Heeft het boekenvak een revolutie nodig?

OvG in de Volkskrant

9 april 2022

Mensen verslinden verhalen, maar de ontlezing neemt toe. Heeft het boekenvak een revolutie nodig?

Hoera, het is Boekenweek! Dat moet gevierd, want het gaat best goed met het boek. Tegelijkertijd schrijdt de ontlezing voort en weet de branche zich niet echt te vernieuwen. Kunnen schrijvers en uitgevers niet méér doen met verhalen dan er altijd maar boeken van maken?

Oscar van Gelderen zit in het Amsterdamse café-restaurant Dauphine aan de gemberthee en somt op wat er bij uitgeverijen gebeurt wanneer een van hun auteurs een nieuw boek klaar heeft. Zijn wijs- en middelvinger wandelen door een denkbeeldig tredmolentje. ‘Aanbiedingstekst maken. Met vertegenwoordigers langs de deuren. Naar inkoopbeurzen. Vervolgens gaan de pr-mensen aan het werk. Als het meezit mag de auteur ergens op tv en daar draait hij zijn riedel af. De kijker heeft nog niks gelezen maar denkt: Eva Jinek vindt het kennelijk leuk – ik ga het maar eens kopen. Als véél kijkers dat denken, komt het boek in de Bestseller 60. Daar staat het een paar weken; daarna zakt de verkoop in. De auteur denkt: hè? Niemand heeft het meer over mijn boek! En hij begint bij de uitgeverij te klagen dat er niks gebeurt. Maar daar zijn ze allang weer bezig met het volgende boek, van een andere auteur. En zo gaat het al honderd jaar, iedereen springt steeds door hetzelfde hoepeltje. Het is één groot anachronisme.’

Zaterdag 9 april begint de 87ste Boekenweek. Tot en met 18 april wordt overal in Nederland ‘het boek gevierd’, zoals dat dan heet. Schrijvers trekken van boekhandel naar bibliotheek, lezers krijgen van hun boekhandel het Boekenweekgeschenk van Ilja Leonard Pfeijffer cadeau en na afloop van de Boekenweek zal de CPNB, het marketingbureau van het boekenvak, enthousiaste persberichten rondsturen waarin staat dat alles weer geweldig is verlopen – mede dankzij de CPNB – en dat het heel goed gaat met het boek. En het gaat ook best goed; in 2020 en 2021 werd meer gelezen dan de jaren ervoor.

Tegelijk gaat het nou ook weer niet zó goed. De ontlezing schrijdt voort (in 2006 las 65 procent van de jongeren nog weleens een boek, in 2018 40 procent). Mensen bevredigen hun aangeboren behoefte aan verhalen in toenemende mate met audio (podcasts, audiobooks) of in de vorm van series en films, via streamingdiensten als NPO Plus, Amazon, Netflix of HBO Max. Met als gevolg een verschijnsel dat je de ‘verhalenparadox’ zou kunnen noemen, waarbij je aan de ene kant een snel groeiende behoefte ziet aan leveranciers van ‘content’, oftewel aan mensen die al die series, films en podcasts van inhoud kunnen voorzien, terwijl aan de andere kant een eveneens groeiend leger schrijvers machteloos toeziet hoe de boeken, waarin ze jarenlang hun ziel en zaligheid hebben gestopt, snel na verschijning weer uit beeld verdwijnen – als ze überhaupt al in beeld komen.

Denken vanuit de maker

Oscar van Gelderen was dertig jaar uitgever. Hij bracht bestsellers uit als Judas van Astrid Holleeder en ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen. Eind 2020 stapte hij na een conflict op bij zijn uitgeverij Lebowski, onderdeel van Overamstel, en begon opnieuw voor zichzelf. Niet als uitgever dit keer, maar als manager van schrijvers en kunstenaars, zoals Michaël Roumen sinds 2016 al doet. ‘Mensen denken vaak dat ik literair agent ben, maar wat ik doe is veel breder, een agent is toch vooral met de deal bezig. Ik werk vanuit de inhoud. Als een auteur met een idee bij me komt, kijk ik samen met hem in welke vorm dat idee het best tot zijn recht komt. Leent het zich voor een podcast? Een documentaire? Moet het een scenario worden? Of is het een boek? Want een boek kán de beste vorm zijn, maar dat hóéft dus helemaal niet.’

Noem Van Gelderen gerust een voorloper; zo ziet hij zichzelf ook. ‘Bij mijn eerste uitgeverij Vassallucci schakelden Lex Spaans en ik in 1996 buitenlandse agenten in voor de rechtenverkoop – dat deden uitgevers tot dan altijd zelf. Toen zag ik voor het eerst wat je via nevenrechten allemaal voor elkaar kunt krijgen met een boek: verfilmen, een theaterstuk maken. Maar dat boek bleef altijd de basis. In mijn nieuwe baan behartig ik álle artistieke output. Of iemand nou boeken schrijft of scenario’s, maakt mij niet uit. Ik denk dat het achterhaald is te denken vanuit het eindresultaat; je moet denken vanuit de maker.’

Is wat Van Gelderen doet niet gewoon wat de uitgever van de toekomst zou moeten doen? Leidt de verhalenparadox niet tot de conclusie dat het begrip ‘schrijver’, gezien alle ontwikkelingen, toe is aan een nieuwe definitie – namelijk: leverancier van verhalen – waarmee de definitie van uitgever automatisch verandert in die van verhalenmanager; iemand die niet alleen in boeken doet maar ook in podcasts, scenario’s en alles wat verder maar denkbaar is?

Van Gelderen: ‘Dan zit ik zonder werk, dat moeten we natuurlijk niet hebben. Maar het is een interessante vraag, ja, eentje waar ik natuurlijk zelf ook al jaren over nadenk. Voor mij staat inmiddels vast dat schrijvers uit hun schulp moeten kruipen en zich moeten realiseren dat er veel meer plekken zijn waar ze met hun tekst terechtkunnen dan alleen in dat boek. We barsten van de goeie auteurs, waarom leiden we ze niet op tot scenarioschrijvers? Dat is fijn voor de streamingdiensten én het is goed voor de schrijver, want die heeft een breder businessmodel. En neem audio, goeie audio bedoel ik, dus geen podcasts waarin een paar mensen wat met elkaar zitten te ouwewijven. Daar is helemaal geen opleiding voor. Waarom maken we die dan niet?’

Een conservatieve branche

Wat betreft de rol van de uitgever: er wordt bevlogen en hard gewerkt, zegt Van Gelderen, maar over het algemeen blijft de uitgeverij een conservatieve branche. ‘Het zou goed zijn als uitgevers gaan morrelen aan hun vaste wetten en gewoonten, want iedere markt beweegt zich altijd richting de progressiviteit. Maar ik denk dat de uitgever de slag al gemist heeft. Zoals de boekhandel de slag om de digitale lezer heeft gemist; die is gewoon helemaal door Bol.com ingepikt. Tijdens de coronapandemie zag je goed hoe wankel het allemaal is, en dat komt doordat er maar op één paard wordt gewed. Uitgeverijen bouwen weliswaar audiolabs, ze richten rechtenbureaus op en De Bezige Bij regelt lezingen via Bee Speakers. Maar dat soort activiteiten blijven altijd gerelateerd aan dat boek.

‘Bij mij niet. Als ik met Marijke Schermer praat, gaat het óók over wat ze met theater kan doen, want Schermer is een fantastische theaterschrijver. Waarom zijn er niet veel meer schrijvers die ook scenario’s of toneelstukken maken? Multitalenten hebben de toekomst, maar hun uitgever moedigt het niet aan, die denkt: als ze voor het theater gaan schrijven, maken ze geen boeken meer en wat heb ik er dan nog aan? Daarom is het logisch dat multitalenten als Schermer of Esther Gerritsen aansluiting zoeken bij Michaël Roumen en mij.’

Rest van het artikel van Wilma de Rek lezen? Dat kan hier.

Header image: Vilain & Gai – acrobaat: Aurélie Tercier