Orbán als het kwaad zelve af te schilderen en vergeet dat hij voor Hongarije en de Hongaren een serie goede dingen heeft gedaan (de afwikkeling van de persoonlijke schulden die honderdduizenden slecht ingevoerde Hongaren in buitenlandse valuta waren aangegaan, het naar beneden brengen van de torenhoge schuld van de staat, de verplichting dat een bepaald percentage van de artikelen in de supermarkt uit Hongarije afkomstig moet zijn en tenslotte, omstreden natuurlijk, de lage prijs voor Russisch gas).

Orbán is de enige in zijn gezin die lid is van de calvinistische kerk (ik ben niet erg ingevoerd in deze zaken, maar ik geloof dat de gereformeerde kerk in Hongarije milder is dan de Nederlandse gereformeerde kerk, meer in de richting van de ‘Samen op Weg kerken’), de rest van de familie is katholiek. Hoe diepgeworteld Orbáns religieuze gevoel is kan ik niet peilen, maar feit is dat hij zich heeft bekeerd tot dezelfde kerk voor welke Bethlen zich inzette onderbouwt mijn stelling. Met veel ander zaken kopieert hij Gábor Bethlen, als nieuw verlicht despoot van Hongarije. Ook Orbán is een gewiekst zakenman, werpt zich op als een mecenas van de kunsten, dat wil zeggen van de kunsten en kunstenaars van zijn eigen voorkeur, en als beschermheer van het voetbal. Maar het allermeest lijkt hij op Bethlen wat betreft het balanceren tussen Oost en West.

Sinds ik in Hongarije woon volg ik het dagelijkse nieuws wat minder, ik ben gaan beseffen dat geopolitiek uiteindelijk de werkelijk beslissende factor is en kijk meer naar de grote, historische lijn. Buiten het dagelijkse geharrewar is van belang, want richting bepalend: de verhuizing van het hoofdkwartier van de Russisch geleide International Investment Bank van Moskou naar Boedapest. De medewerkers van deze bank, die ook wel wordt gezien als een groot kantoor voor de Russische inlichtingendienst (het is voor het eerst dat een dergelijk Russisch gedomineerd instituut zich vestigde in een NAVO-land), hebben diplomatieke onschendbaarheid. Daarnaast de Russische betrokkenheid bij de kerncentrale van Paks, de Hongaarse afhankelijkheid van Russisch gas en olie en tenslotte de geplande vestiging van een campus voor de in Shanghai gevestigde Fudan Universiteit in Boedapest voor zesduizend studenten, een centrum voor Chinese research in het hart van Europa. Voor mij voelen al deze keuzes tezamen als verraad. Zelensky vraagt Orbán kleur te bekennen, hij kan niet door blijven gaan Gábor Bethlen na te apen, en moet kiezen tussen Brussel (en Washington) of Moskou (en Beijng), alleen al omdat hij niet de militaire macht heeft waarover Bethlen beschikte.

 

Vorige week was ik bij Laci, de marmerboer die enkele dorpen verderop gevestigd is. Hij is afkomstig uit Transsylvanië, uit Marosvasárhely. Al 20 jaar lang kom ik af en toe bij hem wanneer ik steen nodig heb. Hij heeft oude partijen marmer van niet opgehaalde keukens en badkamers. Voor 100 euro laad ik de achterbak van de Landrover volledig vol met Carrera marmer-platen die al jaren bij hem in weer en wind achter op zijn terrein liggen. Laci wilde mij de lavendel-plantage tonen die hij bij zijn huis heeft aangelegd. (Goeie combinatie, marmer en lavendel.) Op weg er naartoe, over een stoffige kronkelende gruisweg tussen weilanden en bossen, kwamen we te spreken over politiek. Hij bleek me een partij anti-Amerikaans. Overal waar de Amerikanen komen is het oorlog. De oorlog in de Oekraïne was de schuld van Zelensky, maar vooral van de Amerikanen. Poetin was ook niet helemaal goed, maar vergeleken bij de Amerikanen toch een soort engel.

Ik besloot dit wereldbeeld, zo anders dan het mijne, bij drie intelligente Hongaarse vrienden te verifiëren. De eerste, een aanhangster van de socialisten en tegenstander van Fidesz, was er toch wel mee eens dat het vooral de Amerikanen waren die in deze oorlog iets te verwijten viel, met hun NAVO toetreding-beloftes en veel te grote aanwezigheid in Oekraïne. De tweede, die zowel de socialisten als Fidesz haat om hun leugens en corruptie, zei dat de Hongaren lafaards zijn en dat Orban praatjes om buiten de oorlog te blijven erin gaan als koek: ‘Hij werpt zich op als vredestichter, als hoeder van de Hongaren, die als staatsman Hongarije buiten de oorlog weet te houden. De oorlog wordt gepresenteerd als een gevecht tussen Amerika en Rusland, waar de Oost-Europeanen de dupe van worden. Iedereen is benauwd het luxeleventje dat opgebouwd is sinds de val van de Muur weer kwijt te raken. Orbán gaat de verkiezingen dik winnen, als hoeder van de vrede voor Hongarije, ik vrees dat hij de tweederde meerderheid weer zal behalen.’

Als laatste sprak ik Aron, een vriend wiens oordeel ik hoog aansla, hij heeft psychologie gestudeerd, hij houdt van Fidesz noch van de socialisten en heeft een afkeer van de machtswellust en de gruwelijke corruptie van beide groepen, zoals ieder weldenkend mens, maar bij hem ontbreekt het schuimbekkende dat zich bij vrijwel iedereen openbaart, zowel in Hongarije als in West-Europa, zodra het over de Hongaarse politiek gaat. Er zijn weinig mensen die er met een zekere distantie naar kijken, iedereen heeft onmiddellijk een uitgesproken mening klaar, gekopieerd uit de media, Aron is een van de schaarse uitzonderingen – een verademing.

Ik zei: ‘Aron, wat denk jij, zijn er veel Hongaren die willen dat Trans-Karpatië terugkeert naar Hongarije?’ Het is mijn angst dat wanneer Poetin de oorlog wint hij Trans-Karpatië dat tot het Verdrag van Trianon deel uitmaakte van Hongarije aan de Hongaren zal aanbieden. Poetin is niet geïnteresseerd in de 120 duizend Hongaren en de tomaten en aardappelen in dat meest Westelijke deel van Oekraïne, er is geen industrie en er zijn geen bodemschatten van betekenis. Het is de ideale splijtzwam voor de Europese Unie en het kost Poetin helemaal niets. Ik betwijfel of het Hongaarse leiderschap zo’n verleiding zou kunnen weerstaan en het zou weleens het begin van het einde van de Europese Unie kunnen betekenen. Of Orban de verkiezingen gaat winnen kunnen we niet zo goed beïnvloeden, maar het verloop van de oorlog in Oekraïne wel.

‘Ach,’ beantwoordde Aron mijn vraag: ‘Ik geloof niet dat er veel Hongaren serieus verlangen of geloven dat Transkarpatië terug zal keren tot Hongarije, Goddank. En ik betwijfel of Orbán daarnaar verlangt, zo gek zal hij niet zijn. Maar hij heeft een te grote mond. Er is een bekend Hongaars sprookje: ‘Een mus zit vast in een berg koeienstront. De mus maakte een enorme scene, een hoop kabaal. Dan komt er een kat op het lawaai af en vreet de mus op. Het is een parabel voor Hongarije nu. De les is: als je diep in de stront zit, is het verstandiger je gedeisd te houden.’  

Logboek 25: Medyka (Polen), dinsdag 29 maart 2022, 10.00 uur

Exodus

Door toeval was ik er vroeg bij, bij deze oorlog. Nu ben ik bij de Pools-Hongaarse grens in een soort United Nations tentendorp. Het heeft aan de ontvangende kant de opgewonden, verbroederende atmosfeer van een muziekfestival, maar dan zonder de muziek. Een maand geleden, na vier dagen aan de Hongaars-Oekraïense grens, kwam ik tot de conclusie dat het misschien beter was je niet alleen op symptoombestrijding (de opvang van de vluchtelingen), maar ook op bestrijding van de kwaal (de invasie van een land) te richten. Ik besloot me te gaan inzetten voor de mensen in Oekraïne, de slachtoffers en de strijders.

Op dag vijf van de oorlog kreeg ik van een derdejaars geneeskunde student in Kiev een lijst in het Engels met spullen die men vanwege de gevechten en raketinslagen hard nodig had: quickclot combat gauze, Israeli bandages, trauma shears, decompression needles, militairy first aid kits combat application, tourniquets (priority). Een lijst van voor mij volslagen onbekende termen. Ik moest mij een nieuw jargon eigen maken. Een tourniquet is een knelverband (die je als het ware vast kan schroeven) om ernstige bloeding te stoppen, een Israeli bandage is een noodverband dat zichzelf vastzet en bloeding stopt, bedacht door een Israëlische legerarts.

Eén van mijn broers is mede-eigenaar van een pillenfabriek, een andere broer is arts, een vriendin is arts in een academisch ziekenhuis, en een tweede vriend is zelfs een belangrijke arts in Nederland. Ik gaf hen het lijstje uit Kiev en vroeg of ze via producenten, contacten, de ziekenhuisdirectie of via een achterdeur van het ziekenhuis een deel van de noodzakelijk spullen konden bemachtigen. Ik dacht: die regelen het wel. Er moet in Nederland geen oorlog uitbreken, want levensreddende spullen voor op het slagveld blijken er niet te krijgen, tenminste geen van de vier wist ook maar iets voor mij waar danook te achterhalen, nog geen rolletje Israëlisch verband. Hopelijk zit er in enkele van de achttien tanks die we van het Duitse leger huren een verbandtrommel met tourniquets en quickclot combat gauze voor als de oorlog onze kant opkomt.

Na de vier tegenvallende antwoorden ben ik uit armoede geld gaan inzamelen. Ik dacht: dan moet ik de spullen ergens kopen. Het inzamelen liep goed, veel vrienden bleken het idee te delen dat de mensen in de Oekraïne hulp nodig hadden. Wanneer twintig miljoen of meer Oekraïners naar Europa komen is dat een kleine ramp voor Europa, vanwege de sociale onrust die dat ongetwijfeld hier en daar zal brengen en een duizend keer grotere ramp voor Oekraïne, want het zijn de besten (daarmee bedoel ik de mensen met hoogste risicobereidheid, de best opgeleiden, de rijksten, de jongsten, de mensen die talen spreken, de opstandigsten en vrijdenkenden, intellectuelen, artsen, ingenieurs, programmeurs, de mensen die je nodig hebt om een land te wederopbouwen) die uiteindelijk het land verlaten om elders een nieuw leven te beginnen. Relatief veel bejaarden, plattelanders, laagopgeleiden en risicomijders blijven achter – het ideale materiaal voor autoritaire leiders.

De ambitie van Poetin om van Oekraïne een mislukt land te maken is geslaagd zodra hij de miljoenen mondige hoogopgeleiden en andere lastpakken het land weet uit te jagen. Daarom is het consequent en gericht bombarderen van woonwijken, appartementsgebouwen, ziekenhuizen en scholen door de Russen zo zorgwekkend, los van het misdadige, het gruwelijke en het onpeilbare leed. Het is erop gericht een exodus teweeg te brengen, om Europa op te zadelen en doende te houden met een afgeleid probleem.

De vluchtelingen die Oekraïne verlaten en de onmisbare goederen – van medicatie, munitie, voedsel, brandstof tot wapens – die het land inkomen, en waardoor de Oekraïense strijdkrachten tot nu toe door kunnen blijven vechten bewegen ruwweg, in tegenovergestelde richting, langs dezelfde wegen. Dat Poetin die wegen, spoorlijnen, bruggen en viaducten nog niet heeft laten kapot bombarderen om de stroom hulpmiddelen af te remmen geeft aan hoe cruciaal de exodus naar Europa voor hem is.

Ik ben een gezegend mens, opgegroeid in een omgeving waar sinds mijn geboorte – 1963 – geen oorlog was. Bij Medyka aan de Oekraïense kant van de grens zie ik iets van wat oorlog doet. Het is tien uur ‘s avonds. De mensen, op elkaar gedrongen als dieren, in goedkope ski-jakken, met lege blik in de ogen. Een zwijgende massa. Ze zijn anders dan de vluchtelingen die ik in de eerste dagen bij de Hongaarse grens zag - murw geslagen. Het verschil tussen een paar dagen en een paar weken oorlog.

Logboek 24: Medyka, (Polen) zondagnacht, 26 maart 2022

Glorieus sterven

Het is al donker bij de grensovergang van Medyka. De knappe, jonge  Mexicaans joodse vrouw die voor de Mexicaanse joodse crisis-organisatie werkt is net als ik verbolgen over de reactieve houding van het Westen en het gebrek aan serieuze wapens voor de Oekraïense militairen. Het is pervers, het Westen biedt hen precies genoeg om glorieus te sterven. Zij vertelt mij hoe ik het beste Oekraïne in- en uitkom.

Een half uur later passeer ik de twee Poolse militairen in camouflagepakken die bij het hek staan waar het opvangkamp voor de vluchtelingen eindigt en het douanegebied begint. Mijn oom Chuck leerde van Anthony Fokker dat als je op het terrein van je concurrent rondneust het belangrijkste is dat je doet alsof je erbij hoort. Ik heb een legerrugzak op mijn rug en een geel reflecterend hesje aan, de vouwen zitten er nog in, ik heb het net uit het plastic folie gehaald uit de huurauto waarmee ik bij de grens ben gekomen.

Toen de zon twee uur eerder onder ging kleurde de lucht oudroze als het theeservies van mijn grootmoeder. Nu is de hemel boven mij diep kobaltblauw. Ik loop over een breed pad van harde bakstenen tussen grasgroene hekken. Het hek links van me is hoog als om een basketbalveld of gevangenis, rechts is het twee meter hoog, als je er overheen klimt kom je op de gigantische lappen asfalt van het douanegebied. Het is helwit verlicht met een overvloed aan lampen. Er staat een rij vrachtauto’s en busjes die Polen in willen en nog gecontroleerd moeten worden.

Er staat ook een SUV met een paardenwagen erachter. Zou iemand z’n paard mee het land uitnemen? Het zou kunnen. Paarden zijn onbetaalbaar geworden door corona, net als covid-honden heb je een enorme hoeveelheid mensen die een covid-paard hebben genomen. Ploegpaarden met dikke billen en scheve tanden die je voorheen in de laagvlakte van de Karpaten aan de straatstenen niet kwijtraakte kosten nu net zoveel als parmantige halfbloeden vóór de pandemie. In het vluchtelingenkamp van Medyka is een aparte dierenopvangstand met daarachter een grote tent voor dieren. Het was er rustig. Het zijn nu mensen van het platteland en uit provinciesteden die vluchten. Die hebben een praktischer kijk op hun veestapel, minder sentimenteel dan de grootsteedse flatbewoners en kattenliefhebbers.

Het pad voert omhoog. Het is een eind lopen, een meter of 500. Aan de andere kant van het hoge hek komt af een toe een trosje vluchtelingen naar beneden gelopen met zwierende benen. Vermoeid, verdwaasd. Daar aan de andere kant van het hek is het donker. Ook daar loopt men tussen twee hekken. Het buitenhek aan die kant is verhoogd met rollen prikkeldraad, van dat gemene nieuwerwetse prikkeldraad, niet het ouderwetse ‘puntdraad’. Ik loop rustig de heuvel op, helemaal alleen, er gaat op dit uur van de dag even niemand te voet naar Oekraïne. Het voelt als een rite de passage, ik heb tijd mijn zonden te overdenken. Met de legerrugzak, het hesje en daaronder de groene jachtjas en mijn gympies oog ik als een man die zich bij het vreemdelingenlegioen wil aansluiten. Een romanticus, een avonturier, en oud. Een bril op mijn neus en de herfst in mijn ziel.

Daar aan de overkant van de grens ligt het gebied waar Isaak Babel met het kozakkenregiment op Poolse landjonkers joeg. Honderd kilometer naar het Westen is Lviv en verderop Brody en Novograd. Ik loop naar het licht. Naar het gebouwtje van de Oekraïense grenswacht. Ik ga een deur door en daarna door zo’n ijzeren draaigeval dat zorgt dat je er maar in één richting doorheen kan. Een man die oogt als een zwerver probeert er zich vanaf de andere kant doorheen te wurmen. Tevergeefs. Door een militair wordt hij tot de orde geroepen, gemoedelijk, alsof de man het lokale factotum is die dit regelmatig probeert.

Ik ben in een kale ruimte, afgetrapt als een voetbalkleedkamer. Voor me is een gang met twee loketten met militairen in camouflagepakken. Als ik daarlangs ben, ben ik in het land van oorlog. Rechts van me staat in de hoek een man met een kogelvrijvest aan en een winkelwagentje met daarin twee rugzakken, een zwarte en een in camouflagekleuren. Dit moet een van de mannen zijn die aan de oproep van president Zelensky gehoor geeft en naar Oekraïne komt om tegen de Russen te vechten. Ik twijfel even, maar spreek hem dan aan. Het is Sean, een US Marine uit Alabama.

‘The Heart of Dixie,’ zegt hij trots.

Sean heeft een vrouw en drie kinderen in Alabama achtergelaten en is hierheen gevlogen, getreind en het laatste stuk gelopen. Hij ziet het als een plicht op te staan tegen het kwaad dat Poetin in Oekraïne aanricht. Hij is een van de mannen die niet veel meer kan dan glorieus sterven als wij niet zorgen dat het Oekraïense leger en het vreemdelingenlegioen de juiste wapens krijgen om burgers te beschermen en in het offensief te gaan. We beloven contact te houden.

Logboek 23: Somogy, Zaterdag 26 maart 2022, 18.00 uur

Dag des Oordeels

De wintertarwe brengt de lichtgroene gloed van de lente. Ik begrijp dat in Kiev de markt open is en de mensen vooral zaaigoed kopen. Men gelooft in de toekomst. Ondanks de claim van het communisme dat ze zo goed voor haar burgers zorgde bracht het bij de ingezetenen boven alles een diepgeworteld wantrouwen in de overheid en een daarmee samenhangend besef van de noodzaak van zelfredzaamheid. Een gevoel dat we in het Westen geheel kwijt zijn. Wij vinden het vanzelfsprekend te eisen dat de overheid ons van wieg tot graf pampert. Hier zijn de verwachtingen wat minder hoog gespannen.

In Hongarije is het niet anders dan in Oekraïne, ook hier zijn we aan het zaaien. Vrijwel iedereen heeft een tuintje met sla, tomaten, paprika, uien en aardappelen en wat vruchtbomen. Zomers maakt men jam van pruimen en perziken en wekt men paprika’s en tomaten voor de winter. In ons dorp maakt het niet gigantisch veel uit wanneer de elektriciteit en de geldautomaten uitvallen (alleen twee dorpen verderop is er een). Televisie, the Champions League, videospelletjes en porno zullen ongetwijfeld gemist worden, maar het leven loopt niet op de klippen. Ieder volwassen heeft recht op 20 liter zelfgestookte palinka, daar kom je de tijd wel mee door. Geld is niet onmisbaar, de dorpse barter-economie werkt volop, een paar kippen kunnen geruild worden voor een jerrycan diesel om de generator gaande te houden. Iedereen heeft stapels acaciastammen in de tuin liggen om het huis warm te stoken.

Vanochtend kreeg ik dit bericht uit Kiev: ‘It’s relatively quiet here, apart from artillery noise, you can hear it any time of the day. Good thing it’s Ukrainian military. People are coming back to the city — everyone understand the war won’t be over soon so it’s time to get back to ‘normal’ life as much as possible. Regarding things we need here — let me get back to you in a couple of days.’

De eerste vier dagen van de oorlog was ik bij de Oekraïense grens. Nadat ik de overweldigende hulp van Hongaarse NGO’s en individuen voor de vluchtelingen aan de grens had gezien concludeerde ik dat ik mij nuttiger kon maken door te proberen de slachtoffers en strijders in Kiev te helpen. Ik kwam via via in contact met een arts – dat wil zeggen een derdejaars student medicijnen die zich in dienst van defensie had gesteld - die burgers en soldaten in en om Kiev verzorgde. Hij stuurde me een lijst met de meest noodzakelijke spullen om levens te redden.

Ik vroeg vrienden te helpen en ging op zoek naar een plek waar ik de spullen kon verzamelen alvorens die naar de grens te brengen. Omdat de binnenstad van Boedapest onhandig is voor bezorging – smalle eenrichtingsstraten met weinig parkeerplekken – ging ik naar onze oude kokkin. Ze woont aan de rand van de stad met veel ruimte om het huis. Zoals altijd moest ik plaatsnemen in de diepe bank met uitzicht op de muur met familiefoto’s. Eerst een kop koffie. Ze is een schat, ze wil je altijd verwennen. De melk voor de cappuccino werd met zorg opgeklopt, terwijl ik met haar man over koetjes en kalfjes sprak. Zij is de baas, dus met haar moest ik overleggen.

Het was okay dat er spullen voor Oekraïne bij hun bezorgd zouden worden. Ik had benadrukt dat het medicijnen waren en de kogelvrije vesten en helmen waarmee ik in de weer was verzwegen want ze zijn Jehova-getuigen en die zijn tegen wapentuig en oorlog. Alleen met zachte dwang kon ik vroeger, toen zij beiden nog voor ons werkten, de echtgenoot van de kokkin bewegen de gouden epauletten op zijn butlerjasje te klikken – want dat maakte het jasje te militair - dus het was beter de Kevlar helmen van het Italiaanse leger zolang even te verzwijgen. Nu ja, ik was nog doende het te bestellen, het had allemaal meer voeten in de aarde dan ik dacht.

Doordat ik nabij de grens met Oekraïne woon, mijn schoonvader in 1956 in de straten van Boedapest tegen de Russen vocht en ik me enigszins in de duivelse methodiek van de Sovjet-repressie heb verdiept – en bij Poetin daarvan veel herken - leeft bij mij meer het gevoel van urgentie dat we de Oekraïners maximaal moeten bijstaan, geloof ik, dan bij de meeste Hollanders, die liever vreedzame praatjes willen. De ongekend dappere Oekraïners vechten ook voor onze vrijheid. Poetin moet gestopt worden. En dat lukt je alleen met eensgezind en hard optreden. Hij is als een pitbull, die heeft alleen respect voor je als je hem een flinke tik geeft.

Terwijl ik daar met mijn cappuccino uiterst genoeglijk diep in de bank zat kwamen we te spreken over de oorlog. Deze mensen, op wie ik dol ben, onze kokkin en tuinman annex butler, die bijna vijftien jaar lang met de liefde van grootouders voor onze kinderen zorgden, namen het op voor Poetin. En niet zo’n klein beetje ook. Het was de schuld van de Amerikanen en de Oekraïners, deze oorlog. Poetin bedoelde het allemaal zo slecht niet. Het was alsof ik naar een fanate commentator van Russia Today luisterde.

Ik was in shock. Die bommen op Mariupol waren geheel de schuld van Zelensky. Ik probeerde hen tegen te spreken, maar mijn Hongaars is eigenlijk alleen maar geschikt om over koetjes en kalfjes, de natuur, het weer, eten en verbouwingen te spreken, niet over geopolitiek. Een kwartier later reed ik weg, met buikpijn, in het donker, de heuvel af, de stad met duizenden lichtjes feeëriek onder me, daarboven een paarse hemel, als een aquarel van János Vaszary. Hoe kon dit? Was deze opinie te danken aan de verderfelijke invloed van de Hongaarse staatstelevisie of kwam het uit de koker van de Jehova’s?

Eén ding begrijp ik wel, als je een leven lang zit te wachten op de Dag des Oordeels, op de dag dat het kaf van het koren gescheiden gaat worden, op de dag dat die tientallen jaren van keurig volgens de regels van de Wachttoren leven dan eindelijk beloond gaan worden, dat je heimelijk eigenlijk niet kan wachten op `het einde van de koninkrijken van deze wereld’, dat je in dat geval je kaarten op Wladimir Poetin zet. 

Logboek 22: Somogy, vrijdagochtend, 25 maart 2022

Kyiv Calling

Het is precies een maand geleden dat ik naar de grens vertrok. De oorlog was één dag oud. ’s Morgens vroeg op 25 februari werd ik door mijn nichtje Madelien gevraagd of ik haar zwager Alexey en schoonzusje Jeva en familie wilde helpen. Zij waren net uit Kyiv vertrokken, een groep van acht, op weg naar de grens. Uiteindelijk vroeg op dinsdagochtend lukten het hen Hongarije binnen te komen. In de donkere nacht ontmoette ik hen in de berm honderd meter op Hongaars grondgebied, Alexey stond stijf van de adrenaline, Jeva brak, haar gezin was na een reis van vier dagen eindelijk veilig.

Drie dagen en nachten bij de grens rondhangen maakte me nederig. Ik zag mensen de grens over lopen, met een tasje met bezittingen, beroofd van allesbehalve hun leven. Ik zag tienermoeders met gammele kinderwagens met baby’s over de vluchtstrook in de nacht verzwolgen worden, ik zag zwarte studenten in bussen stappen met beslagen ruiten, ik zag moeders in SUV’s met geföhnde haren en op de achterbank rijen kinderen. Meestal waren de mannen tot aan de Oekraïense grens meegereden en uitgestapt om terug te keren naar de oorlog. Denk je de keel dichtschroevende atmosfeer in die auto’s in, de laatste kilometers voor de grens, het afscheid in de berm of op een parkeerplaats.

Tot dat moment was ik een leven lang geslaagd oorlog ver van me houden. In de jaren als scholier en student dreigde de kernoorlog, wat reden was tot een stoïcijnse houding, niet te overdreven ambities en een voorliefde voor Joe Strummer en The Clash. Later, nadat de Muur gevallen was en de oorlog in Joegoslavië uitbrak was ik in Boedapest en verliefd. De oorlog ontvluchtende Serviërs, Kroaten en Bosniërs die je in het nachtleven van Boedapest tegen het lijf liep waren vooral een bevestiging van het grote avontuur dat het leven was. Ik las Hemingway en Orwell over de burgeroorlog in Spanje. Van For Whom the Bells Toll herinner ik me niet veel meer dan gesluip in de nacht bij een brug en van Hommage to Catalonia de Britse consul die pas op het allerlaatst Malaga wenst te verlaten, ondanks de genadeloze beschietingen door het leger van Franco, omdat hij vindt dat het oog van de wereld aanwezig moet zijn.

Dat laatste is me altijd bijgebleven, en een voorbeeld hoe je als mens moet handelen – als je in de situatie komt en er de ballen voor hebt. De twee Oekraïense journalisten - Mstyslav Chernov and Evgeniy Maloletka - die een half uur voordat de oorlog begon in Mariupol arriveerden en tot het laatste moment bleven, voor de wereld vastlegden wat daar gebeurde, hebben die. Helden. Uiteindelijk in de nacht, op de valreep – want Mstyslav en Evgeniy stonden bovenaan het FSB-lijstje van mensen die afgemaakt, en zonodig gemarteld, moesten worden – door Oekraïense militairen uit het omsingelde ziekenhuis gesmokkeld. 

De oorlog wordt steeds smeriger. De eerste avond dat Alexey en Jeva ons uitnodigden – ze waren net gearriveerd in ons gastenhuis, de oorlog was een week oud - was dat nog niet zo en de stemming opgetogen. Oekraïne was nog niet verloren. We zaten om de tafel, babushka, de moeder van Jeva, was in de weer in de keuken, geur van geroosterde toast kwam ons tegemoet. Alexey had die dag om een bijl gevraagd, blokken hout gespleten en de open haard en de tegelkachels aangemaakt. De haard brandde, Alexey had een fles goede wijn uit Villanyi gekocht. Babushka zette toast bedekt met kaviaar voor ons neer, Oekraïense kaviaar, een van de weinige dingen die zij in vliegende haast had meegenomen uit Kiev – een babushka waar je wat aan hebt.

Eerst vertelden Alexey en Jeva de geschiedenis van de kip (de kip voor wie ze terugkeerden naar hun flat), daarna over de zigeuners uit Kakhovka die in de buurt van Gerson als eerste Oekraïners een Russische tank wisten te stelen, met een tractor, een daarna vaak gekopieerde methode. Ik heb op de Telegram chatgroepen inmiddels al zeker een stuk over acht verschillende tractoren (die voor mij als Twentenaar makkelijker uit elkaar te houden zijn dan de militaire voertuigen) tanks en pantserwagens door akkers, bossen en dorpen zien sleuren. Iedere keer weer een vrolijk makend gezicht, dat een machine gemaakt voor vernietiging, dood en verderf wordt weggesleept door een apparaat gemaakt voor zaaien, oogsten, de toekomst, het leven.

Het was het omslagpunt, de dagen waarin bleek dat Oekraïne stand wist te houden tegen de overmacht en ongewapende dorpelingen tanks en Russische colonnes tegenhielden. Het grove Russische geweld was nog niet losgebroken, het beschieten van ziekenhuizen en burgerdoelen. Ineens was er optimisme, een besef dat de Russen niet onoverwinnelijk waren. Een raar hoopgevend interval tussen fase 1 (gericht tegen militaire infrastructuur) en fase 2 (gericht tegen civiele infrastructuur) van de oorlog. Het vuur, de wijn, en vooral de verhalen van burgerlijke dapperheid en weidse solidariteit maakten ons euforisch.

De richting-aanwijsborden moesten overal in Oekraïne vervangen worden vertelde Alexey, opdat de Russen niet wisten waar ze waren. Burgemeesters en gemeentes verspreidden de instructie. Er was een filmpje van een dorpeling op Telegram, die op een kruispunt niet weet hoe de op het asfalt geschilderde aanwijzingen te verwijderen en besluit erop te kakken. Hij trekt zijn broek naar beneden, hurkt en smeert het met zijn hand uit. Huilend van de lach zaten we bij de open haard hoe de vindingrijkheid van Oekraïense plattelanders de Russen deed verdwalen.

Op de BBC hoorde ik het verhaal van een bejaarde dame die vanaf haar balkon in Kiev met een drie kilo zware glazen weckfles met ingemaakte komkommers een Russische drone ter waarde van drie miljoen euro uit de lucht gooide. Later werd het verhaal gerectificeerd. In de glazen pot zaten geen ingemaakte komkommers, maar drie kilo ingemaakte tomaten.

Jeva kwam met de opbeurende sage van een Oekraïens boerin die Russische soldaten in haar huis kreeg. Ze maakte thee voor hen en als goed vaderlander verzuimde ze niet een flinke scheut laxeermiddel door de thee te gooien. Zodra een Rus achter het huis op de plofplee zat trok ze een spoor van benzine, overgoot het houten hok, stak het aan, kukelde de jerrycan het hok in en verbrandde de Russische soldaat levend op het secreet. Deze fonkelnieuwe mythes inspireren de Oekraïners en maken de Russische soldaten nog wankelmoediger dan ze al waren. Durf je als Rus nog een kop thee of glas appelcider, aangeboden door een vriendelijk glimlachend boerinnetje, aan je lippen te zetten?

Dit zijn de berichten die op de Oekraïense Telegram chatgroepen rondzingen. Of al die verhalen nu kloppen, maakt niet echt uit. Het gaat om het onverslaanbare moreel bij de Oekraïners. Dat zie ik onaangetast, ook nu, in week vier, ondanks het brute optreden van de Russen. Wat wij in Nederland op de buis en in de krant krijgen te zien is een heel andere oorlog, wij krijgen de slachtoffers en de vluchtelingen te zien, de Oekraïners de helden en de onverwachte steun uit verre hoeken. Wij tonen graag de gedupeerden, dat is onze nationale aard, een voorliefde voor zieligheid, hier in Oost-Europa toont men liever de overwinnaars. Op Telegram trekt al een maandlang een oorlog van glorie en heldendaden voorbij.

De Oekraïense punkrockband Beton heeft het nummer ‘London Calling’ van The Clash herschreven tot ‘Kyiv Calling’. De titel van het origineel refereert aan de uitzendingen van BBC World Service in de Tweede Wereldoorlog beginnend met `This is London calling’ (ook nu is de BBC Worldservice verreweg een van de beste bronnen om de oorlog te volgen). The Clash heeft goedkeuring gegeven voor deze officiële cover. De Beton bandleden zijn in Kyiv en helpen ’s nachts met gewonden en in de schuilkelders. Zij kennen de rauwe werkelijkheid van de oorlog van nabij, wat zich weerspiegelt in de herschreven tekst: ‘Kyiv calling to the faraway towns. Now war is declared. A battle coming down. Kyiv calling to the whole world, come out of neutrality you boys and girls. The Iron Age is coming. The curtain is coming down. We should have no fear. Kyiv is rising.’

Logboek 21: Somogy, donderdagochtend 24 maart 2022, 12.00 uur

Medicijn voor het volk

De favoriete woordvoerder van Jeva, en van een groot deel van de Oekraïense bevolking, is Oleksiy Arestovich. Hij is acteur, columnist, blogger en woordvoerder voor de regering, maar bovenal een medicijn voor het volk. En dat kunnen de Oekraïners gebruiken, met de vernietiging die Poetin brengt.

In de Oekraïense chatgroepen op Telegram zie ik vandaag weer meer beelden van Russische tanks die opgeblazen worden en minder van kapotgebombardeerde gebouwen. Ik vermoed dat Poetin zich in het etmaal voordat de NAVO en de EU bij elkaar komt even inhoudt, opdat de verzamelde regeringsleiders niet te verse beelden van gebombardeerde ziekenhuizen en gewonde kinderen op hun netvlies hebben. Daar zal hij vannacht en morgen ongetwijfeld weer hard mee doorgaan.

De kinderen van Jeva en Alexey spelen onafgebroken buiten, klimmen overal op en in waar je in kan klimmen en rennen rond met onze honden. De honden vinden het geweldig, maar de energie van de drie Oekraïense jongetjes – die dagen opgesloten hebben gezeten in een Volkswagen bus en daarna in ons appartement in Boedapest – is zelfs onze jonge honden (een en twee jaar oud) soms te veel. Alexey en Jeva, de ouders van het wilde drietal, zitten een groot deel van de dag met hun mobieltjes op de veranda van het gastenhuis. Het huis heeft gewoonlijk geen internet – het wordt gebruikt voor vrienden en familieleden die naar het afgelegen dorp komen voor de natuur, paardrijden en de jacht – maar Ilona heeft net op tijd mobiel internet weten te organiseren.

Overdag laten we elkaar met rust en hebben contact via Whatsapp, ’s avonds drinken we samen, dat is de routine. Dat drinken gebeurt buiten, we zitten op de langwerpige veranda. Er wordt een vuur gestookt. Het is rond het vriespunt. Onze Oekraïense gasten lijken de kou niet op te merken, ook al zoiets waardoor de duizenden Syriërs, door een desperate Poetin opgetrommeld, snel de brui aan deze oorlog zullen geven – de kou en de modder. Laten we hopen dat het ’s nachts nog even blijft vriezen. Het is zo koud dat onze ruwharige teckel onder het vuur gaat liggen.

Het andere Oekraïense gezin, dat iets verderop bij mijn schoonouders bivakkeert, is er ook. Zij, Jelena, geniet erg van het janken van de jakhalzen (lijkend op het janken van wolven, alleen iets hoger van toon). Ze lacht verrukt wanneer ze de jakhalzen nadoet. Dit is een van donkerste plekken van Europa, met minimale lichtvervuiling ’s nachts. De sterren staan spectaculair boven ons. Alexey rookt dunne zelf gedraaide sigaretjes, ook daarom misschien zitten we buiten, en om de kinderen niet ongerust te laten worden door de gesprekken – vooral de oudste zoon, Misha, acht jaar, een sensitieve jongen, is aangeslagen door alles en zegt herhaaldelijk dat hij niet dood wil.

Daar op het veranda laat Jeva mij filmpjes zien van woordvoerder Oleksiy Arestovich. Er zijn een stuk of vijf woordvoerders van de Oekraïense regering, die ik in de chatgroepen steeds voorbij zie komen. Ik versta geen woord van wat ze zeggen, maar hun stoere, onbewogen uitstraling boezemt zelfs mij vertrouwen in: ze zijn onverslaanbaar en de Russen zijn nog heel ver van het regeringscentrum. De Oekraïense leiding en leger staan ferm.

De toespraken van Arestovich zijn veel belangrijker voor Jeva en Jelena – iedereen die de grens is overgekomen heeft familie, geliefden en vrienden achtergelaten in het land dat gebombardeerd en verkracht wordt en voelt zich in min of meerdere mate schuldig veilig te zijn – dan die van Wlodomir Zelensky. Arestovich spreekt heel zacht, het is bijna fluisteren, heel rustig, en schijnbaar in mooi Oekraïens. Zijn lispelen is zeer rustgevend.

‘Het is als een slaapliedje, je kan er rustig door slapen,’ legt Jeva me uit. Hij zit meestal een beetje onderuitgezakt, heeft kort haar en draagt een donkergroen vest. Een geelblauwe vlag achter hem. Het is geen knappe man, toch gaan Jeva’s en Jelena’s ogen fonkelen wanneer ze zijn stem nadoen. Sputterend als een jong diertje. Jeva laat me zien dat er zelfs al foto’s rondgaan op Telegram en in de MAMA’s chatgroep (van jonge moeders) van medicijnverpakkingen met het hoofd van Oleksiy Arestovich erop – kalmeringsmiddel voor 44 miljoen Oekraïners. 

Logboek 20: Somogy, zondagmiddag, 20 maart 2022, 16.00 uur

De dramaturgie van een massamoordenaar

De halve wereld hoopt op een FSB-officier met wroeging die Wladimir Poetin een kogel door het hoofd jaagt, tevergeefs – sinds de 2de Tsjetsjeense oorlog moeten er duizenden zijn die hem dood wensen en dat is tot dusver niet gelukt. De enige die ik ken die Poetins leven daadwerkelijk bijtijds had kunnen beëindigen is de geliefde van mijn moeder, een Delftenaar, een club-zesser, wat natuurlijk alles al zegt - niet voor een kleintje vervaart. Laten we wel wezen, nog nooit is een man zolang met mijn moeder geweest, meer dan 20 jaar. Daar moet je sterk voor in je schoenen staan.

Wladimir Poetin, door een enkele sukkel een ‘prachtkerel’ genoemd, is zoals we weten een product van de Sovjet-Unie, opgegroeid in een beschadigd gezin in een beschadigde stad in een beschadigd land. Hij is opgeleid door de KGB, hij heeft zich vanaf het begin van zijn carrière omringd met KGB-vrienden - hij is KGB. Sommige mensen hebben daarbij misschien romantische associaties van heldhaftigheid, langbenige vrouwen in nerts-jassen en James Bond, maar de werkelijkheid is obscener. Het draait bij de FSB vooral om psychologische oorlogsvoering, intimidatie, chantage, moord, marteling en terreur.

Om een idee te krijgen wat ons, en vooral de Oekraïners, te wachten staat moet je naar Tsjetsjenië en Syrië en daarna naar Dzerzhinksy kijken. Wat in Rusland gebeurt en voor Oekraïne gepland is, is volgens beproefd recept, terug te voeren op Felix Dzerzhinsky. Dzerzhinksy ontwikkelde voor Lenin de methodologie van terreur. Hij is een Pool geboren nabij Minks, tegenwoordig Belarus, en was verantwoordelijk voor de Rode Terreur – het arresteren en binnen één dag executeren van duizenden klassenvijanden, in de kelders van Lubyanka en elders – en oprichter van de geheime dienst onder Lenin, de Cheka, getransformeerd (via OGPU, GPU, NKVD en KGB) tot de huidige FSB. Dzerzhinsky is het zaad, Poetin de oogst.

Na de bezetting in de Tweede Wereldoorlog van de Oostbloklanden had de Sovjet-Unie ongeveer hetzelfde probleem als wat zij in Oekraïne zullen hebben, als het Poetin ooit lukt het land te bezetten: hoe de bevolking te onderwerpen? Dat zal hij - daar steek ik mijn hand voor in het vuur – aanpakken als door Dzerzhinsky uitgedokterd. Alleen al om de onpeilbare repressie die zal volgen bij een Russische overwinning moet Nederland – en helemaal het misdadige Duitsland – morgen van het Russische gas af. Wat denkt u dat er op dit moment gebeurt met de afgevoerde Oekraïense burgemeesters en andere leiders van verzet? Wanneer de verhoorders volstaan met sigaretten uitdrukken op de lippen of elektroshocks op hun ballen mogen we opgelucht zijn.

In Boedapest zetten de Russen in 1950 de Dzerzhinsky Academie op om kandidaat-leden van de AVO (de Hongaarse geheime politie tijdens het communisme) op te leiden in de methodiek van de terreur. Een tijd geleden sprak ik een Hongaarse historica, gespecialiseerd in deze materie.

Zsófia: ‘Op deze academie leerde men hoe een dossier op te bouwen, hoe een proces voor te bereiden, hoe de dramaturgie van een proces aan te pakken.’

Dramaturgie – het is niet een woord waar je onmiddellijk aan denkt bij de Russische president. Poetin is misschien niet erg goed in logistiek, maar hij is een kei in dramaturgie, net als in set-dressing trouwens. Daar moeten we ons bewust van zijn. Alles wat wij te zien krijgen, is door hem bedacht, en bedoelt dat wij het zo te zien krijgen. Denk aan de ongemakkelijke bijeenkomst op maandag 21 februari 2022 met zijn veiligheidsadviseurs, in die hoge zaal met zuilengalerij. Of het overleg met president Macron aan die enorme, ovale, witte tafel, of het overleg met zijn kleine groepje directe adviseurs, aan een nog veel langere tafel. Het decor en de choreografie zijn steeds briljant. Poetin als de ultieme boef in een slechte film, inclusief het onbewogen gelaat. Ik vermoed dat hij met zorg pak en das uitkiest, bijvoorbeeld wanneer hij de wereld gaat vertellen dat hij de kernwapens in paraatheid laat brengen – zwart pak met zwarte das met witte stippen, alsof hij naar een begrafenis gaat. De Dzerzhinsky Academie in Boedapest behelsde een opleiding, Poetin is zijn hele leven gedrenkt in deze ideeënleer. Hij is een absolute meester in deze donkere materie.

Zsófia: ‘Men kreeg op de Dzerzhinsky Academie onderricht in verhoor- en marteltechnieken. De gevangenen kregen een donkere bril op of een blinddoek, steeds als je vervoerd werd, ook binnen de gevangenis. Je werd voortdurend in isolement gehouden.  Het belangrijkste was daarbij de psychologische terreur. Dat is wat alle gefolterden zeggen: psychische marteling is veel erger dan fysieke.’

Dit past Poetin nu op ons allen toe. Hij blinddoekt ons, we weten niet wat er komt. Hij speelt met ons. Hij is hier echt goed in. Met de aankondiging van dat er ‘iets vreselijks zal gebeuren’ zodra de NAVO zich in het conflict mengt voedt hij onze angst. Poetin is een hond, hij ruikt angst van verre. Je moet met hem omgaan als met een op te voeden hond: consequent, duidelijk, streng en strak, zonder onnodig beledigen. Daarom zijn de Oekraïense president en het Oekraïense volk zo bijzonder en mogen wij hen op onze knieën danken. Want laten we wel wezen, zonder de door hen getoonde dapperheid waren wij met z’n allen – de EU - allang weer als een onderworpen teefje voor Poetin op onze rug gaan liggen.

Zsófia: ‘Alles was erop gericht de mens te breken en zijn waardigheid te vernietigen. De showprocessen en de verhoor- en martelmethodes waren afgeleid van die in de Sovjet-Unie. De toegepaste methodieken in Hongarije en Roemenië kwamen uit hetzelfde instructieboek. Afgezien van lokale vindingrijkheid waren de martelmethodes in de satellietstaten identiek. Men gebruikte elektroshocks op het lichaam. Voor de mond en neus werd een lager voltage toegepast; nagels werden uitgetrokken; men bewerkte het lichaam met branders, zoals je die ook wel gebruikt als je gaat kamperen. Sigaretten uitdrukken op het lichaam van de gevangene werd veel toegepast bij verhoren, vooral de lippen waren populair vanwege de gevoeligheid. Men sloeg met gummiknuppels, vaak onder de voetzolen, zodat de gevangene slecht kon blijven staan. Een aparte knuppel met loden bolletjes werd veel gebruikt. Een veel toegepaste methode was om bij mannen, een glazen ampul, een holle pipet, de pisbuis in te schuiven en die dan te verbrijzelen. Dat was zeer pijnlijk, maar er waren uiterlijk geen sporen van geweld. Bij vrouwen deed men hetzelfde.’

Wanneer je bent opgeleid om nagels uit te trekken en glazen ampullen in te brengen en te verbrijzelen (en je hebt het juiste karakter hiervoor) dan is het bombarderen van burgerdoelen zoals in Mariupol en of het inzetten van chemische wapens zoals in Aleppo een futiliteit. Ik vrees dat Poetin elk middel dat tot zijn beschikking staat - van onoprecht onderhandelen om de ander te breken tot het gebruiken van tactische kernwapens en het chanteren door middel van exceptioneel veel burgerdoden – zal inzetten om zijn zin door te drijven en zijn tegenstanders te intimideren en op de knieën te krijgen.

 

Een van de schaarse mannen die ons vroegtijdig van deze ‘prachtkerel’ (betiteling van Thierry Baudet) had kunnen verlossen liet het na. De metgezel van mijn moeder was begin jaren negentig namens Paktank met de gemeente St. Petersburg in vergaand overleg om een nieuwe olieterminal neer te zetten, zoals zij het jaar daarvoor in Tallinn, Estland hadden gedaan. De Letter of Intent was al getekend, de European Bank for Reconstruction and Development had 10 miljoen voor het project toegezegd. Om dit grote contract te bespreken kwam de locoburgemeester, tevens 1e wethouder van St. Petersburg, naar Nederland, een op dat moment nog onbekende Wladimir Vladimirovitsj Poetin. Mijn moeders verloofde was zijn gastheer en bracht hem onder in Hotel Des Indes in Den Haag.

Hoe breng je de dag door met een zwijgzame, verveeld kijkende locoburgemeester? Er werd besloten een helikopter te huren en Poetin over de afsluitdijk, de Deltawerken en de haven en de olieterminals van Rotterdam te vliegen. Al dat ingenieuze en nijvere werk in het polderlandschap interesseerde de buitenlandse gast geen moer. Hij deed ook geen moeite interesse te veinzen, mogelijk moest hij bijkomen van een avond Yab Yum met zijn Petersburgse vrienden. De volgende dag zouden de details van het het contract worden besproken en daar deelde Poetin doodleuk aan de Raad van Bestuur van Pakhoed mee dat het niet doorging, de Letter of Intent kon verscheurd worden. Hij wenste geen buitenlandse inmenging in de olieterminal van zijn stad - een constante in Poetins werkende leven: xenofobie en lak aan gemaakte afspraken.

In de helikopter boven de Rijnmond viel Wladimir Poetin in diepe slaap, leunend op de amant van mijn moeder. Ze waren met z’n tweeën, hoog boven Nederland, het snurkende hoofd van Poetin tegen zijn schouder. Op dat moment, daar enkele honderden meters boven de haven van Rotterdam, was het mogelijk geweest de helikopterdeur te openen en de slapende locoburgemeester van St. Petersburg een zetje te geven en de diepte te laten intuimelen. Maar mijn moeders long-time companion is niet gewetenloos als Wladimir Poetin, bovendien – moet ik ter zijner verdediging zeggen - wist hij op dat moment niet, en kon hij onmogelijk weten, dat er een toekomstig massamoordenaar tegen zijn schouder lag te soezen.

Logboek 19: Somogy, vrijdagochtend, 18 maart 2022, 10.00 uur

De geschiedenis van een kip

Op het moment dat de oorlog aanving waren Alexey en Jeva maximaal van elkaar verwijderd, binnen Oekraïne. Het geeft aan dat zij het idee van een oorlog absurd vonden - ondenkbaar. Jeva lag in een hotelbed in Kharkiv, Alexey was in Odessa en de moeder van Jeva paste op hun zoontjes in hun flat in Kiev, aan de Noordzijde van de stad. Om vier uur ’s morgens begon in en rondom alledrie die steden het bombardement op militaire doelen.

Jeva is een voormalig fotomodel, heeft een gevoelig gezicht, ze is nu 38 en moeder van drie jongens (8, 6 en 3 jaar oud). Tien jaar lang trok ze de wereld over voor photoshoots en modeshows, daarna deed ze een opleiding fotografie in Milaan, werkt als fotografe (mode en portretten vooral). Sinds zij moeder is coacht zij jonge fotografen en geeft online en offline masterclasses. Op de ochtend van de 24ste is ze uit het hotelbed gesprongen toen ze de ontploffingen hoorde, heeft haar spullen in de koffer gepropt en zich samen met haar vrouwelijke manager naar het station gehaast.

‘We hadden het geluk dat het hotel dichtbij het station lag. Er was geen taxi meer te krijgen, geen bus, geen tram reed meer.’

Met hun koffers zijn ze door de stad gerend en haalde precies de trein van 7.00 uur naar Kiev. De trein was stampvol. Telkens als ze kon – hele stukken tijdens de vijf uur durende rit van Kharkiv naar Kiev was er geen ontvangst – belde ze haar moeder en vroeg hoe het met de jongens ging, of ze nog leefden. Haar moeder was doodkalm: ‘Het gaat goed, we zitten aan het ontbijt.’

Jeva: Ik werd gek wanneer ik twintig minuten geen contact kon hebben met mijn moeder. Ik wist dat Kiev gebombardeerd werd. Ik probeerde te mediteren in de trein om tot rust te komen, maar ik kon het niet.’

Ook Alexey werd wakker van de explosies. Hij was al weken in Odessa om op het vliegveld een luchtverkeerssysteem aan te leggen. Het was bijna af, nog een dag werk. Alexey is een netwerk ingenieur, afgestudeerd aan de Technische Universiteit van Kiev. Hij heeft het Volkswagenbusje van het bedrijf gepakt en is in alle vroegte naar Kiev gejakkerd, 500 kilometer Noordwaarts, terwijl het land onder vuur lag. Bij Jeva overheerste het moederinstinct, ze maakte geen foto’s van de overvolle trein en alles om haar heen. Alexey, met het analyserende van de ingenieur, maakte al rijdend met één hand aan zijn mobiel wel foto’s, van de rookpluimen die hij links en rechts om zich heen waarnaam. Ook van de eindeloze file auto’s die Kiev verliet. Hij was een van de schaarse gekken die de stad in wilde.

Hij kwam precies op tijd in Kiev aan om Jeva van het station te halen en wat later renden ze samen het eindeloze aantal treeën omhoog naar hun flat op de 21ste verdieping in de Karavaievi Dachi wijk om hun zonen onder de hoede van baboesjka, Jeva’s moeder, te vinden. Ze drukten hun kinderen tegen zich aan en pakten in 20 minuten tijd spullen, waarbij Jeva onder de stress van het loeiende luchtalarm niet tot de meest gebalanceerde kledingkeuze voor haar zonen kwam. Ze moest eerst haar eigen koffer nog leeggooien. Er zaten kleren in die ze had meegenomen naar Kharkiv bedoeld voor de te fotograferen modellen bij de masterclass. Hoeden, jurkjes, panties, woest graaide Jeva het eruit om plaats te maken voor T-shirts van haar zonen.

Temidden van de blinde paniek die zich meester maakt wanneer je stad gebombardeerd wordt en je je drie kleine kinderen in veiligheid wil brengen was baboesjka de kalmheid zelve. En dat was en is ze steeds, in Boedapest waar zij met z’n allen enkele dagen logeerden en in Somogy in het gastenhuis. Op de achtergrond was daar steeds de moeder en grootmoeder, in stilte, liefdevol glimlachend, aan het vegen, aan het koken, kleren aan het opvouwen, kleinzonen op schoot aan het nemen en door hun haar aan het strelen - als de zon waar de andere planeten in hun eigen chaotische banen omheen bewogen.

Alexey en Jeva wurmden zich met de zilveren Volkswagenbus door de ontredderde stad. Kiev was die eerste dag van de oorlog als een mierenhoop waar iemand met een stok in had gepord. Ze waren op weg naar de ouders van Alexey die in een buitenwijk in het Zuiden van Kiev wonen. De komende nacht zouden ze daar slapen en de volgende dag uiteindelijk richting Lviv rijden. Ze waren al een eind zuidwaarts, op de Chervonozorianyi prospekt toen Jeva uitriep: ‘De kip!’

 

Het was precies een week later. We zaten bij het haardvuur in het gastenhuis op het platteland in Somogy waar Alexey, Jeva en familie op adem konden komen toen ze het verhaal over de kip vertelden. Er werd hard gelachen. Ze waren die eerste dag van de oorlog omgedraaid en teruggereden naar Lenvanevs’ Koho, naar hun flat. Alexey was nog eens 21 verdiepingen omhoog gesprint – stijf van de adrenaline - om een kip die in de keuken lag weg te gooien. Deze hele grap, heen en weer rijden, naar boven en beneden rennen, kostte vanwege de drukte in de stad anderhalf uur.

Ik zei: ‘Terwijl er de dreiging van raketinslagen is, terwijl je met je gezin in een auto zit en een stad probeert uit te komen die gebombardeerd wordt, ga je terug om een dooie kip weg te gooien?!’

Alexey: ‘Ik was bezorgd dat de flat zou stinken bij terugkomst.’

‘Was het een hele kip of kipfilet?’

Ik ben altijd benieuwd naar de details.

‘Een hele kip.’

‘Geplukt?’

‘Ja, helemaal klaar om te prepareren. Ik heb zo’n kleine barbecue, ei-vormig, een Kamado-grill, op het balkon. Ik had de avond daarvoor baboesjka gevraagd de kip uit de vriezer te halen. Ik hoopte die vrijdagavond eindelijk thuis te komen en dat wilde ik vieren met een goede kip.’

‘De kip lag op tafel?’

‘Op het aanrecht.’

‘En je gooide hem in de vuilnisbak binnen of buiten?’

‘Buiten natuurlijk.’

Het verhaal van de kip geeft de waanzin van de oorlog aan, maar nog meer de ontkennende kracht en het grenzeloze optimisme van het menselijk brein. Alexey dacht binnen enkele dagen of hooguit binnen enkele weken in de flat terug te keren.

Schuin tegenover het gastenhuis waar Alexey en Jeva logeren ligt het buitenhuis van mijn zwager en zijn Russische echtgenote. Haar familie ontvluchtte Rusland en dacht dat zij binnen enkele weken zouden terugkeren naar Moskou. Dat was in oktober 1917. Ze zijn nog altijd niet teruggekeerd.

Iets verderop, bij de kerk, is het zomerverblijf van mijn schoonouders. Mijn schoonvader vocht in de Hongaarse opstand tegen de Russen en moest vluchten toen de Russische tanks met grof geweld de stad innamen. Dat was in november 1956. Ilona en ik waren de eersten van de familie die terugkeerden en zich permanent in Hongarije vestigden, bijna een halve eeuw later. Ik vrees dat Alexey, Jeva en hun drie zoontjes Misha, Gosha en Jenya pas terug kunnen keren wanneer de maden hun werk hebben gedaan – denk aan A Zed & Two Noughts van filmer Peter Greenaway. Alexey had zijn leven niet hoeven te wagen voor een geplukte kip.

Een selectie van de logboeken verschijnt ook op de website van Elsevier Weekblad. Jaap werd ook geïnterviewd door EW, lees het hier.

Raketinslag vlakbij flat Jeva en Alexey

Logboek nr 18: Boedapest, Woensdag 16 maart 2022, 18.00 uur

Moord op de droom

Het allergrootste vliegtuig ter wereld, een transportvliegtuig lijkend op de door Howard Hughes gebouwde Spruce Goose, is iets waar men in Oekraïne trots op is. De Antonov-225 had van de Oekraïeners de doopnaam Mrya gekregen, ‘De Droom’. Het is in de jaren tachtig in Oekraïne gebouwd, met een spanwijdte van 190 meter, en anders dan the Spruce Goose kon het gevaarte ook echt vliegen. De Droom werd onder andere gebruikt voor transport van medisch materieel. Voor onderhoud aan een van de zes motoren stond het op 24 februari 2022 op het vliegveld van Gostomel.

De allereerste dag van de oorlog, drie weken geleden, begon Rusland met het bestoken en vleugellam maken van militaire installaties - radars, vliegvelden, communicatie, munitiedepots etc – waaronder het vliegveld van Gostomel. De An-225, Mrya, werd zwaar beschadigd, een symbolische daad. President Zelensky reageerde erop door in een uitgezonden boodschap zoiets te zeggen als: ‘De Russen kunnen onze vliegvelden en vliegtuigen vernietigen, maar nooit kunnen ze onze droom vernietigen.’

Sommige mensen zijn ervan overtuigd dat Poetin krankzinnig is geworden na twee jaar in corona-afzondering in de bibliotheek van het Kremlin 18de-eeuwse landkaarten van Tsaristisch Rusland te hebben zitten bestuderen (in de eerste dagen noemde de BBC de invasie Poetins ‘Covid-project’, zoals anderen tijdens de pandemie hun zolder opruimden of een bijkeuken timmerden), maar ik denk dat Poetin nog steeds zijn oude berekenende zelf is, een straatvechter met een mes op zak.

Uit de berichten van mensen die ervoor doorgeleerd hebben begrijp ik dat het Russische leger slecht voorbereid is, dat de logistiek abominabel is, dat er in het begin van de oorlog toen de aarde nog bevroren was niet is doorgepakt en de uitgestrekte akkers van vruchtbare, zwarte aarde (chernozem) nu ontdooien en in eindeloze modderpoelen veranderen waardoor de militaire colonnes en tanks tot de asfaltwegen veroordeeld zijn. Dat het materieel en het eten voor het leeuwendeel van de Russische troepen beroerd is, dat de gewone soldaten nauwelijks weten waar ze zijn, dat de meeste piloten niet meer dan honderd vlieguren hebben (dat is niets, mijn vrouw die een hobbypiloot is en geen luchtgevechten hoeft uit te voeren, heeft al 300 vlieguren. Hobbyvliegers kunnen zich nauwelijks laten verzekeren onder 150 vlieguren). Dat de parade-uniformen achterin de vrachtauto’s en pantserwagens opgestapeld lagen omdat men dacht na twee dagen de overwinning - met gepoetste laarzen over de Tarasa Shevchenka Boulevard door Kiev paraderend - te vieren.

De meest voor de hand liggende conclusie voor dit optimisme en logistieke onbenul is dat Wladimir Poetin deze oorlog met een klein groepje ingewijden in de kelders van het Kremlin heeft bedacht en voorbereid. Ondertussen kost de voortslepende strijd hem dagelijks honderden miljoenen euro’s. Hij kan dat niet oneindig volhouden. Hongerige Russische soldaten die dorpswinkels plunderen en met stokken achter kippen aanjagen in Oekraïense kippenrennen worden ruim gedeeld op Telegram. Dat Poetin nu militairen ronselt in Syrië is een teken dat hij desperaat wordt. Wat verwacht hij daar in Godsnaam van? Die zullen bibberen van de kou, gediscrimineerd worden door de Russische soldaten en wegrennen bij de aanblik van de eerste Oekraïner. Jeva vertelt me dat haar oude buurman zich in Donetsk schuilhoudt – verstopt door zijn vrouw - omdat daar alle mannen in bussen worden geladen om in Kharkiv voor de Russen te vechten. Ze worden uit fabrieken gehaald en van straat opgepikt, ze krijgen een aftands uniform aangetrokken om vervolgens als kanonnenvlees te dienen. Poetin moet zich haasten om Zelensky, de Oekraïners of het Westen zover te drijven dat de handdoek in de ring wordt gegooid. Wat heeft Poetin daarvoor nog in petto?

In Mariupol drinken de mensen ondertussen het water uit de radiatoren en hebben van het stadsbestuur de instructie gekregen doden bij armen en benen samen te binden en buitenshuis te leggen. Waar ligt voor ons de grens dat wij op geen enkele manier meer willen helpen Poetins oorlog te financieren? Wanneer zijn wij bereid van het Russische gas af te gaan? Bij een aanval op 20 ziekenhuizen, bij het uithongeren van honderdduizenden mensen in belegerde steden, bij een chemische aanval op een binnenstad? Of zijn wij pas bereid bij een nucleaire aanval te overwegen geen Russisch gas meer te kopen? Hoeveel dromen moeten er nog om zeep worden gebracht voordat wij bereid zijn een beetje kou te lijden?

Logboek 17: Boedapest, dinsdag 15 maart 2022, 10.00 uur

Zoveel als Russen

Het is vandaag de dag dat de revolutie wordt herdacht in Hongarije, die van 1848, tegen de Habsburgers, die werd verloren doordat de Russische tsaar 200.000 man stuurde.

De oorlog is nabij voor mij, niet alleen doordat Hongarije aan Oekraïne grenst, maar vooral door mijn dagen aan de grens, het omringd zijn door twee Oekraïense gezinnen – waaronder drie wilde jongens, in wie ik mijn eigen zonen herken - en het voortdurend gedrenkt zijn in nieuws, van de BBC die veel mensen ‘aan de grond’ heeft in Oekraïne. En ook doordat ik in drie Oekraïense chatgroepen zit, met honderden updates overal uit het land. Sinds mijn verblijf aan de grens in hotel ‘Klein Oekraïne’, sinds dag twee van de oorlog, 25 februari, zit ik op Telegram. Een lawine van beelden.

Een verwoest, rokend dorp met een verdwaasd tussen het puin slingerende zwarte hond. Een bruine teddybeer aan flarden. Het jacht Lady Anastasia van een Russische oligarch te koop aangeboden voor zeven miljoen euro. De willoze lichamen van gedode Russische soldaten met klonten frambozenrood bloed op voorhoofd en kraag. Oude vrouwen die voor Russische tanks staan. Handleidingen hoe een molotowcocktail te maken (verkruimel piepschuim, benzine of alcohol, eventueel aceton erbij, fles en een doek). Handleiding hoe de Molotowcocktail te gooien en waar de kwetsbare plekken zitten bij verschillende militaire voertuigen. Een heilige met een anti-raketwapen, St. Javelin.

De chatgroepen worden beheerd door het Oekraïense ministerie van Defensie – of iets daaraan gelieerd. (Ik spreek geen woord Russisch of Oekraïens behalve ‘Russki karabol, idi naj goej!’ fonetisch voor ‘Russian ship, go fuck yourself!’). Heel soms vertaal ik een tekst met copy-paste, maar over het algemeen kijk ik naar de filmpjes, naar de foto’s, en let vooral op de lichaamstaal. De Russische soldaten herken je onmiddellijk: door de totale hopeloosheid die ze uitstralen, eenmaal gevangen, het gebogen hoofd, de vodden waar ze over het algemeen in lopen en ook hun jeugdigheid, jongens net van school. De Oekraïense militairen zien er vechtlustig uit, meestal ongeschoren, een baardje, stevige kerels, ouder, in camouflagepakken, goeie spullen. Afgaand op de lichaamstaal houden ze een guerrilla nog lang uit.

En dan de filmpjes. Geboeide Russische soldaten die afgevoerd worden. Het openen van kisten met voer voor de Russische troepen, inzoomen op de uiterste houdbaarheidsdatum: 2015. Een Russisch pantservoertuig dat door een tractor wordt weggesleept. Beeldschone vrouwen die de wimpers opslaan en je toezingen over het opblazen van tankcolonnes door de Bayraktar. Nachtelijke beelden van horizontaal vliegende raketten over flatgebouwen en inslagen, met op de achtergrond een rustige vrouwenstem. Protesten in de ochtendspits in Belarus waar honderden auto’s in de maat mee toeteren. En sinds gisteravond veel beelden en berichten over de dappere redactrice die met een anti-oorlog boodschap het Russische journaal binnen stormde: Marina Ovsyannikova.

Vandaag serie foto’s van jonge soldaten die naar het front gaan en afscheid nemen van hun vriendinnetjes. Het wordt wel steeds grimmiger. Meer beelden van ingestorte gebouwen, minder grappen, minder naakt aan lantaarnpalen vast getapete verraders (daar heeft men geen tijd meer voor), minder beelden van moedige burgers die Russische tanks tegenhouden. Er zijn überhaupt minder beelden. Enerzijds is men aan het overleven, anderzijds zal men bang zijn teveel informatie te delen.

Mijn lievelingsfilmpjes – het is erg, ik besef het, want het zijn ook jochies die in die tanks zitten, het geeft aan hoe partijdig ik ben, hoezeer ik dit zie als een strijd tussen goed en kwaad, hoe zeer ik voor de Oekraïners ben en meegesleept word in hun strijd tegen een qua militair materieel twintig maal machtiger vijand – zijn de beelden van tanks die ofwel met antitankwapens uit de bosjes of ’s nachts met Bayraktars worden vernietigd. Soms zijn er filmpjes van een klein ploegje dat je meeneemt terwijl ze tanks benaderen en beschieten – je zit er middenin.

Ze winnen, de Oekraïners, dat is duidelijk, maar tegen welke prijs? Het moreel is laag en de corruptie hoog in het Russische leger. De Oekraïners schieten de ene na de andere tank van de weg. Alleen, het beroerde is: Poetin heeft zo’n eindeloze voorraad en geeft niet erg veel om mensenlevens. Ze zullen blijven komen, de colonnes, de raketten en vooral de beschietingen van steden. Er is een Hongaars gezegde, of eigenlijk een Szekler gezegde (de meest Oostelijk gelegerde Hongaarse stam, in het tegenwoordige Roemenië, tegen Moldavië aan): ‘Annyian vannak mint az oroszok!’ Het is een uitdrukking om aan te geven dat iets heel veel is: ‘zoveel als Russen’.

Logboek 16: Somogy, vrijdag 11 maart, 16.00 uur

Waar zo’n vadertje te vinden

‘Er wordt nu gevochten in de stad waar mijn vader leeft, er komen steeds weer nieuwe Russische tanks. Uit het Noorden en Oosten komen ze,’ zegt Jeva: ‘De stad vlakbij, Chernihiv, is al helemaal kapot geschoten. Alle mooie steden rond Kyiv worden vernietigd, met de grond gelijk gemaakt, Chernihiv, Gostomel, Bucha. Hij kan niet weg, hij wil niet weg, hij gaat niet weg. Zijn vrouw is uitbehandeld, geen chemokuren meer, ze kan niet meer naar het ziekenhuis. Ze komt nauwelijks het bed uit. Hij zorgt voor haar, blijft bij haar, hoe hard er rondom ook gevochten wordt.’

De spanning is van Jeva’s gezicht af te lezen. Zij belt elke dag enkele malen met haar vader. Vier jaar geleden verhuisde hij naar het stadje ten Noordoosten van Kyiv, met zijn tweede vrouw, voor haar. Het was goed om Kyiv te verlaten, de bossen en de buitenlucht zouden haar goed doen. Hij is eenenzestig jaar oud, heeft een huis met een stuk grond, hij houdt kippen en geiten en is steeds positief aan de telefoon vertelt Jeva, hij maakt nog altijd grapjes.

‘Alles biologisch. Hij maakt zijn eigen geitenkaas. En verbouwt heel veel komkommers. De jongens vinden het heerlijk om daar heen te gaan. Ze gaan altijd paddenstoelen zoeken met hun grootvader. Ieder najaar, in september, zodra het geregend heeft spoeden we ons naar hem toe. Dan gaan ze met hem het bos in en komen terug met grote witte paddenstoelen.’

Jeva schudt haar hoofd vertederd, haar ogen glanzen.

‘Hoe heet het dorp?’ vraag ik.

‘Kozelets. Daar is nu de frontlinie,’ antwoordt Jeva: ‘Het ligt halverwege Chernihiv en Kyiv, 70 kilometer van Kyiv, dichtbij de grote weg, de E-95. De weg waarlangs het Russische leger oprukt. Er wordt gevochten. Er staan tanks op honderd meter van mijn vaders huis.’

‘Rond Chernihiv wordt zwaar gevochten,’ vult Alexei aan. Alexei lijkt sprekend op voetballer Zlatan Ibrahimović, zijn gezicht en zijn lichaam, groot, gespierd, afgetraind, en ook zijn temperament: vol vuur, opvliegend, onder de stress van de zorgen, een tikje dominant en ook warm, hartelijk en zorgzaam. ‘Een grote colonne Russische tankauto’s hebben onze strijders daar vernietigd en een Russische jet naar beneden gehaald. De Russen kunnen de stad niet innemen, het is een fort. Ze trekken er nu omheen. Het enige wat ze kunnen is bombarderen en van veraf beschieten.’

Binnen klinkt kindergehuil. Jeva staat op en gaat het gastenhuis in. Alexei gooit hout op het vuur en port erin. Ik zoek op mijn mobiel Kozelets op. Het ligt op anderhalf uur rijden van Kyiv. Op de wikipedia pagina van het stadje verschijnt een witte orthodoxe kathedraal met torentjes en turquoise, uivormige daken. De kerk komt me bekend voor. Ik lees over het stadje. Ik ben er geweest, lang geleden. Het is een van de weinige Oekraïense plaatsen die ik bezocht. De kathedraal was destijds vervallen, gelig van kleur, met afbrokkelend stucwerk. Voor die kathedraal kwam ik.

Een vriendin, Tatjana, had mij verteld over het stadje. Haar voorvaderen financierde de bouw van de kathedraal. Tsarina Elizabeth was ooit, op pelgrimage naar Kiev, in Kozelets gestrand, het rijtuig waarin zij vervoerd werd moest gerepareerd worden. Dat kostte uren of dagen. Een Tsarina kan niet in de dorpskroeg verpozen en sleet haar tijd in de kerk van Kozelets. Het lokale jongenskoor werd opgetrommeld, waarin ook een van de voorvaderen van Tatjana zong. Een leuke jongen om te zien met een fluwelen stem, die niet onopgemerkt bleef.

‘Wij hebben onze titel niet te danken aan het winnen van veldslagen of oorlogen zoals de meeste families,’ zei Tatjana breed lachend: ‘Maar aan de verdiensten tussen de lakens van een van mijn voorvaderen.’

Daarmee was Tatjana te bescheiden over de rol van haar familie. Een van de familieleden behoorde namelijk tot de coupplegers die samen met Catherina de Grote juni 1762 de desastreuze Tsaar Peter wisten te onttronen en hem een week later door een officier lieten wurgen, waardoor Catherina op de troon kwam. Laat dit, de coup waardoor 260 jaar geleden een idioot van de troon werd gestoten en een Cicero, Tacitus en Voltaire lezende vrouw op de troon kwam, in Godsnaam inspiratie zijn voor Spetnatz manschappen, FSB-officieren, of nog beter, een minnares van de getergde dwerg Poetin. Een nagelpuntje polonium in het glas champagne of het condoom dat ongetwijfeld gebruikt moet worden. Als iemand dit doet zal ik onmiddellijk naar Kozelets reizen en in de door Tatjana’s familie gefinancierde, aan de Heilige Maagd gewijde, Kathedraal een kaarsje voor die held of heldin branden.

Jeva komt terug uit het gastenhuis en gaat weer bij het vuur zitten.

‘Weet je, de jongens zijn dol op mijn vader, hij lijkt op de kerstman, met een grote witte baard. Hij gaat met de jongens frambozen en bessen plukken, hij weet heel veel van de natuur, hij was vroeger een jager. Hij nam mij ook altijd mee, ik heb foto’s van mezelf met mijn vader, als kleuter met een geweer, ritsen patronen over mijn schouder en een dood konijn in mijn handen. Ik ben de oudste, hij had graag een jongen als eerstgeborene willen hebben, daarom moest ik steeds mee op jacht.’

Ze lacht en schudt weer haar hoofd, staart omhoog, naar de weidse sterrennacht boven Somogy. Ik moet denken aan het prachtige zinnetje waarmee het verhaal Het oversteken van de Zbrucz van Isaak Babel (Novograd-Volnynsk, juli 1920) eindigt: ‘En vertel me nu eens,’ zei de vrouw plotseling, met afschuwelijke nadruk, ‘vertel me eens waar ter wereld nog zo’n vader te vinden is als de mijne…’

Logboek 15: Somogy, donderdagmiddag, 10 maart 2022, 16.00 uur

Een kat genaamd Tasya

Op 24 februari grepen Jeva* en Alexey uit kasten in hun appartement in de wijk Karavaievi Dachi in Kiev in twintig minuten tijd wat ze dachten nodig te hebben op hun vlucht het land uit. Eva stond voor de klerenkast van haar drie zonen en propte woest kleren in tassen. Het luchtalarm loeide onophoudelijk, wat niet hielp bedachtzaam te pakken voor een reis van onbepaalde duur. Bij het openen van de tassen in Hongarije ontdekte Jeva dat ze er vooral heel veel T-shirts in had gepropt, geen broeken of truien – ‘Waar waren mijn hersenen? Het is winter!’ – en louter onderbroeken voor Misha, de oudste van de drie kinderen.

Er ontstond een discussie of Tasya meegenomen moest worden. Ze konden de kattenbak en voor drie dagen voer neerzetten, maar er werd bedacht dat het niet zeker was dat ze binnen drie dagen terug zouden zijn. Dus werd Tasya meegezeuld, in een grijze plastic bench met een traliehekje waardoor de kat iets van de wereld zien kon, eenentwintig verdiepingen naar beneden door het galmende trappenhuis. In de zilveren bus reisde Tasya samen met de drie zonen en de grootmoeder mee naar Hongarije.

Wachtend aan de Hongaarse zijde van de grens wist ik dat Jeva en Alexey een huisdier bij zich hadden, maar niet welke diersoort. Er was mij gevraagd te checken of een huisdier zonder papieren in Hongarije toegelaten werd. De Hongaarse douaniers hebben waarschijnlijk geen behoefte aan een zwerm op de valreep uitgezette, jammerende katten en honden rond hun grenspost en toonden zich in deze oorlog, wat toelating van huisdieren betreft, uiterst lankmoedig.

Eva vertelde dat het hun oudste zoon Misha was die anderhalf jaar geleden begon aan te dringen op een hond. Zij liet hem op weg naar school zien dat je een hond iedere ochtend vroeg, voor school, in het park moet uitlaten, als je uit school komt wederom en ’s avonds nog een keer, ook in de winter, waarop Misha opmerkte: ‘Een kat is ook leuk.’ En zo kwam Tasya een jaar geleden in het gezin, een oranjekleurige kat met witte bef en witte poten.

In het niemandsland tussen de Oekraïense en de Hongaarse grens ontsnapte Tasya uit de zilveren Volkswagen bus en verdween in een onherbergzaam gebied van doornstruiken. Jeva kroop achter haar aan, tot zover het ging. Op haar knieën onder de doornstruiken gezeten smeekte ze Taysa in de armen van het gezin terug te keren, wat het eigenwijze beest na een half uur besloot te doen. Gelukkige bijkomstigheid was dat het verkeer door de exodus niet bepaald hard bewoog tussen de twee grensposten – over de vijfhonderd meter deed het gezin van Jeva en Alexey uiteindelijk iets meer dan dertien uur (een gemiddelde snelheid van 0,038 km per uur).

Ook nu ze rustig bij ons zijn aangekomen in het afgelegen dorp in Somogy moet grote-stads-poes Tasya zich gedeisd houden en binnenblijven – onze honden hebben namelijk groot plezier in kattenjagen. Bij de paardenstal en schuur met voer voor de karper vijvers hebben we een zwerm erfkatten om muizen en ratten te verjagen. Deze katten zijn totaal ongrijpbaar voor onze honden, ze zijn wild en woest - niet onder de indruk van steenmarters, vossen of jakhalzen, laat staan van een stel verwende honden die ’s nachts in de warmte van het huis slapen.

Gister zijn Jeva en Alexey met Tasya naar de dierenarts in Kaposvár gegaan, ze moest ingeënt worden. Ik belde naar de dierenartspraktijk van Dr. Gippert waar wij ook altijd met de honden heengaan. Ze konden zonder afspraak komen. Toen ze bij de receptioniste in het Engels probeerden uit te leggen waarvoor zij kwamen herkende een van de langslopende dierenartsen het Oekraïense accent. De dierenarts kwam zelf uit Transkarpatië en behandelde Tasya. Inentingen en chip. Er hoefde niets betaald te worden en Tasya kreeg als eerste van het gezin een Europees paspoort. Ultramarijn met een cirkel gouden sterren, als een zwevende heiligenkrans.

*Eva is de Europese vorm van Eva’s naam. Ik hoor nu dat haar man, Alexey, steeds Jeva zegt en vind dat veel mooier, dus vanaf nu gebruik ik Jeva. In het Oekraïens is het trouwens geloof ik Yova, ik houd het bij Jeva.

Foto: Eva Tarasenko

Logboek 14: Somogy, woensdagochtend, 9 maart 2022

Mamas in Europe

‘Wie weet de beste echtscheiding-advocaat in Odessa?’ behoorde tot 24 februari 2022 tot de meer dramatische vragen op de chatgroep Mamas. Mamas is een Oekraïense chatgroep waar moeders, meest jonge moeders, elkaar helpen en advies geven. De chatgroep heeft bijna 25.000 gebruikers en is in de oorlog het snelste en beste informatiekanaal gebleken om uit te vinden waar raketten inslaan, waar je je naar de schuilkelder moet haasten, waar eten of medicijnen te krijgen zijn. Mamas communiceert veel sneller dan het Ministerie van Defensie of andere Oekraïense overheidsinstellingen. De chatgroep loopt ongeveer vijf uur voor op het officiële nieuws.

Toen corona over de wereld kwam werd er een aparte Mamas over Covid gestart, nu Poetin de Oekraïense moeders en kinderen het land uitjaagt is er een aparte Mamas in Europe chatgroep opgezet. Deze chat heeft nu 1500 deelnemers en groeit snel. Op Mamas in Europe komen vragen op over documenten, waar nog benzine te krijgen is, welke grensposten het snelst zijn, waar je een arts kan vinden in de buurt van Reims.

De mobiel speelt een belangrijke rol in deze oorlog. De Russische soldaten die naar Oekraïne gestuurd worden moeten hun telefoon inleveren, vermoedelijk om te vermijden dat het thuisfont meekrijgt wat er werkelijk gebeurt. Dat zijn veel jonge jongens die niet weten wat te doen zonder mobiel. De Oekraïense soldaten hebben hun mobieltjes gewoon nog en filmen hoe ze Russische tanks opblazen, rijen in vodden gehulde Russische krijgsgevangenen afvoeren en andere moreel opvijzelende beelden. De Oekraïense bevolking filmt op grote schaal vijandelijke troepenbewegingen vanuit flats en boerderijen en geeft met pins Russische colonnes aan opdat de Bayraktar (de effectieve Turkse drone) er ter vernietiging op afgestuurd kan worden.

Door burgers, soldaten en vluchtelingen wordt de mobiel in gelijke mate aan het hart gedrukt – hierdoor weet je wat er gebeurt, waar iedereen is, hoe het met je geliefden gaat. Eva zei me dat het eerste is wat ze iedere ochtend doet: kijken of haar broer, vader en andere dierbaren nog leven. De tocht van Kiev tot Lónya kostte vier zenuwslopende dagen, welke Eva met grote ogen starend op haar mobiel doorbracht, terwijl Alexey reed en haar moeder de drie jochies rustig hield. Het gezin van Eva en Alexey heeft zich tussen de vallende bommen en ingestorte bruggen door gelaveerd dankzij de Mamas chatgroep. Ze zijn van punt naar punt gereden, kriskras door de provincies Zhytomyr, Khmelnytskyi, Ternopil, Ibano-Frankivsk en Zakarpattia.

‘Ik heb Mamas eerder gebruikt toen we een appartement in Kiev zochten,’ vertelt Eva: ‘Nu heb ik het gebruikt om te weten waar raketten insloegen en welke steden en dorpen we moesten vermijden. Dit had ik niet voorzien. Ik zit er al zes jaar op, sinds de geboorte van Gosha. De eerste nacht van de oorlog, van 24 op 25 februari, heb ik niet geslapen en ben ik non-stop op Mamas geweest. We logeerden toen bij de ouders van Alexey in een buitenwijk van Kiev. Iedere paar seconden waren er updates. De moeders in Oekraïne waren net als ik de hele nacht wakker en schreven waar en hoeveel explosies er waren - vele uren voordat het nieuws ermee kwam. Dankzij Mamas begreep ik dat we weg moesten. Om zes uur zijn we opgestaan en hebben gepakt.’ 

Eva’s gezin is op tijd uit Kiev weggekomen en is nu bij ons in een afgelegen dorp in de heuvels van Somogy. Hun drie kleine, wilde jongens – Misha, Gosha en Jenya - stoeien met onze honden, spelen ongeorganiseerd floorhockey (ijshockey zonder ijs) en komen met rode wangen van de opwinding en onder de modder af en toe binnen om een koekje of stuk cake te snaaien. Dankzij Mamas is het toekomstig Oekraïense ijshockeyteam in Hongarije terechtgekomen voor trainingskamp.

Logboek 13: Lónya, dinsdagochtend, 1 maart 2022, 00.30 uur

‘When the bombs came, I took my babies’

Sinds vrijdag 25 februari logeer ik nabij de Hongaars-Oekraïense grens in een hotel, een soort klein-Oekraïne – het hotel zit stampvol Oekraïners - in een kamer die constant dertig graden wordt gestookt, met een knoploze radiator en een door een zondagsschilder vervaardigde wulpse roodharige boven mijn bed. Ik ben gekomen om een Oekraïens gezin op te halen. Met wegenkaarten in de hand zwerf ik als een novice-smokkelaar door het grensgebied, wijs rivieren en bergen aan en vraag dubieus ogende Oekraïners in het ontbijtzaaltje, lokale bardames, hulporganisatiemedewerkers en net aangekomen vluchtelingen uit Kiev en Transkarpatië of er een plek is waar je illegaal de grens kan oversteken. Iedereen schudt krachtig van nee, eenmaal wordt me een grensovergang aangewezen waar de douaniers omkoopbaar zouden zijn, maar wordt e aan toegevoegd: ‘Ik weet niet of die hele ploeg inmiddels vervangen is.’

En dan op zondagochtend hoor ik dat de regelgeving in Oekraïne versoepelt. Alle gezonde mannen tussen de 18 en 60 jaar oud moeten nog steeds in het land blijven om te vechten, maar er komt een uitzondering voor vaders met drie of meer jonge kinderen (d.w.z. kinderen onder de 18 jaar oud). Een praktisch gekozen aantal, een moeder heeft tenslotte twee handen. Een eendenmoeder kan drie jongen onder controle houden (alle kuikens daarboven worden door snoeken en ratten opgegeten), een mensenmoeder twee.

Dit is geweldig nieuws. De vader van het jonge gezin uit Kiev dat ik kom halen hoeft niets ingewikkelds te doen; ze mogen allemaal officieel het land uit. Ze hebben van zaterdag op zondag bij vrienden in een berghut in de Karpaten enkele uren proberen te slapen, verder leven ze al dagen in het busje. Vrijdagochtend vroeg zijn ze uit Kiev vertrokken. Na op zaterdag getwijfeld te hebben via Roemenië of Moldavië Westwaarts te gaan, koersen ze zondag zigzaggend door de provincies Ivano-Frankivsk en Zakarpattia toch op de Hongaarse grenspost Lónya aan.

Op maandagochtend 28 februari rond tienen krijg ik via de whatsapp-groep (deelnemers: Eva en Alexey, zijn broertje Anton, mijn nichtje Madelien en ik) het bericht dat zij de Oekraïense grenspost gepasseerd zijn en nu in het niemandsland tussen de twee grensposten zitten. Ik ken dit gezin niet, het is het gezin van de oudere broer van de man van mijn nichtje Madelien. Op donderdagavond heb ik beloofd hen te helpen en op vrijdagochtend ben ik naar de Hongaars-Oekraïense grens gereden, zeven uur an ons dorp in Somogy.

Uiteindelijk komen Alexey en Eva, haar moeder, hun drie zonen, Misha, Gosha en Jenya (acht, zes en drie jaar oud) en kat Tasya iets na middernacht van maandag op dinsdag over de Hongaarse grens. Het passeren van de grens heeft ongeveer een etmaal gekost. Ik sta dertig meter achter de grensovergang, midden op een plein van zwart asfalt, in een knielange, Nassaublauwe wollen jas. De douaniers en vluchtelingen houden me waarschijnlijk – de andere `afhalers’ dragen trainingspakken en gympen - voor een Zweedse ambassademedewerker of een pooier.

De afgelopen zes uur heb ik dralend bij die grens doorgebracht. Het is ongenadig koud in dit waterhout gebied. De wind loeit aan over de steppe, door het riet. In de wijde omgeving is geen stad of straatlantaarn, de hemel staat hoog boven ons en is vergeven van de sterren. Het wachten en gadeslaan van de eindeloze stroom mensen bij de grens: de holle ogen, de scheefgetrokken schouders van de kou, de plukjes mensen die de grens overgewandeld komen, ten einde raad, met een rolkoffertje of sporttas, het redderen van agenten die een zelfverzekerde indruk proberen te maken – het is allemaal om radeloos te worden - de onmogelijkheid om zo’n toestroom mensen zowel humaan als administratief correct te behandelen en naar een veilige, warme plek te vervoeren.

Met grote passen en gebaren als een grondmedewerker op een primitief vliegveld geleid ik de zilveren bus van Alexey en Eva naar mijn geparkeerde auto. De jongetjes liggen verspreid achterin te slapen, gevouwen over hun grootmoeder die verstijfd van vermoeiing door het raampje naar me glimlacht. Alleen Alexey en Eva kunnen uitstappen. Alexey glijdt vanachter het stuur vandaan, een stuur dat horizontaal ligt, als van een vrachtauto. Hij ziet eruit zoals je eruitziet na een weekend op amfetamine te zijn doorgegaan: grote pupillen, ongeschoren, bleek, opgewonden van uitputting. Hij begint een shaggie te draaien en praat in razend tempo in Oost-Europees klinkend Engels. In telegramstijl vertelt hij het verhaal van hun reis: ‘When the bombs came, I took my babies and put them in the car.’

Eva klimt uit de bijrijdersstoel, loopt verdwaasd door de berm, achter de bus langs en komt me bij de achterklep begroeten. Ze heeft een mooi, ovaal, gevoelig gezicht. Een gesloopt mens. Ze hebben het gered, met het hele gezin is het gelukt het land uit te komen. Ze staat in de berm. Ze kijkt me aan, fluistert ‘thank you’ en barst in tranen uit.

Met ingang van 9 maart 2022 kunt u alle logboeken van Jaap Scholten ook lezen op de website van EW magazine.

Logboek 12: Somogy, zondag 5 maart 2022

‘Krijg de tyfus’

Dat de zestig kilometerlange colonne vanuit het Noorden, vanuit Belarus, niet verder trekt richting Kiev (en niet vernietigd wordt door het Oekraïense leger) komt doordat de manschappen weigeren verder te gaan. De officieren tieren, maar de gewone soldaten, uit Belarus, zeggen: ‘Wij gaan niet strijden tegen onze Oekraïense broeders.’ Dit is een algemener probleem. Poetin en zijn generaals zijn nu hard aan het werk soldaten en zelfs oproerpolitie – wat wel een goed teken van wanhoop is - uit Kirzigistan, Uzbekistan en waar dan ook te ronselen.

Ook dat is een herhaling van zetten, wat betreft de Hongaarse revolutie van 1956. Sovjet-Russische soldaten weigerden bij het uitbreken van de revolutie, of waren weifelachtig, op grote schaal het vuur te openen op de Hongaren - meestal ongewapend, of slechts gewapend met Molotow-cocktails en geweren. Nadat de Hongaarse delegatie die kwam onderhandelen met de Russen in de boeien was geslagen (en later opgehangen – les: stuur nooit je topmensen om met de Russen te onderhandelen) kwam een overmacht tanks Boedapest innemen, bemand door troepen uit de uithoeken van het Russische rijk, om de kans te verkleinen dat zij enig mededogen zouden tonen. Poetin kan in Oekraïne geen toevlucht nemen tot meedogenloze tanks, want de tank-colonnes worden al een week lang links en rechts vernietigd. Hij neemt zijn toevlucht tot steeds gruwelijkere manieren van oorlogvoeren en zal dat, vrees ik, blijven doen - hij wekt de indruk een slecht verliezer te zijn. Gister heb ik in Boedapest jodium-pillen proberen te kopen. De apotheker liet me weten dat ze in heel Hongarije uitverkocht zijn.

Alle Russische soldaten moeten hun mobiele telefoons inleveren voordat zij op ‘oefening’ in Oekraïne gaan. De Russische troepen zijn gedesoriënteerd. De plaatsnaamborden rondom Kiev zijn verwijderd of de teksten vervangen. Het bedrijf dat in Oekraïne die borden beheert, heeft op sommige plekken de plaatsnamen vervangen door het historische antwoord van de dertien grenswachten op het Slangeneiland in de Zwarte Zee toen ze door een Russisch oorlogschip werden gesommeerd zich over te geven: ‘Krijg de tyfus’ (van mijn Oekraïense vrienden begrijp ik dat je het kan vertalen als ‘go fuck yourself’ maar dan gepeperder). Die heldentekst staat nu in het Russisch op richtingaanwijsborden in Oekraïne. Op plekken waar meerdere plaatsnamen aangegeven worden staat ‘Go fuck yourself’ en daaronder ‘Go fuck yourself back in Russia’.

Het demoraliseren van de Russische troepen slaat aan, blijkt uit de vele filmpjes van gevluchte en gevangen genomen Russische soldaten die ik in de Oekraïense chatgroepen ontvang. Mijn vriend die de afgelopen dagen uit Kiev naar het Westen reed stuurde me foto’s van billboards – steeds in het Russisch – waar zoiets op staat als: ‘Russische soldaat: beter de krijgsraad dan in een bodybag naar huis.’ Ook zijn er veel billboards met: ‘Poetin is een lul.’ Wat in het Oekraïens poëtischer en minder platvloers is. Ik hoor nu steeds Oekraïens om me heen (we hebben twee gezinnen hier, met in totaal vijf kinderen); door de nadruk op de klinkers twinkelt als vogelgezang. Ik ga hen vragen mij deze twee toekomstig klassieke zinnetjes te leren.

Logboek 11, Somogy, 5 maart 2022

Jachtgezelschappen bij de roadblocks

Mijn enige vriend die nog in Kiev was (geen Oekraïner, en daarom niet verplicht tot verdediging van het land) is drie dagen geleden vertrokken, Westwaarts. Hij is inmiddels bij de grens met Roemenië. Ik hoor van verschillende kanten dat het passeren van de Hongaarse grenzen veel sneller verloopt dan de eerste dagen van de oorlog, toen ik er was. Hij schreef: ‘We experienced no problems during the trip but passed dozens of heavily enforced block posts each manned by dozens of armed volunteers, I don’t see how Putin can conquer this country.’

Ik vroeg of hij zijn jachtgeweren en munitie uit Kiev had meegenomen. Hij antwoordde dat hij roadblocks was gepasseerd bemand door de lokale jachtgezelschappen, gewapend met dubbelloops hagelgeweren en kogelbuksen. Ik suggereerde dat we met het jachtgezelschap hier in het Hongaarse dorp een roadblock voor onze rekening konden nemen. Hij appte enthousiast terug een internationale actie te beginnen: `Adopteer een roadblock.’

Sinds de oproep van Zelinsky dat buitenlandse strijders zeer welkom zijn in Oekraïne - en de aanmoediging daarvan door de minister van Buitenlandse Zaken van Groot-Brittanië - moet ik sommige van mijn Engelse vrienden in Boedapest, tien jaar jonger en superfit, in bedwang houden niet naar Zakarpattia af te reizen om van daaruit de guerilla te steunen. Er zullen inmiddels ongetwijfeld al wat vrijgezelle huurlingen, Zuid-Afrikanen, Britten en leden van het Vreemdelingenlegioen - die dankzij covid thuis duimen zaten te draaien - naar Kiev en omgeving zijn afgereisd. In het Oekraïense leger zitten 38.000 vrouwen, waaronder een ex-miss Oekraïne.

Mijn vriend appt vanuit de auto rijdend door West Oekraïne: ‘This night it snowed a little and as a hunter I know that targets become much more visible; somehow I think this may help our Ukrainian soldiers. Ukraine is deeply moved by the strong support we get from the entire world. It is clear that whatever the outcome, our world will not be the same after this, unless someone manages quickly to put a bullit in the head of the criminal in the Kremlin.’

Logboek 10: Boedapest, dinsdagochtend 1 maart 2022, 03.30 uur

Als ik de rest van mijn leven met mijn linkerpoot sleep dan komt dat door die klootzak van een Poetin. Terwijl ik midden in de nacht bij de obscure grenspost Lónya de koffers en rugzakjes van vier jonge Oekraïensen in mijn achterbak laad rijdt er een auto over mijn hiel. Het voordeel is wel dat de snijdende pijn me tot ver voorbij Debrecen wakker houdt.

Geen van de leden van het gezin voor wie ik naar de grens ben gekomen stapt in mijn auto over – de jongetjes liggen te slapen op de achterbanken en de schoot van hun grootmoeder. Ik loop terug naar de grens. Het meisje met de bestelbus - Gelsomina uit La Strada – is drukdoende mensen te helpen. In het Hongaarse vertel ik haar dat ik nu naar Boedapest ga en plaats voor drie mensen heb. Gelsomina baant onmiddellijk naar een grote groep vluchtelingen die voor het douanegebouw staan. Het is iets over middernacht. Ze trekt een paar meisjes aan de mouw, smoest wat in het Oekraïens, draait zich om en vraagt of het er ook vier kunnen zijn.

‘Geen probleem,’ antwoord ik: ‘Als ze niet te dik zijn.’

Vier jonge vrouwen volgen mij naar de auto. Ik wil het gezin niet te lang laten wachten en laad gehaast hun spullen achterin. Twee van de vrouwen hebben dikke koffers bij zich en twee alleen een minuscuul rugzakje. Bij het inladen, terwijl ik in het pikkedonker naast de auto sta, niet oplettend, rijdt een langskomende auto over de achterzijde van mijn voet. Iedereen die achttien uur bij die grenspost heeft staan wachten is moe. Het Oekraïense volk lijdt al genoeg dus wil ik geen aandacht op mijn hiel vestigen. Ik kan nog lopen. De meisjes klimmen achterin. We vertrekken. De auto met het Oekraïense gezin is al op weg naar Boedapest.

Mijn voet staat in brand. Achterin de auto praten de meisjes druk met elkaar op fluistertoon, het klinkt als gezang van vogeltjes. Ze zijn verlegen. Alleen die recht achter me zit, buiten mijn gezichtsveld, spreekt. Een spraakwaterval, in moeilijk verstaanbaar Engels. De andere drie zitten heel rechtop, stijf van de zenuwen en zwijgen. Ze zijn alle vier uit Kharkiv, de stad net over de grens met Rusland, die al dagen gebombardeerd en bevochten wordt. Ik vraag wat ze doen. Het magere meisje, in het midden achterin, zegt geen woord, de hele rit niet. Het meisje met fijn gezicht en enorme bos haar op de bijrijdersstoel studeert computer-science, het blonde meisje achter haar economie, vorige week zaten ze nog gewoon in de collegebanken. Ze zijn twintig jaar en antwoorden summier. Het is niet duidelijk of ze geen Engels kunnen, verlegen zijn, in shock of het praten liever aan de leider van het stel overlaten.

‘They are all students. I am 36 and do just simple work in a coffeeshop,’ vertelt de roodharige achter mij lachend: ‘I am Anna, I am a barista.’ Ze lacht veel en praat aan één stuk.

‘These villages just look like our villages in the east of Ukraine,’ zegt ze opgewonden: ‘Only the roads here are much better!’

De studentes kenden elkaar niet, maar Anna kende de studentes doordat zij alle drie klanten zijn van de koffietent waar zij werkt. Los van elkaar zijn ze gevlucht uit Kharkiv nadat de eerste raketten insloegen. De vier zijn elkaar onderweg in treinen, op perrons en in schuilkelders tegengekomen en hebben een groepje gevormd met de barista als leider.

Het meisje rechts achterin, met blond haar, de knapste van de vier, zet de zaklantaarn van haar telefoon aan. Ze is geconcentreerd in de weer. Ze stift haar lippen, brengt rouge aan, mascara. Een kleine rugzak is alles wat zij bij zich heeft, maar make up ontbreekt niet.

‘Haar vriend woont in Boedapest, die komt haar ophalen,’ zegt Anna luid lachend: ‘Ze moet zich voorbereiden.’

Anna wil zelf vanuit Boedapest door naar Turkije waar ze in de toeristenindustrie heeft gewerkt voordat Covid haar twee jaar geleden terug dwong naar haar geboortestad waar zij leerde hoe goede koffies te maken. De ander wil naar Vilnius, Lithuania, waar haar zusje woont. Waar de stille heen wil hoor ik niet. De meisjes moeten gebroken zijn na dagen reizen, wachten, schuilen, onzekerheid. We rijden over slingerende B-wegen. Ik heb het grootlicht aan.

Uit de berm zie ik drie hinden de weg opstappen en rem af. In het licht van de koplampen stappen ze parmantig de weg op, onwerkelijk, vlak voor ons. Hun zwarte neuzen trillen. Zwijgend staren we een lang verstild moment naar de herten. Het is droomachtig, als een film van David Lynch, ze zijn heel licht van kleur. De voorste, het leidende vrouwtje, staat midden op de weg, op de middenstreep, een voorpoot geheven in de lucht. Ze weifelt. Draait dan om, ze durft de oversteek niet aan, in een drafje gaan de drie hinden terug naar de kant waar ze vandaan kwamen.

‘Deer!’ roept Anna als ze in het donker zijn verdwenen.

Even later draaien we ter hoogte van Nyíregyháza de M3 op en geef ik vol gas. Ik wil snel naar Boedapest, ik ben kapot. Anna is opgetogen, allereerst over de kwaliteit van de weg - het brede zwarte asfalt van de lege M3 ligt als een landingsbaan voor ons - maar ook over het feit dat het net is alsof we in een vliegtuig zitten en gaan opstijgen.

Behalve het meisje met de Oekraïense vriend in Boedapest hebben ze geen slaapplaats. Ik bel Will, oprichter van Brody Hotel en Brody House. Als hun kamers niet verhuurd zijn aan Amerikaanse filmproducenten dan hebben ze misschien slaapplekken. Hij heeft drie bedden. We kunnen komen. We zoeven over de snelweg. Even later liggen zij alle vier als geknakte boterbloempjes verspreid in de auto te slapen.

De snelweg is op enkele busjes en wat auto’s met Oekraïense kentekenplaten na verlaten. Het is onwerkelijk zo door de nacht te zoeven met vier slapende meisjes, behalve Anna zijn ze jonger dan mijn zonen. Wat voor tocht hebben ze achter de rug? Wat hebben ze achtergelaten? Af en toe flits het licht op een van hun mobieltjes aan en wordt er gekeken om daarna weer verder te slapen. De mobieltjes worden met twee handen omvat, het enige houvast in deze tijd. Terwijl de anderen slapen vertelt Anna me dat ze een zoontje heeft. Ze heeft haar zoontje achtergelaten bij haar ex-man. Dat was beter. Ze zegt het enkele malen. Ik reik een stuk chocolade naar achter, maar ze wil niet. Ze heeft een knoop in haar buik, ze heeft sinds donderdag geen hap gegeten, ook drinken kost haar moeite.

Rond drieën zet ik hen af bij Brody House waar Will Clothier wacht, een man waarmee je de oorlog wint. Ik word bij het afscheid door de meisjes omhelst. Ze gaan de prachtige, brede trap omhoog, met hun rugzakjes in de hand. Hoog in het trappenhuis hoor ik Anna opgetogen uitroepen: ‘We slapen in een kasteel!’

Brody House, het boutique hotel, ligt in de Brody Sándor utca, schuin tegenover het radiogebouw waar op 23 oktober 1956 het schieten in de Hongaarse revolutie begon doordat de AVO, de Hongaarse geheime politie, opgeleid door de Sovjets, van bovenaf het vuur opende op de menigte vreedzame studenten beneden op straat, die toegang tot de radiostudio eisten. Aanwezige Hongaarse militairen rukten de rode Sovjet-ster van hun uniformen en kozen de kant van de studenten. Zoals het radiogebouw er na de gevechten uitzag, kapotgeschoten, zo ziet heel Kharkiv er nu uit. Nog veel erger zelfs.

Logboek 9: Lónya, maandagavond 28 februari 2022, 24.00 uur

Het Oekraïense gezin dat ik kom afhalen nadert met het tempo van een slak de toegang tot Europa. Inmiddels staan ze vijftien uur bij deze grensovergang. Ze zijn nog geen honderd meter van mij verwijderd: een jong echtpaar, drie kleine kinderen, een grootmoeder en een huisdier. Ik weet nog steeds niet of het een hond, een kat of een ratelslang betreft, alleen dat ze een dier bij zich hebben. Bij de grens van Záhony heb ik een politieagent gevraagd of huisdieren zonder paspoort de grens over mogen. Hij antwoordde dat hij dacht dat dit in tijden van oorlog geen probleem was.

De vluchtelingen staan als een groep drenkelingen op de stoep voor het douanegebouwtje en zien scheel van de kou. Ik sta bij de ‘afhalers’. Aan de rand van het veldje met de afhalers buigt een moeder over een op een koffer gezeten kind. Ze heeft een deken en haar eigen lichaam om het kind geslagen. Zelf draagt ze een dunne jas. Ze schudt haar schouders heen en weer tegen de kou en probeert de moed erin te houden bij het bevroren kind. Vanuit mijn ijskoude voeten trekt een gevoel van verslagenheid omhoog.

Dan komt er een roestige witte bestelbus aangereden, die naast het douanegebouw draait, tussen ons en de vluchtelingen in. Een jonge vrouw met rood haar wipt uit de bus, loopt op een politieagent af, praat een tijd met hem en opent dan met een zwaai de achterdeuren van de bus. Ze gaat met een kartonnen doos een klaarstaande stadsbus vol vluchtelingen in, door het gangpad en deelt alle passagiers iets uit. De mensen kijken verheugd op. Als ze klaar is haalt ze een nieuwe kartonnen doos met verrassingen uit haar bestelbus en maakt een ronde langs de vluchtelingen, meest Afrikaanse studenten, die kou staan te lijden voor het douanegebouw.

Ze danst rond als Gelsomina uit Fellini’s La Strada. Eenzelfde treurig vrolijk gezicht. Met een stapel thermodekens komt ze uit de bestelbus, gaat naar de vrouw met kind, slaat een deken om het kind, daarna een om de schouders van de moeder, die opstijgt van dankbaarheid. Dan gaat ze met de dekens naar de Afrikanen. Een van de agenten, die tot dat moment werkloos heeft staan kijken met handen in zijn zij, besluit haar te helpen. Samen slaan ze dekens om schouders van vluchtelingen die onder het felle licht staan te bibberen. Op haar aandringen besluit een andere politieagent een hand over zijn hart te strijken en met een van de afhalers in de eindeloze rij wachtenden op zoek te gaan naar drie kinderen. Zigeuners uit Transkarpatië staan in een cirkel ritmisch te stampvoeten nadat ze dekens van het meisje hebben gekregen. Zij stapt kordaat rond en spreekt met vluchtelingen en politieagenten.

Uit de verzameling kartonnen dozen in de laadruimte weet ze steeds iets tevoorschijn te toveren dat ergens verlossing brengt. De vrieskou en de machteloosheid hadden mij en de aangespoelde zielen aan de Hongaars-Oekraïense grens er bijna onder, maar Gelsomina redt ons. Het is alsof een troost brengend circus haar tenten heeft opgeslagen bij de grenspost van Lónya met het roodharige meisje in de rol van spreekstalmeester, goochelaar en pisteknecht. Vanuit de aftandse bestelbus vent zij de barmhartigheid uit en doet vlak voor middernacht de stemming omslaan.

Logboek 8: Lónya, maandagavond 28 februari 2022, 23.00 uur

Dat bij de grenspost van Lónya iedere auto de motorkap moet openen en alle koffers uitgeladen en doorzocht worden, is logisch nu er in Oekraïne zonder verdere vragen Kalasjnikovs bij de duizenden worden uitgedeeld. Hongarije neemt haar taak serieus, je wil niet dat er nodeloos veel van die makkelijke wapens België en Bosnië binnenstromen. Men laat de auto’s druppelsgewijs door. De enige reden die ik daarvoor kan bedenken is dat ze niet nog meer zelfstandige vluchtelingen deze kant op willen. De vrouwen die vanachter het stuur uitstappen – het zijn bijna allemaal vrouwen, de mannen zijn in het vaderland achtergebleven om te doen wat zij moeten doen – en met moeite vinden hoe de motorkap open moet, zien er over het algemeen gesoigneerd uit. Golvende haren, lichtgekleurde ski-jacks, een beetje zoals mijn moeder en haar bridgevriendinnen er twintig jaar geleden uitzagen. Dames van middelbare leeftijd, die minstens eens per maand een afspraak met de kapster hebben.

Het is hartstikke donker wanneer ik voor de tweede keer op één dag bij de grenspost van Lónya arriveer. Dit keer niet per pont, maar over een eindeloze omweg van kleine weggetjes want de laatste pont gaat om vijf uur ‘s middags. Mijn gerag over de slingerende wegen was niet nodig geweest, want het Oekraïense gezin dat ik kom halen is in afstand weliswaar vlakbij – op een steenworp - maar in tijd nog ver weg. Bij de grens van Lónya gaat het krankzinnig langzaam voor het autoverkeer. Ongeveer eens per kwartier laat men een auto door, maar het doorlaten van mensen te voet gaat daarentegen relatief zeer snel bij deze grensovergang.

Uren breng ik door daar bij die kleine grenspost, en zie en ruik voor het eerst van mijn leven wat een oorlog en vluchten voor je leven betekent, en het grijpt me bij mijn strot. Het einde van de sliert mensen die te voet de grens overkomt kan ik in het donker niet zien. Er zijn twee rijen: een voor Oekraïners en ingezetenen van de Europese Unie, en een andere rij voor de rest van de wereld. De ene rij doet er een uur over om door de controles van beide grenzen te komen, de andere vier uur, wat niet onlogisch is, de Oekraïners en Europeanen mogen zo Europa in, de rest van de wereld moet een visum aanvragen.

De politieagenten en militairen zijn dermate druk dat ik ongestoord rond kan wandelen. De rest-van-de-wereld rij staat tussen dranghekken als de fans van het bezoekende voetbalteam, gescheiden van de supporters van het thuisteam. Die staan in een breed front ernaast, keurig opgelijnd, in goedkope dikke jassen, wollen mutsen op, kinderen aan de hand. Koffers en tassen op het asfalt. Veel ouderen, het zijn vaak grootouders die de kleinkinderen naar de veiligheid brengen. Er komen steeds stadsbussen voorgereden, die nauwelijks ruimte hebben om te draaien bij de grenspost. Het heeft iets zeer onheilspellend: het in de middle of nowhere door bevelende geüniformeerden inladen van hoopjes uitgeputte burgers in stationair draaiende bussen.

Ik wandel het halletje binnen waar de visa worden uitgedeeld. Aan de muur hangen verschillende kleurenposters met foto’s van roofvogels en reptielen die hun habitat in de omliggende natuur hebben, als een herinnering aan rustiger tijden, toen de enige vreemden die zich hier aandienden ornithologen met verrekijkers op hun buik waren. Het is stampvol binnen. Behalve een tweetal met een lichte vorm van het syndroom van down en de de ruimte doorkruisende politieagenten ben ik de enige met een Kaukasisch voorkomen. Ik vraag een mollige, bebrilde jongen met een open gezicht hoelang hij al wacht. ‘Het visum duurt nog vijf minuten,’ antwoordt hij zonder me aan te kijken. Hij volgt met zijn blik de agent die zich een weg baant door de samengedromde mensen. De agent gaat een kamer in en komt terug met in zijn hand zo’n dikke stapel paspoorten dat hij ze ternauwernood kan omklemmen. Hij gaat bij de deur staan, maakt zich groot en roept: ‘Everybody for visum follow me!’ In haast worden koffers en tassen gepakt en de ruimte zuigt leeg alsof er een thermobaric bom is gegooid. Ik blijf alleen achter tussen de roofvogelposters.

De hele groep gaat een bus in. Buiten tussen de dranghekken wordt geschreeuwd. Zij zijn als volgende aan de beurt. Het is ijzig koud. Volgens de thermometer is het rond het vriespunt, maar door de wind voelt het als minus tien graden. Als dieren staan de mensen op elkaar gedrukt. Het is allemaal zeer deprimerend. Ik begreep aanvankelijk niet de enorme hoeveelheid gekleurde mensen die uit Oekraïne stroomt, maar in de uren aan de grens leer ik een paar dingen.

De Polen hebben direct bij het begin van de oorlog van de daken geschreeuwd dat iedereen uit Oekraïne welkom is en dat zij geen papieren controleren, je mag zo naar binnen. Pools en Oekraïens lijkt een beetje op elkaar, het zijn broedervolken, tezamen met deze oproep maakte dat de eerste dagen vrijwel alle vluchtelingen op de Poolse grens afkoersten. De Polen hadden niet beseft dat er in Oekraïne behoorlijk wat Indiaanse, Nigeriaanse en andere Afrikaanse studenten zijn en ook een contingent Afghaanse vluchtelingen, die door de Amerikanen met vage beloftes na de val van Kabul voor zolang in het meegaande Oekraïne geparkeerd waren. De Polen bedachten geen constructieve oplossing voor deze onverwachte groep vluchtelingen, en plaatsen deze mensen aan de grens steeds weer zoveel mogelijk achterin in de wachtlijn.

Hongarije controleert gewoon op papieren bij de grens, laat mensen toe en daardoor komen de studenten en anderen die dagen voor Jan Lul bij de Poolse grens hebben gestaan nu en masse naar Hongarije en lijkt het in de vrieskou, onder de heldere sterrenhemel, voor het visumafgiftegebouwtje bij de grensovergang van Lónya soms even alsof niet Kiev en Charkov, maar Lagos of Caïro onder vuur ligt.

Logboek 7: Lónya, maandagmiddag 28 februari 2022, 16.00 uur

In de berm bij de grenspost van Lónya ligt op honderd meter van de laatste slagboom een meisjesschoen, pluizig en klein als een pasgeboren konijn. Het weerloze schoentje is paars uitgeslagen van de kou en probeert - met het door generaties overgeërfde overlevingsinstinct - zichzelf onzichtbaar te maken in het grauwe wintergras. Aan de voorzijde van het schoentje zit een strik, met glimmende stukjes plastic, als pareltjes, in de vorm van hartjes op de flappen van de strik. Een heel klein meisje zal ontroostbaar zijn geweest toen er in de door de nacht bewegende auto of bus ontdekt werd dat het schoentje niet meer aan haar voet zat. In de opwinding en de blijdschap de grens overgekomen te zijn en het gezeul met spullen en kinderen heeft niemand het verlies opgemerkt. De grote hoeveelheid eenzame schoenen in snelwegbermen is mij altijd een raadsel, maar hier bij de grensovergang van Lónya kan ik me het hele bijhorende drama voorstellen.

Ik heb deze minuscule grenspost tussen de veel grotere grensovergangen van Beregsurány en Záhony bereikt via een pont, waar met passen en meten zes personenauto’s oppasten. Na het oversteken van de grensrivier, de Tisza, volgde er kaal land waar de koude Noorderwind vanuit Siberië overheen raast. De weg naar de grens is vier meter breed, over een dijk in de uiterwaarden van de Tisza, een smokkelroute voor vriendelijke smokkel (waar het hele dorp inclusief de grenswacht in meedeelt). De smalle weg slingert door een niemandsland, in de verte, in het Oosten, liggen de Karpaten met een handvol sneeuw bedekt, uitgestrooid als poedersuiker over een pannenkoek. Het is gemeen koud.

De grenspost is vermoed ik gewoonlijk alleen in gebruik door plaatselijke boeren en een enkele forens of smokkelaar uit Lónya. Een paar auto’s wachten in de berm. Er zijn veel politieagenten en militairen van de speciale eenheden. De brede kerels in camouflagepakken blaken van het zelfvertrouwen en babbelen met elkaar in de zon. Een overspannen politieagente komt schreeuwend op mij af omdat ik foto’s maak - alsof we in de oude Sovjet-Unie zijn. Ik moet ze wissen, wat ik halfslachtig doe, de vage foto’s, maar de foto die ik van de kinderschoen heb gemaakt wil ik natuurlijk houden. Ze kijkt mee in mijn foto’s, wat - zoals iedereen tegenwoordig weet - niet zo heel beleefd. Gelukkig komt een van de mannen in camouflagepakken naar ons toe, hij heeft in mijn gebrekkige Hongaars en lengte de Hollander ontdekt. Hij heeft vaak met ze getraind, met de Nederlandse special forces. Hij spreekt Engels. De fanatieke agente druipt af.

Tussen dranghekken staat een rij van tweehonderd meter mensen, in de snijdende kou. Er is een raam geopend van het douanegebouwtje, als het loket van een dorpstreinstation. Ik vrees dat deze overweldigende toestroom van vluchtelingen ook met dorpse efficiëntie en ambtelijke haarkloverij wordt afgewerkt. Het einde van de file auto’s op de smalle bosweg in het gebied tussen de Oekraïense en Hongaarse grenspost is niet te zien. Het Oekraïense gezin bevindt zich in dat gebied, tussen de twee landen in. Sinds gisteren sturen ze af en toe een pin waar ze zijn. Ze zijn niet ver weg, toch is het totaal onduidelijk hoelang dit gaat duren. De militair had geen idee, een politieagent die ik het vraag weet het ook niet.

Langs het zich gedeisd houdende kinderschoentje loop ik terug naar mijn auto. Aan de andere kant van de berm staan twee auto’s met een pluk vrouwen en enkele kinderen. Ik vraag of ze Engels spreken. Allemaal. Ze wachten op een familielid en gaan dan met z’n allen naar Polen. Hun mannen zijn in Oekraïne om te doen wat ze moeten doen. Ik vraag hoe lang ze hebben gedaan over het stuk vanaf de Oekraïense grens totdat ze door de Hongaarse post waren.

‘Tien uur. We zijn gisteren om zes uur ’s avonds bij de grens aangekomen en waren om één uur vannacht door de Oekraïense grens en om elf uur vanochtend door de Hongaarse.’

Ik weet genoeg, ik ga nog even naar het hotel. Tien uur in de Noorderwind wachten lijkt me niet dienstig. Ik neem de pont terug over de Tisza. De ijzeren ketting trilt. Het water stroomt grijsbruin onder ons. Als we halverwege de rivier zijn verschijnt er om de bocht, bovenop de dijk, een groep Oekraïense kinderen. Ze joelen en gillen van opwinding bij de aanblik van de pont, het platte, met planken belegde vaartuig aan een staaldraad dat hen, bij het volgende overtochtje, naar de veilige overkant zal brengen.

Logboek 6: Kisvárda, maandagochtend 28 februari 2022, 09.00 uur

Mijn mobiele telefoon plingt sinds gisteravond alsof ik een leger minnaressen heb - iedere dertig seconden. Dat zit zo: ik heb gisteravond Oekraïense vrienden gemaakt, hier in de hotelbar. Ik word binnen mijn eigen gezin als een neanderthaler beschouwd wat betreft de digitale wereld - en draag dat als een geuzentitel. Ik heb een hekel aan die kleine telefoontjes, helemaal aan die kleine toetsjes en aan het feit dat iedereen steeds weet waar ik ben en wat ik zeg. Sinds drie maanden gebruik ik een laptop en net iets langer heel af en toe Google-maps, tot een half jaar geleden vertrouwde ik louter op landkaarten. Ook nu, op weg naar de Oekraïense grens, heb ik een stapel kaarten meegenomen, inclusief die van Oekraïne, Transsylvanië, Moldavië, Rusland en het stratenplan van Kiev, maar ik heb bij vertrek Ilona, mijn vrouw, plechtig moeten beloven niet naar Kiev en zelfs niet Oekraïne in te gaan, ik vrees dat als ik die belofte niet gedaan had, ik de verleiding niet had kunnen weerstaan. 

Mijn nieuwe vrienden hebben mij geholpen op Telegram te komen en in het bijzonder op twee berichtenservices van de Oekraïners. Nu krijg ik iedere dertig seconden (of nog vaker) berichten binnen met colonnes brandende Russische legervoertuigen en peptalk van de wereldkampioen boksen die zegt dat ze zullen vechten tot de dood, gevolgd door een regen van hartjes en spierballen. Het is allemaal enorm moraal verhogend. Ik denk dat Poetin in Kiev alleen de tactiek als in Grozny kan volgen (dat wil zeggen: de stad compleet plat bombarderen en iedereen die je te pakken krijgt gruwelijk martelen, het liefst door lokaal geronselde handlangers). En dat gaat hem niet lukken.

Mijn moeder heeft een arsenaal uitdrukkingen, waaronder: ‘Met die en die kan je de oorlog winnen.’ Dan deugde iemand. Of als ze zei: ‘Daar win je de oorlog niet mee.’ Dan wist je dat het een zacht ei was waar je je tijd niet aan moest verprutsen. Het was eigenlijk wel de ultieme toetssteen: kan je er de oorlog mee winnen of niet. Dat bevalt me zo geweldig aan de Oekraïners, de mannen, de vrouwen: je kan er de oorlog mee winnen. De Oekraïners hebben ons, met president Zelensky voorop, laten zien dat het mogelijk is standvastig te zijn, principeel, ergens voor te staan.

Dat we in Europa ineens zo eensgezind en doortastend optreden is dankzij hun voorbeeld, zijn voorbeeld. En ook wel, denk ik, doordat we zoveel vrouwen in de Europese top hebben (zes vrouwelijke ministers van defensie) dezer dagen, die moreel een strakkere lijn houden dan de marchanderende mannen. Europese landen die eensgezind zijn, voor het eerst hun tanden laten zien en standvastigheid tonen. Geweldig. Wapens sturen, Ruslands centrale bank losgekoppeld waardoor alle in het buitenland opgeslagen tegoeden onbereikbaar zijn geworden, loskoppeling van Swift, RT en Spoetnik, die twee LPF-televisiekanalen verboden. Toen ik het hoorde – ik zat in de auto op de terugweg van de grens - stak ik mijn vuist gebald in de lucht, als een voetbalsupporter. En ook nog: BP die de banden verbreekt met Rosneft, na druk van de Engelse overheid. Kan, vroeg ik me af, de Nederlandse overheid ook niet wat druk uitoefenen op Shell en de Gasunie, om de banden met Rusland en Gazprom te verbreken?

Een week geleden, op maandag, hield Poetin een beraad met zijn veiligheidsraad of iets dergelijks. De bijeenkomst in die enorme paleiszaal met angstaanjagend hoog plafond en bladgoud (Poetin heeft echt een vrij slechte smaak – wat is dat met dictators en kitsch?) waar de adviseurs een voor een naar voren moesten komen om hun advies aan de baas uit te brengen en perfect leken te voelen wat het wenselijke antwoord was. Alleen Sergey Naryshkin, de chef van de buitenlandse geheime dienst SVR, oud KGB studiegenoot en vriend van Poetin, durfde eerlijk te zijn en iets anders voor te stellen – een kort ultimatum aan het Westen - en werd voor het oog van de wereld als een schooljochie voor schut gezet door Poetin: ‘Je kan weer gaan zitten.’

Die vernedering wordt vooral gezien als een show van de ultieme macht van Poetin, maar ik zie het positiever. De KGB en haar opvolger de FSB zijn hoog aangeschreven organisaties, ze behoren tot de top op hun vakgebied, met uiterst intelligente medewerkers, superieur aan de CIA. Sergey Naryshkin is ongetwijfeld een van de allerbest ingelichte mensen ter wereld als het gaat om de voors en tegens wat betreft een Russische invasie van Oekraïne. Hij weet meer dan wij allemaal bij elkaar over de mogelijkheden, de moraal en de dronkenschap van de Russische troepen, over de bewapening van de Oekraïners, over de hoeveelheid brandstof, de corruptie van de onderofficieren etc. Dat juist hij weifelde en voorstelde aan de onderhandelingstafel tot een oplossing te komen is uiterst hoopgevend (wat daarbij wel verontrustend is, erg verontrustend, is dat Poetin volledig lak heeft aan het advies van het hoofd van zijn eigen buitenlandse veiligheidsdienst).

Nu moet ik naar de grens. Ze staan op honderd meter!

Logboek 5: Kisvárda, zondagmiddag 27 februari 2022, 13.00 uur

Gisteravond heb ik in een daad van onzinnige solidariteit en mythisch denken Kijevi jércemell (kip Kiev) besteld. Men doet wat men kan. Het menu is viertalig: Hongaars, Duits, Engels en Oekraïens. Het is lunchtijd en ik zit in mijn hotel, tussen stevige mannen die enorme schnitzels en ovenschotels naar binnen schuiven. Ik heb net gehoord dat het Oekraïense gezin aan de andere kant van de grens in de bergen heeft gescholen en weer is gaan rijden. Straks ga ik proberen uit te zoeken welke grensovergang het snelste is, maar nu heb ik nog even tijd uit te zoomen.

Al twee jaar werk ik aan een non-fictie boek over een ménage-à-trois van drie mensen en drie keizerrijken. Het verhaal van een vluchteling uit Estland, een Nederlandse aristocrate met wortels in Constantinopel, en een Hongaarse boerenzoon. Het drietal leefde een tijdje in onmin in een dorp in Hongarije vlak bij ons dorp, de initiatiefnemer van deze onmogelijke opzet was de Hollandse, een verre tante van mij, met een bovengemiddeld libido. De drie vormden het drijfhout van de kort daarvoor ingestorte keizerrijken: het Russische tsarenrijk, het Ottomaanse sultanaat en de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Deze rijken leefden eeuwenlang samen, met de onvermijdelijke huishoudelijke ruzies en wrijvingen.

Een eeuw geleden stortten deze rijken in en werden er nieuwe grenzen getrokken. Na de Eerste Wereldoorlog werd het Ottomaanse rijk (met het Verdrag van Sèvres, 1920) en Oostenrijk en Hongarije (met het Verdrag van Trianon, 1920) van veel grondgebied ontdaan en kreeg een handvol omringende landen grondgebied toebedeeld. Het Russische rijk maakte de vernedering van amputatie zeventig jaar later mee, na de instorting van de Sovjet-Unie. Hoe sterk onderhuids het gevoel van revanchisme over verloren terrein kan broeien is voor mensen in het vredige, stabiele Westen misschien moeilijk voorstelbaar.

Bij het werken aan mijn boek - en bij het af en toe volgen van het nieuws - is het mijn indruk dat deze verliezen van honderd jaar geleden nog steeds bepalend zijn in deze regio. De voormalige rijken spelen op. Poetin, Erdogan en ook enkele schaarse idioten in Boedapest dromen ervan verloren gebieden terug te krijgen. Rusland en Turkije bouwen sterke legers op om de oude vernederingen teniet te doen. Ik hoef niet te herhalen wat Poetin de afgelopen twintig jaar voor acties heeft ondernomen. Erdogan is nog voorzichtig aan het landje-pikken (in Syrië). De grootschalige wanorde die een oorlog brengt, maakt dat imperialistische natte dromen onverwacht binnen handbereik kunnen komen. Laat dit daarom eindigen in de ondergang van Poetin.

Na dagen van langs de grens sluipen, als een vos rond een kippenhok, en in mijn hotel kip Kiev peuzelen lijkt het dat ik mezelf eindelijk nuttig kan gaan maken. Ouders plus grootmoeder, niet gespecificeerd huisdier en drie peuters zouden vanochtend eerst richting mij komen, toen naar Moldavië gaan omdat daar de rijen bij de grens niet zo lang waren. Daarna werd Bulgarije als beste mogelijkheid gezien. En nu, aan het einde van de dag, is toch weer de Hongaarse grens uitverkoren. Ze bevinden zich op vijf uur rijden van me vandaan.

Ik ben onmiddellijk weer polshoogte gaan nemen bij de grensovergang van Záhony. Er stonden rijen bussen met Hongaarse nummerplaten, net aangekomen uit Oekraïne, vol met mensen. De Hongaarse regering voert de hulp op. De wachttijd aan andere kant van de grens is nu ongeveer twaalf uur, vertelt Ludmilla mij. Zij staat op de vluchtstrook aan de Hongaarse kant van de grens, ze is vanochtend heel vroeg uit Londen ingevlogen om haar kleinkinderen te halen: ‘Ik ben Russisch, mijn twee kleinkinderen zijn Oekraïens en ik haal ze omdat ze worden beschoten door de Russen. Mijn zoon en zijn vrouw blijven om het land te verdedigen.’ Ze kijkt me doordringend aan, zwijgend. Ze heeft een bontmuts met oorkleppen op, als een oude pelsjager, ze trilt, ze is op van de zenuwen. Het is een lange dag.

Logboek 4: Beregsurány, zaterdagavond 26 februari 2022, 21.00 uur

Het is aangrijpend; vrouwen met peuters op de arm en aan de hand die aan de rand van het asfalt vanuit de felle lampen van de grenspost de duisternis van Hongarije en de toekomst inlopen. Peuters in dikke Eskimo-pakjes. Ze gaan door de berm, weg van de oorlog. Het is gemeen koud op het troosteloze vlakland waarin de Hongaars-Oekraïense grensposten liggen. Er hangt een rare half-illegale smokkelatmosfeer, op de zandpaden en braakliggende veldjes rondom de grens staan verduisterde auto’s geparkeerd, groepjes mensen in het donker, veel blauwe zwaailichten, politieagenten in reflecterende hesjes en een lege vierbaansweg.

Vijfhonderd meter van de grenspost wordt door de Hongaarse afdeling van het Rode Kruis een tent opgezet. Erachter staan schots en scheef aan de rand van een stoppelveld vijf blauwe Dixi’s. Een jonge vrouw slaat een deken om een kind, ze is een Oekraïnse uit Munkacs, het kostte haar vijf uur om door de grens te komen, haar man en dochter zijn in Bratislava en komen haar halen. Er staat al enkele dagen een witte tentoverkapping van de plaatselijke gemeente, twee man klungelen met twee van die paddenstoelvormige gaskachels. Alles wat de gemeente Beregsurány voor dorpsfeestjes in huis heeft, is van stal gehaald. Het is een soort Koek & Zopie kraam. Er wordt koffie, zakken chips, flessen water en chocoladerepen uitgedeeld. Een man of twintig staat samengedromd.

De Maltezers hebben in Hongarije de leiding over de opvang van de vluchtelingen. Zij staan ook bij de tent en zorgen dat mensen die niet opgehaald worden in Beregsurány in het Kultúr ház (het cultuurhuis) en in de school kunnen overnachten. En zij regelen bussen naar Boedapest, van waaruit verder onderdak wordt geregeld. Wij hebben ook ons huis aangeboden. Een man van de Maltezer hulporganisatie vertelt dat de eerste stroom vluchtelingen vooral zigeuners uit Transkarpatië (de naam voor het Westelijke deel van Oekraïne waar een grote Hongaarse minderheid woont) waren, nu zijn het vooral mensen uit Kiev en omgeving die de grens overkomen, afgaand op de kentekenplaten van de auto’s die druppelsgewijs de grens overkomen.

Ik word een beetje sentimenteel van deze oorlog, vier dagen oud. Van alles, ik weet niet wat het is, alsof heel oude, primitieve, vechtlustige oerinstincten in me loskomen, onder het verdovende karton, teflon en fijnstof van decennia consumentisme vandaan. Van de toespraken van president Zelensky (ik weet niet of je zijn naam nu met een i of een y schrijft, namen eindigend op een y wijzen in het Hongaars meestal op oude adel. Hoogstpersoonlijk heb ik de president van de Oekraïne tot het Hongaarse adeldom verheven, of ie het leuk vindt of niet), van de vrouwen die met peuters de grens overkomen en hun mannen steunen, van de oude vrouwtjes die molotovcocktails maken en zeggen dat ze dit gewoonlijk niet op zaterdagen doen, van de jongeren met het babyvet nog op de wangen die hartstochtelijk in prachtig Engels zeggen dat ze de wapens opnemen en bereid zijn te sterven. Het is aanstekelijk.

Erachter, in het deels door een grote Hongaarse minderheid bewoonde uiterst westelijke gedeelte van Oekraïne, lonkt het gebergte van de Karpaten. Ik ben een paar keer in Oekraïne geweest, maar heb het land nooit bekeken met het oog van waaruit het best een guerrilla-oorlog gevoerd kan worden. Ik herinner me vooral eindeloos uitgestrekte akkers tussen Kiev en Odessa. Zwarte aarde. Uitgestrekt land, weinig plek om je te verschuilen. Toen ik er doorheen reed werden de stoppelvelden kaal gebrand, kilometerslange slierten oranje vlammen in de pikzwarte nacht. Dat platbranden zullen de Russen ook wel gaan doen op jacht naar partizanen.

Het is zonder meer het westelijke gedeelte, de hoge Karpaten, dat meest geschikt is voor een zeurende oorlog. De bergen met uitlopers naar het gebied bij Lviv waar precies honderd jaar geleden schrijver Isaak Babel als correspondent werd toegevoegd aan een kozakkenregiment, als jood, mijn God, om de oorlog van het rode leger tegen de Poolse landjonkers te verslaan (met als resultaat het onovertroffen Rode Ruiterij).

Logboek 3: Kisvárda, zaterdagochtend 26 februari 2022, 09.00 uur

Net als Napoleon Bonaparte acht het management van hotel Parish Bull in Kisvárda een stevig ontbijt van essentieel belang voor de troepen. Alleen als vegetariër kom je er bekaaid af (op de ontbijttafel: dikke plakken spek, bijna zwarte worsten, roerei, plakken ham, gesneden kolbász en tenslotte als sluitpost wat paprika en tomaat). In de ontbijtzaal klinkt een mengeling van Hongaars en Oekraïens. Vrijwel alle auto’s (veel BMW en Mercedes) op de parkeerplaats van het hotel hebben Oekraïense kentekenplaten. Veel van de eigenaren zijn even stevig als hun auto’s. Mensen in praktische kleren, trainingspakken en gymschoenen, mannen ongeschoren, vrouwen gelipstickt. Een oudere vrouw komt binnen, op zoek naar haar zoon. Dit is het eerste iets grotere hotel nabij de grens. De lieve, dikke hoteleigenares spreekt alleen Hongaars, de Oekraïense vrouw een beetje Engels. Met mijn beperkte Hongaars treed ik op als tolk en dan komt de volwassen zoon vanzelf binnengelopen. Moeder in tranen.

Voor het eerst in mijn leven ben ik politiek geëngageerd. De toespraken van Zelensky raken me, en vooral de moed van de gewone Oekraïners bewonder ik. Jonge moeders die met een Kalasjnikov leren schieten en zeggen te zullen vechten voor hun gezin, stad en land; oude vrouwtjes die Russische militairen de waarheid zeggen; en de onovertroffen kustwacht op het Slangeneiland, die als laatste woorden luid en duidelijk aan de Russen lieten weten hoe ze er over dachten: ‘Krijg de klere.’ Vlak ervoor hoor je een ander nog zeggen: ‘Okay, dit was het dan.’ Die eenvoudige, onverschrokken wijze van het lot tegemoet treden lijken wij verloren.

Terwijl de Oekraïners zich doodvechten tegen een overmacht zijn Westerse bedrijven en politici niet bereid offers te brengen, met de rijke, voormalige AS-mogendheden (Italië, Duitsland en Oostenrijk) voorop. Het is om je dood te schamen.

Poetin moet aangepakt worden, sancties zwaarder dan uitsluiting van het Songfestival, de tijd voor geschipper en meegaan in het ‘niet willen provoceren’ is voorbij. Dus: wapenleveranties, sancties die het Russische volk de straat op brengen, cyberaanvallen, serieuze versterking naar de Baltische Staten sturen, en genereuze behandeling van Oekraïense vluchtelingen. De logica – het herstellen van een cordon om Rusland, opdat de vijand altijd zover van Moskou verwijderd is dat wanneer hij in de zomer aanvalt hij pas in de winter het Kremlin bereikt (en ten onder gaat), dat wat de Russen altijd gered heeft, van Napoleon tot Hitler – die in Poetins handelen te ontdekken valt, is zorgwekkend. Eén blik op de kaart van Europa en je weet dat hij na de verovering van Oekraïne beslist de Baltische Staten zal opeisen. De weg naar Moskou is van daaruit namelijk nog een stuk korter.

Van het Oekraïense gezin op de vlucht hoor ik ondertussen niets. Contact onmogelijk. Ik weet niet waar ze zijn, ik weet niet naar welke grensovergang ze op weg zijn. Ik zit in een ontbijtzaal met een glimmend granieten vloer en wacht terwijl er om mij heen flink wordt gebunkerd.

Logoboek 2: Záhony, vrijdagavond 25 februari 2022, 23.50 uur

Via Boedapest ga ik Oostwaarts naar Záhony, de dichtstbij gelegen grensovergang met de Oekraïne. Op de snelweg kom ik in een file terecht, omdat een groot militair konvooi met enorme opleggers in dezelfde richting gaat. Het Noordoosten van Hongarije - dat grenst aan Slowakije en Oekraïne - is het armste gedeelte van het land, zodra je van de snelweg afgaat, valt de al omringende duisternis op, eindeloze stukken niets, geen enkel licht, weinig verkeer, in de dorpen hoge hekken om de percelen, je ziet het verarmen, zelfs de bomen langs de weg bestaan louter uit waterhout.

De hele weg, ongeveer zeven uur lang, luister ik naar de radio, en dan vooral naar de BBC omdat die verreweg de meeste mensen in Oekraïne hebben, Britse standvastigheid. Een vriend in Kiev stuurt mij een bericht, dat hij met vrouw en kind en voorraden eten en water in zijn kelder schuilt. Dankzij de mobiele telefoon voelt mijn auto als een rijdende controlekamer. Met het Oekraïense gezin dat ik op ga halen heb ik contact via Australië. Ze zijn gisterochtend uit Kiev Westwaarts vertrokken en bevinden zich nu in de buurt van Lviv. Mensen sturen hartjes, Hongaarse vrienden benadrukken dat het Westen Poetin te veel getergd heeft. Voor een Engelse vriend, verbonden aan een hulporganisatie, moet ik kijken welke medicijnen en spullen nodig zijn aan de grens.

Om 23.00 uur ’s avonds bereik ik Záhony. Ik wil de situatie een beetje verkennen. Het is er doodstil. Het is een ouwerwetse Oostblok grensovergang, breed asfalt, felle lampen, gebouwd om te intimideren. De Oekraïense kant van de grens is honderden meters verderop, uit het zicht. Aan Hongaarse zijde, aan de linkerkant van de weg, met de neus richting het Westen, staat een rij auto’s langs de vangrail geparkeerd. Hongaarse en Oekraïense kentekenplaten. In de auto’s zitten vooral moeders. Op de achterbanken liggen soms kinderen te slapen. Ik vraag op wie zij wachten. Ze draaien kalm de raampjes naar beneden, een onverschrokken blik in hun ogen. Deze mensen hebben iets wat wij verloren zijn. Met twee voeten in de botte werkelijkheid. Ze wachten op gezinnen, ouders en soms op een man of zoon. Alleen met ‘speciale papieren’ mogen Oekraïense mannen tussen de 18 en 60 jaar het land uit. ‘Ook niet als enig kostwinner of wanneer ze met de kinderen alleen reizen?’ wil ik weten. Nee, de vrouwen schudden beslist hun hoofden: ‘Dan moeten ze hun kinderen aan een vrouw meegeven en terug.’

Een Hongaarse politieagent met een bontmuts jaagt de geparkeerde auto’s weg. Ik vraag hem hoelang de rij aan de andere kant van de grens is. ‘Vier uur,’ antwoordt hij. Eens in het kwartier komt er een auto uit Oekraïne de grens over. Ik rij een beetje rond. Het is bijna middernacht. Vanaf Hongarije richting de grens lopen drie jonge jongens met kleine rugzakken in duisternis over de vluchtstrook. Wanneer ik nader steken ze hun duim op. Ik stop en vraag wat ze willen. Ze zijn net twintig, jonger dan mijn eigen zonen. Ze vertellen me dat ze naar huis willen om tegen de Russen te vechten.

Logboek 1: Somogy, vrijdagochtend 25 februari 2022, 11.00 uur

Ik ben in ons dorp in Hongarije en ga dadelijk - nadat ik een uitnodigingsbrief voor een Oekraïens gezin in het Hongaars vertaald heb gekregen - in de auto stappen en naar de grens met Oekraïne rijden, op zoek naar een gezin uit Kiev. Ik weet niet precies welke grensovergang zij zullen weten te bereiken - in Hongarije, Slowakije, Polen of Roemenië.

Ik ben ontzet door wat er in de Oekraïne gebeurt; een buurland dat met grof geweld wordt bezet, met een hoeveelheid tanks zoals we niet meer gezien hebben sinds generaal Guderian in 1940 Frankrijk binnenviel en de Sovjet-Russen in 1956 met meer dan duizend tanks Boedapest platwalsten (en het bevel kregen met de tanks terug te schieten op ieder huis, ieder raam, ieder mens dat een steen gooide of met een jachtgeweer een schot loste).

Het is de Hongaarse opstand van 1956 waar dit alles mij aan doet denken. Ik bewonder de dapperheid van de Oekraïners, en schaam me diep dat het Westen voor alles bezorgd is om de eigen portemonnaie - terwijl de mensen in de Oekraïne in de straten vechten en sterven.

De komende dagen, uren, zal ik getuigen hoe de zoektocht langs de Oekraïense grens verloopt.

Header image: Sovjet T-54-tanks in Boedapest op 31 oktober 1956