
Sara Bervoets
Interview in De Morgen
op 2 december 2023
Sara Bervoets schildert zich los van de trauma’s die ze opliep als dochter van een beroemde kunstenaar: ‘Ik heb lak aan de kunstwereld. Ik wil gewoon bestaan.’
Er bestaat een harde, rauwe versie van haar verhaal en een verbloemde. In de harde versie zouden we spreken van een traumatiserende jeugd in een disfunctioneel, gebroken gezin. Van armoede, thuisloosheid, emotionele verwaarlozing en zelfverlies. Een leven in hulpverleningsjargon.
Vandaag verkiest Sara Bervoets de verbloemde versie. Het is een verhaal vol aarzelingen en weglatingen. Een verhaal dat niet kan worden afgedaan als een botte afrekening met haar beroemde vader, maar veeleer als een duiveluitdrijving. Een verhaal dat ze vertelt om het achter zich te kunnen laten.
Dat is ook de uitdrukkelijke bedoeling van de tentoonstelling die vanaf vandaag in Antwerpen te zien is. Met de tekeningen en de schilderijen die ze de afgelopen jaren heeft gemaakt neemt Sara Bervoets haar leven in handen en begint ze haar eigen verhaal te schrijven. Noem het gerust een wedergeboorte.
“Ik kan kiezen”, zegt ze. “Ofwel word ik helemaal zelfdestructief, ofwel eis ik eindelijk mijn bestaansrecht op.”
We zitten in een drukke lunchbar in Antwerpen. De muziek staat net iets te luid en wordt nog overstemd door het getik van bestek op porselein. Bervoets woont om de hoek met haar moeder en haar driejarig zoontje, maar daar wil ze ons niet ontvangen. Haar moeder heeft net een hartoperatie ondergaan, haar zoon is nog luider dan een overvol restaurant, en er is toch niets te zien. Voor een atelier is geen plaats in de krappe woning.
Ze heeft een grote map meegebracht met een selectie van haar tekeningen. Foto’s van haar schilderijen zitten in haar telefoon. De sleutelscènes uit haar leven staan, jammer genoeg, in haar geheugen gegrift.
Sara Bervoets: “Ik heb altijd getekend, het is mijn tweede natuur. Als kind kleurde ik soms de tekeningen van mijn vader in. Hij nam mijn kleuren over in zijn grote etsen. Eind jaren negentig, toen ik een jaar of acht was, doken die werken op in tentoonstellingen van hem. Maar pas drie jaar geleden, toen mijn zoontje ter wereld kwam, werd tekenen en schilderen echt een noodzaak voor mij. Want toen moest ik een antwoord zien te formuleren op een aantal existentiële vragen. Wie ben ik? Wie wil ik zijn? Wie moet ik worden om een goede moeder te zijn voor mijn zoon?”
‘Mijn vader dronk om zijn verlegenheid te overwinnen. En vervolgens is zijn ego door zijn omgeving zo hard aangewakkerd, dat het is ontspoord.’
En het antwoord was: kunstenaar?
“Ja, nee. (aarzelt) Ik zal mezelf nooit zo noemen. (lange stilte) Ik heb een bewogen leven achter de rug, om het zacht uit te drukken. Ik wil die overwegend negatieve ervaringen nu omzetten in iets positiefs. Tekenen en schilderen, wat men kunst noemt, laten mij toe om twee dingen te doen. Eén: gal spuwen, ventileren. En twee: tonen wat er in mij zit. Mogelijk ontstaat er dan een perspectief, iets om naartoe te werken.”
Op basis van uw ervaringen had u net zo goed kunnen zeggen: ‘Met kunst wil ik nooit nog iets te maken hebben.’
“Daarom vermijd ik de term ‘kunst’. Ik bekijk het niet op de klassieke manier: de scheppende kunstenaar die erkenning afsmeekt en streeft naar persoonlijk succes. Ik heb echt niet de ambitie om centraal te staan, in het middelpunt van de belangstelling...”
Uw map met tekeningen zit nochtans vol zelfportretten.
(lacht) “Ja, je zou kunnen denken: oei, die is wel heel vol van zichzelf. Het tegendeel is het geval. Ik ben volop op zoek naar mezelf. Ik ga nu de confrontatie aan met mezelf om te ontdekken uit welk hout ik ben gesneden.
(na een lange stilte) “Ik heb nooit goed geweten wie ik ben en wat mijn positie is in dit leven. Ik heb altijd in de schaduw gestaan ván. Nu, er zijn wel meer mensen zoals ik. Kinderen van vaders en moeders die een bepaald maatschappelijk aanzien genieten, of die heel dominant zijn. Dat hoeft niet te betekenen dat je daar zwaar onder gebukt gaat. Voor hetzelfde geld stimuleert het je, wordt je eigen ego er ook door gestreeld. Maar ik... ik voelde me minder dan een zandkorrel. Ik heb er een ontwikkelingsstoornis aan overgehouden.”
Omdat het licht altijd op uw vader scheen en u in het donker bleef?
“Nee, het ging niet over het licht, het ging over de turbulentie... (denkt na) Ik moet me voorzichtig uitdrukken. Je hebt de artiest die iedereen kent uit de media, en de artiest zoals hij is in zijn privéleven. In het geval van mijn vader zijn dat twee verschillende mensen, het contrast is gigantisch. (stilte)
“Ik ben de vrucht van twee kunstenaars die een destructieve relatie hadden met elkaar. Ik wil er niet te veel over uitweiden, maar dat bedoel ik met turbulentie. Mijn moeder is ook kunstenaar. Een onbekende kunstenaar, maar voor mij wel een groot kunstenaar. Ze is nooit naar buiten gekomen met haar werk omdat ze een laag zelfbeeld had. Mijn moeder heeft zichzelf volledig verloren in mijn vaders wereld. Zij heeft niet bestaan, zou je kunnen zeggen.”
En dat laag zelfbeeld hebt u geërfd?
“Misschien wel. Maar ik heb ook trekken van mijn vader geërfd. Het is complex.”
Toen ik hem enkele jaren geleden interviewde, beklaagde Fred Bervoets zich over zijn toenemende eenzaamheid. ‘Mijn vrienden zijn dood en mijn vrouw is weg’, zei hij. Uw ouders leven al lang niet meer samen?
“Mijn moeder is bij hem weggegaan toen ik een jaar of drie was. Sindsdien hebben wij een zwervend bestaan geleid. Van het ene adres naar het andere, van de ene netelige situatie in de andere.”
Was uw vader de grote afwezige in uw leven, of is hij altijd aanwezig gebleven?
“Hij is zeer aanwezig gebleven. Hij kwam op bezoek, wij gingen bij hem op bezoek. Er speelde een wederzijdse afhankelijkheid tussen mijn ouders. Mensen die constant ruzie maken hebben elkaar nodig om ruzie te maken, hè. Het conflict wordt een ingesleten gewoonte, de kern van de relatie. Mijn ouders zijn officieel nog steeds getrouwd. Maar tezelfdertijd was mijn vader ook heel afwezig.”
The worst of both worlds?
“Bij mij heeft het in elk geval tot een, euh, problematiek geleid. Ik heb nu weer veel levenslust in mij, maar dat is niet altijd zo geweest. Ik heb me heel vaak afgevraagd: wie ben ik, wie zijn die mensen rond mij, wat doe ik hier eigenlijk? Dat was mijn kindertijd.”
Eenzaam?
“Beangstigend en verwarrend vooral. Mijn leven, mijn wereld, was constant aan het schuiven. Zoals elk kind doet in die situatie, legde ik de schuld bij mezelf. ‘Het ligt aan mij. Wat is er mis met mij?’”
Gelukkig was er tekengerei in huis.
“Ja, amai, als ik dat niet had gehad... Ik durf er niet aan te denken.”
Is dat een reflex die u van uw vader hebt geërfd: wat je niet onder woorden kunt brengen moet je omzetten in beelden?
(denkt na) “Mijn moeder stimuleerde me daarin. Zij beschouwde het als een belangrijk deel van mijn opvoeding, waar ze aandachtig en kritisch op toezag. Maar ze stimuleerde me ook om met mijn vader samen te werken. Ze wilde dat ik contact met hem bleef houden, dat onze relatie niet verbroken werd of vertroebelde. Wanneer mijn vader op visite kwam, bekeek hij mijn tekeningen. Wanneer ik bij hem was, zat ik te kijken en te kliederen in zijn atelier. Dat was onze enige vorm van communicatie. Een ander gespreksonderwerp hadden we niet.”
Al wie aan de Academie van Antwerpen ooit les heeft gekregen van Fred Bervoets, is uiterst lovend over hem.
(kortaf) “Ik ben nooit een leerling van mijn vader geweest.”
Was hij strenger voor u dan voor zijn studenten?
“Dat is zwak uitgedrukt. Het was heavy.”
U mocht niet falen?
“Erger: ik had al gefaald. (stil) Het was heel pijnlijk. Niet erkend worden is het ergste wat je als kind kunt ervaren.”
Was het onvermogen van zijn kant?
“Het zal wel. Maar voor mij legde hij de lat onmogelijk hoog. Hij herhaalde ook voortdurend dat de kunstwereld een keiharde wereld is, waaruit ik beter kon wegblijven.”
Misschien wilde hij u beschermen? Misschien wilde hij zeggen: ‘Je gaat het niet redden’ maar kreeg hij dat niet over zijn lippen?
“De ultieme bescherming is toch iemands zelfvertrouwen omhoog krikken, in plaats van het de bodem in te stampen? Ik weet zelf ook wel dat het hard werken is, en dat je je voetjes op de grond moet houden. Wees gerust, ik kan tegen een stootje. Bovendien is het niet eens mijn ambitie om iemand te worden in de kunstwereld. Ik heb lak aan de kunstwereld. Ik wil gewoon bestaan. Tekenen en schilderen zijn mijn bestaansgrond. Ik zou willen dat mijn vader erkent dat ik vanuit dezelfde noodzaak werk als hij. Dat we wat dat betreft heel erg op elkaar lijken.”
In uw tekenmap zit een portret van uw vader als straatkat. In de lucht hangt een kleine blauwe maan. Hoe moet ik dat beeld lezen?
“Als een portret van een eenzame man. Dat is de essentie, denk ik. Ik vind het jammer dat hij zo ver van zichzelf is weggedreven.”
Vindt u dat?
“Ja. Vorig jaar zag ik een prachtig jeugdwerk van hem in Museum De Reede in Antwerpen. Hij was een bescheiden, verlegen jongen van vijftien toen hij het maakte. Maar wat een beeldende kracht! Waarom heeft hij zich nooit kunnen verzoenen met wie hij toen was, met wie hij oorspronkelijk was? (stilte) Hij is beginnen te drinken om zijn verlegenheid te overwinnen, om buiten te durven komen. En vervolgens is zijn ego als schilder door zijn omgeving zo hard aangewakkerd, dat het is ontspoord. (denkt na) Maar ik moet opletten wat ik zeg, want eigenlijk weet ik niks van mijn vader.”
Fred Bervoets. Zijn dochter Sara: 'Wat hij denkt, wat hij voelt, ik weet het niet.'Beeld Joris Casaer
Hoezo?
“Wat hij denkt, wat hij voelt: ik weet het niet. Ik hoor alleen maar eindeloze monologen die altijd op hetzelfde neerkomen: dat hij zich tekortgedaan voelt. Hij loopt altijd te sakkeren, het is nooit goed. Een andere bezorgdheid dan zijn kunst, dan zijn positie in de kunst, lijkt hij niet te hebben. Een eigen gevoelsleven... (denkt na) Misschien is het er gewoon niet, misschien is het iets wat ik zoek maar nooit zal vinden.”
Meer veronderstellen dan wat er is: is dat niet wat we een ideaalbeeld noemen?
(gaat er niet op in) “Ik kom wel veel over mijn vader te weten via zijn werk. Ook over zijn relatie met mij.”
Komt u vaak voor in zijn werk?
“Best wel. Vroeger meer dan nu.”
Dan kunt u toch moeilijk beweren dat u voor hem niet bestaat?
“Ja, maar hóé besta ik? Hoe word ik afgebeeld in zijn schilderijen? Als een kind van vijf, hooguit acht jaar dat aan een ijsje likt. Terwijl ik geen ijs lust. Of zittend op een grafsteen. Of zonder armen, omhoogkijkend naar het licht. Ik ben altijd het kleine, voorovergebogen zwartkijkertje, het kind dat overduidelijk geen zin heeft in het leven.”
‘De weg uit het dal begint bij jezelf. Daarom ben ik het hoofdpersonage in mijn werk.’Beeld Thomas Sweertvaegher
‘De huisjes in mijn werk staan voor de warme omgeving die ik nooit heb gehad, en die ik mijn zoon wel wil bieden.’Beeld Thomas Sweertvaegher
Misschien was u in zijn aanwezigheid een droevig kind?
“Ik had weinig reden om gelukkig te zijn. Ik word gelukkiger naarmate ik ouder word en meer van hem loskom. Maar je dochter afbeelden op een grafsteen: dat is toch heftig? Uiteraard is het zijn artistieke vrijheid. Al tekent hij mij met vijf koppen, ik zal daar mild over zijn, ik zal het interessant vinden. En als onze privésituatie wat aangenamer was geweest, zou ik er zelfs om kunnen lachen.
(stilte) “Mijn vader heeft eens gezegd dat hij alleen maar kan werken als hij kwaad is. Hij heeft geen inspiratiebronnen nodig, maar frustratiebronnen. Misschien zijn mijn moeder en ik dat voor hem geweest.”
Zullen we nog eens door de map bladeren?
“Goed, maar let wel: dit is een selectie die mijn manager (Oscar van Gelderen, red.) en ik samen hebben gemaakt, in functie van de tentoonstelling. De brutaalste tekeningen zitten er niet bij. Ik heb een stukje van mijn vaders DNA geërfd. Zijn directheid vooral.”
Als het mes in de wonde moet...
“... dan zie je een mes. Eerlijk is eerlijk.”
Uw stijl doet een beetje denken aan die van de schilders van de nieuwe zakelijkheid, George Grosz en co., die honderd jaar geleden in Duitsland actief waren. En aan de gravures van Käthe Kollwitz.
“O, heerlijk! Kollwitz is een van mijn heldinnen.”
Wie bewondert u nog zoal?
“Edvard Munch, Jean-Michel Basquiat... (denkt na) Maud Lewis, een Canadese volkskunstenares die in 1970 overleed. Maar de kunstenaars die ik bewonder zijn niet mijn inspiratiebronnen. Ik heb geen inspiratiebronnen. De inspiratie komt uit mezelf, het is een gevoel dat ik niet los van mezelf kan zien. En van de mensen die ik bewonder, interesseert de biografie me meer dan het werk.”
Leven is belangrijker dan werk?
“Het werk ligt meestal in het verlengde van het leven, het komt eruit voort. In het werk van mijn favoriete kunstenaars resoneert de strijd die ze in hun leven hebben gevoerd. Bij sommigen was dat een gevecht met zichzelf, bij anderen met de tijdgeest, of met beide. Door dat gevecht in hun werk tot uitdrukking te brengen, wordt het meer dan een persoonlijk conflict, begrijp je? Wordt het mogelijk dat anderen zich erin herkennen en er kracht uit putten.”
Zijn er ook hedendaagse kunstenaars met wie u zich verwant voelt?
(denkt lang na) “Waarschijnlijk wel, maar ik ken ze niet. Ik volg het niet zo, om eerlijk te zijn. Ik ben niet opgeleid in de kunsten. Ik ben niet opgeleid tout court; ik heb mijn middelbare school niet afgemaakt. In die periode had ik al mijn energie nodig om thuis te overleven. Typisch voor kinderen die opgroeien in armoede of in traumatische gezinssituaties. Er is thuis zo veel stress dat je niet de minste motivatie kunt opbrengen voor school. Tekenen en schilderen waren mijn overlevingsmechanisme.
“Daarom gaat kunst voor mij in eerste instantie over intentie en noodzaak. Daarom interesseren succesvolle kunstenaars en grote talenten mij minder dan degenen die een lange, moeizame strijd hebben gevoerd. (lachje)
“Ik bewonder eigenlijk vooral niet-kunstenaars: een goede osteopaat, een vriendelijke wc-madam, een lieve kassierster in de supermarkt. Als ik zo iemand bezig zie, denk ik soms: holy shit, misschien heeft ze vijf kinderen en staat ze er helemaal alleen voor. Mensen die de kunst verstaan om door het leven te spartelen en toch dienstbaar en vriendelijk te blijven voor anderen, díé bewonder ik.”
Wanneer en hoe werkt u?
“Ik ben een ochtendmens. Wanneer mijn zoontje wakker wordt, doe ik eerst het nodige en dan begin ik eraan. Ik werk tussen de soep en de patatten, tussen mijn verzorgende taken door. Ik heb geen tijd om lang stil te staan bij mijn werk, het moet vooruitgaan. Maar dat vind ik meer een voordeel dan een nadeel.
“Ik werk met houtskool, maar ook met pastel en waterverf. En tegenwoordig maak ik ook grote schilderijen in acrylverf. Ik heb niet genoeg ruimte om het allemaal te stockeren. Doordat we nu dat probleem hebben met insijpelend en opstijgend vocht in de muren, kan ik niks meer ophangen. Het is survival op alle vlakken.”
‘Voor mij moet kunst ook een sociale component hebben. Waarom zou je er anders mee naar buiten komen? Alleen maar om wat te pronken?’Beeld Thomas Sweertvaegher
Hebt u van uw vader ook een gevoeligheid voor verslavingen geërfd?
“Ik heb tien jaar gerookt als een ketter, maar van drank word ik ziek. Gelukkig maar, want voor iemand met een posttraumatische problematiek, zoals ik, is alcohol olie op het vuur. Het onverwerkte wordt er even door gesust, maar daarna komt het des te pijnlijker terug naar boven. Ik word er ook niet productief van, zoals mijn vader. Ik ben alleen productief als ik vroeg opsta, gezond eet en genoeg sport.”
In uw zelfportretten ziet u er systematisch ouder uit dan u bent.
“Ik voel me soms ook oud. Wat ik allemaal heb meegemaakt. (stilte) Ja, ik ben keihard voor mezelf, ik idealiseer niets. Ik heb mezelf ook al als moordenaar afgebeeld. Dat is mijn artistieke vrijheid. Tekenen is voor mij een vorm van zelfreflectie. Ik zie het als een proces. Misschien zal ik ooit leren om mezelf mooier te maken dan ik ben. (lachje) Mijn zoon is mijn eerste criticus. Als hij me in een bepaalde tekening lelijk vindt, zegt hij: ‘Stoute mama.’”
De vader van uw zoon is niet meer in beeld?
“Nee.”
Op veel van uw tekeningen staat in de linkerbovenhoek een huisje met een puntdak, als door een kinderhand getekend.
“Dat is de uitdrukking van mijn vurigste wens: een warme, veilige thuis voor mijn kind. En uiteraard is het ook een verwijzing naar mijn eigen problematiek: de veilige thuis die ik nooit heb gehad. (denkt na) De weg uit het dal, het pad naar boven, begint bij jezelf. Daarom ben ik het hoofdpersonage in mijn werk. Je kunt anderen wel de schuld van alles geven, maar wat schiet je daarmee op?”
Heeft uw vader deze werken al gezien?
“Nee. Hij heeft niets gezien van wat ik de jongste drie jaar heb gemaakt.”
Hij vraagt er niet naar?
“Hij vraagt er altijd naar. Het is het enige waar hij naar vraagt. Maar het is belangrijk voor mij om nu even geen invloed van hem te ondergaan. Ik weet wat hij zal zeggen: ‘Het moet feller, het moet harder.’ Maar ik moet nu mijn eigen taal vinden, mijn eigen manier om met de buitenwereld te communiceren. Soms heb ik nood aan een hemel vol roze wolken.”
Maar de titel van uw tentoonstelling luidt wel: Dochter van.
“Beschouw het als een provocatie. Ironisch bedoeld, maar met een onderliggende boodschap voor andere ‘dochters en zonen van’, en voor alle mensen die niet gezien en niet gehoord worden: ‘Pak uw leven vast, elke stem is van waarde, niemand hoeft in het verborgene te leven.’
“Met dit werk heb ik mezelf gereanimeerd. Ik ben blij en dankbaar dat ik dat op eigen houtje heb gekund. Maar het is niet mijn ego dat nu wordt tentoongesteld. Ik zie deze expo niet als een stap richting eeuwige roem. Wel als een mogelijkheid om contact te leggen met anderen. Met mensen die zich herkennen in het werk, of zich kunnen vereenzelvigen met wat erachter zit.”
Kunst als groepstherapie?
“Ja, maar ook als rauwe eerlijkheid. Mijn eerlijkheid kan voor sommige mensen misschien een steuntje in de rug zijn, ze het gevoel geven dat ze niet alleen zijn.”
De beelden mogen meer zijn dan mooie plaatjes?
“Aan de verfraaiing van de wereld kan ik jammer genoeg niet bijdragen. (lacht) Mooie plaatjes zijn er al genoeg. We leven allemaal graag aan de oppervlakte. Dat is prima, maar er mag – nee, er móét ook iets anders zijn. Een tegenhanger, zoals de dag de nacht nodig heeft, en licht het donker.
(denkt na) “Voor mij moet kunst altijd ook een sociale component hebben. Wat stelt het anders voor? Waarom zou je er anders mee naar buiten komen? Alleen maar om wat te pronken? Ik schaam me er niet voor om te zeggen dat ik aan een betere wereld wil bijdragen. Kunst kan perfect dienen om eenzaamheid en wanhoop uit te drukken, om onrecht aan te klagen...
Of om de vadermoord te plegen die zich opdringt?
(krijgt tranen in haar ogen) “Zo zie ik het absoluut niet. Diep vanbinnen heb ik mijn vader al lang vergeven. Maar ik moet wel voort met de trauma’s die ik heb opgelopen.”
Dit interview, geschreven door Danny Ilegems, met fotografie van Thomas Sweertvaegher, verscheen op 2 december in De Morgen.