Thomas Huttinga

Dublin

Thomas Huttinga, auteur van Waarom we Europeaan zijn (uitgeverij Pluim) reist vier dagen door Dublin. Hier gaat hij opzoek naar Europese kruisbestuivingen en invalshoeken van deze stad voor het verhaal van Europa. Zijn verslag lees je hier.
In juli 2023 deed hij verslag van zijn reis door
Zuid-Europa. In augustus van datzelfde jaar vertrok hij naar Noord- Europa. Begin 2024 bezocht hij Weimar, en in augustus 2024 ging Thomas naar de Baltische Staten, dat lees je hier.

Dublin in Europa en de wereld [einde]
8 januari 2024

Wat is de overeenkomst tussen John F. Kennedy, Joe Biden en Barack Obama? Het zijn niet alleen huidige of voormalige Amerikaanse presidenten, maar ze blijken alle drie Ierse wortels te hebben. De laatste ochtend voor vertrek terug naar Amsterdam breng ik door in EPIC, het Ierse migratie museum, dat zich richt op de Ierse migratie door de eeuwen heen. En dat blijken er heel wat te zijn: het zijn meer dan 70 miljoen afstammelingen die overal op de wereld te vinden zijn. Waaronder dus meerdere Amerikaanse, een Israëlische en Australische presidenten, maar ook bijvoorbeeld leden van The Beatles, Rihanna, Pierce Brosnan en Grace Kelley. 

Het is een patroon door de gehele Ierse geschiedenis heen: het politieke en culturele landschap is gevormd door mensen die kwamen en weer vertrokken, die hun vleugels uitspreidden en ergens anders neerstreken. Hierin zijn Europese invloeden terug te vinden en invloeden die ver buiten het continent strijken. Het verhaal van Ierland, en dus dat van Dublin, begint met name met de Vikingen uit Scandinavië, die met hun nederzettingen de basis legden van de latere Ierse hoofdstad. De Vikingen werden verjaagd, het eiland bekeerde zich tot het Christendom en Ierse missionarissen trokken naar het continent om ook andere volkeren te bekeren. Gotische kerken, middeleeuwse burchten en met stadsmuren beschermde steden groeiden als paddenstoelen uit de grond. De Engelsen hielden vervolgens, zoals eerder beschreven, tot en met de twintigste eeuw de teugels in handen over het dagelijks Iers bestuur. 

De Ieren bleven echter niet stilzitten. Binnenlandse problemen vallen samen met de trek naar het buitenland. Bij de godsdienstoorlogen van de 17de eeuw trokken verschillende Ieren naar Frankrijk (en ook in de Napoleontische oorlogen was er een Iers reglement dat meevocht waarbij de Ierse harp trots op de vlag wapperde). Bij de Hongersnood van 1845 zochten miljoenen Ieren hun heil in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Canada. Criminelen werden naar Australië gestuurd, waardoor ook een deel van de huidige Australiërs Ierse wortels hebben. Migratie maakt deel uit van het Ierse DNA, en ze zijn er trots op ook. In mei zal er een migratiemuseum geopend worden in Rotterdam, genaamd FENIX, dat zich richt op de migratieverhalen vanuit Nederland. 

Binnenlandse problemen in Ierland zijn echter nooit ver weg: in hun geschiedenis is vooral de twintigste eeuw een bloedige periode. Niet alleen vanwege de Eerste Wereldoorlog waarin de Ieren meevochten aan Britse zijde (tijdens de Tweede Wereldoorlog was het een neutrale staat), maar ook vanwege het uitbreken van een onafhankelijkheids- en burgeroorlog. Van 1969 tot 1998, een periode die wordt omschreven als ‘the Troubles’, vinden er bloederige aanslagen plaats in Noord-Ierland die het dagelijks leven teisterde, met diepe scheidslijnen tussen protestanten en katholieken, Britse handhavers tegen strijders voor een verenigd Ierland. Op het spel stond het lot van Noord-Ierland, dat tot het Verenigd Koninkrijk behoort, en de relatie met het rest van het Ierse vasteland. Gevolg: 3500 doden en 25.000 gewonden. Nog steeds lopen er mentale grenzen tussen beide gedeeltes van het Ierse vasteland, door sommigen wordt er gedroomd van Ierse eenwording en voor de ander zijn de historische wonden te diep. De wapens zijn pas relatief recent neergelegd. 

Hoe kan nu, na het bezoek in Dublin, teruggekeken worden op de gevonden Europese kruisverbanden, de golven van de tijd die ook de Ieren overspoelden en tot ver buiten het continent terug zijn te vinden? De Ierse geschiedenis volgt vrij nauwkeurig de stromen van de Europese geschiedenis. Of dit nu de missionarissen op het Europese vasteland waren of de vele schilders die opdoken in Parijs en Rome (net zoals de Tsjechen, Zweden en Spanjaarden), de schrijvers die het Kanaal overstaken opzoek naar inspiratie en de trends van het moment volgden en weer mee terug naar huis meenamen. Van Engelse koningen met Nederlandse wortels die in de Ierse kerken stonden tot James Joyce, die uiteindelijk een literaire internationale ster zal worden. Dit is de eerste ring van Europese verbondenheid, ook al zijn er natuurlijk ook verschillen zoals de eigen taal, het links rijden, de opladers en de Victoriaanse architectuur die je niet snel op het Europese vasteland zult terugvinden. De tweede ring, die van internationale verbondenheid, bouwt vooral voort op migratie en zie je ook in het Ierse straatbeeld en de gezichten van de Dubliners terug. 

Het laat in ieder geval zien dat geschiedenis een samenstroom is van menselijke ontmoetingen, of dit nu wordt vergezeld met een zwaard of pistool uit vroegere tijden of, in het beste geval, in het heden juist met een open houding en een glas Guinness of een toeristengids in de hand. De internationale verhalen uit de geschiedenis herhalen zich in andere gedaantes, zo bedenk ik me als de Australiërs tijdens het ontbijt naast me in gesprek raken met hun Ierse tafelgenoten en hun reis over het eiland bespreken. Soms rijmt de geschiedenis. Ik blijf me verbazen over de constant terugkerende voorbeelden van onze Europese en internationale verbondenheid, vooral doordat het verhaal van Europa en daarbuiten gevormd wordt door menselijke handen en ontmoetingen. Of het nu Zweden zijn die in Amsterdam (samen)wonen, Polen die in Engeland werken, Duitsers met Griekse en Roemeense wortels die een weekend Dublin bezoeken of de vele Zuid-Amerikanen die in Ierland wonen en aangetrokken worden door de techhubs van Google en Amazon: terwijl overal op de wereld de politiek steeds nationalistischer wordt, raast de droom van internationale verbondenheid voort. 

Terug naar de dagelijkse politiek en de toekomst. De huidige Amerikaanse president Biden, de man met Ierse wortels en een Europese en Atlantische blik, zal binnen twee weken het Witte Huis verlaten. Misschien waren hij, en natuurlijk Obama, de voor nu laatste erfgenamen van een groter idee: het omarmen van verschillende identiteiten, achtergronden en internationale verbondenheid, een contrast met de gedachte van eigen land eerst van Trump. Juist die internationale gedachte straalt Ierland uit, of zo zet het zichzelf neer, waarbij Biden meerdere malen een beroep deed op zijn Ierse roots. Daarom als afsluiter een vaak geciteerd gedicht door de vertrekkend Amerikaanse president van de Ierse dichter en Nobelprijswinnaar Seamus Heaney:

"History says, don't hope 
On this side of the grave.  
But then, once in a lifetime 
The longed-for tidal wave
Of justice can rise up, 
And hope and history rhyme."

Laat het een hoopvolle start zijn van 2025.

De Dubliners van toen en nu
7 januari 2024

In de Dublinse winkelstraten hangt de kerstversiering nog aan de gevels, in cafés wordt kerstmuziek afgespeeld en ook de inmiddels voortdurende stroom aan regen herinnert je aan een druilerige start van de januarimaand. De belangrijkste straten leiden niet perse naar een typisch Europees stadshart, eerder is Dublin een verzameling van wijken met elk een eigen achtergrond en soms tijdperk. In de buurt van het kasteel zijn meer middeleeuwse restanten te vinden en de meeste nationale musea en bibliotheken (waaronder de schitterende bibliotheek van Trinity College waar de book of kells ligt) liggen op loopafstand van elkaar. Grafton street is een kleurrijke winkelstraat die als een lang pad doorkronkelt naar het noorden over de rivier heen. Als ik er rondloop zijn de meeste gezichten van de straatgangers bedekt met mutsen tegen de kou, of het nu Dubliners zijn of toeristen zoals ik. 

In 1914 publiceerde de Ierse schrijver James Joyce zijn werk Dubliners, waarin hij in 15 korte verhalen enkele inwoners van zijn geboortestad portretteert. Niet door middel van grote verhalen met spectaculaire plottwisten en verhaallijnen, maar eerder gewone verhalen van gewone mensen met alledaagse beslommeringen of dronken kroegbezoeken. Joyce zelf peddelde meerdere keren op en naar het Europese vasteland en zal in 1941 overlijden in Zürich. Na zijn studie in Dublin vertrekt hij naar Parijs en later zal hij met zijn vrouw Nora in Triëst wonen om daar Engels les te geven. Hier raakt hij bevriend met de Italiaanse schrijver Italo Svevo. De jaren erop zal hij werken aan Ulysses, gebaseerd op het werk Odysseus van Homerus, waarin hij wederom portretten gebruikt van zijn vrienden van vroeger als een grote liefdesverklaring aan zijn geboortestad. Het wordt gepubliceerd in 1922 in Parijs met hulp van een Amerikaanse uitgever, introduceert hierin nieuwe woorden door constant met taal te spelen en gebruikt door zijn hoofdstukken heen meerdere literaire schrijfstijlen door elkaar. Dit was niet eerder zo gedaan en Ulysses werd verguisd of juist bewonderd. Bovenal was het een pleidooi tegen ‘eng nationalisme van kroegbazen en blaaskakende oplichters’ en voor gemengde huwelijken en universeel broederschap. Een aantal zomers geleden heb ik me erdoorheen kunnen worstelen, en het is een van de meest aparte boeken die ik ooit heb gelezen.  

Het werk van Joyce is een voorbeeld van het literaire Dublin, zoals gevangen in de Museum of Literature dat vertelt over de rijke geschiedenis van Ierse schrijvers en dichters. Ook hedendaags geldt dit bijvoorbeeld voor de eerder genoemde Sally Rooney, maar ook voor auteurs als Paul Lynch en Edna O’Brien die alle drie veelgelezen bestsellers schreven. Ik weet niet wat er hier in het drinkwater zit, maar telkens weten de Ierse schrijvers internationaal door te breken. Zo waren er meerdere Nobelprijswinnaars en ook andere literaire namen als Oscar Wilde, W.B. Yeats en Samuel Beckett die de Ierse culturele erfenis ver over hun eigen grenzen uitbreidden. 

De Dubliners van toen zijn natuurlijk anders dan die van nu. Ondanks dat het allemaal nog internationaler is geworden, is het niet moeilijk in te beelden hoe de personages uit het werk van Joyce door de straten zouden kruipen na nachtelijk kroegbezoek. Het gebied rondom de Tempel Bar, meerdere straten vol kroegen en volgeladen eetgelegenheden, lijkt hier het levende bewijs van; de mens doet nog steeds hetzelfde, zo bedenk ik me, opzoek naar liefde voor een nacht, vertier voor de dag of het creëren van herinneringen met vrienden voor langer. De mensen in het tijdperk van Joyce zijn misschien veranderd, maar de mens zelf niet. 

Maar ook een wereld van verschil 
5 januari 2025

Al bij aankomst op het vliegveld valt op dat je wordt onthaald door een taal die niet alleen onherkenbaar lijkt, maar ook zo klinkt. Zonder Engelse begeleiding ernaast leest het schrift als een verbastering en samenvoeging van Grieks en Hongaars, de zinnen worden volledig omgegooid en het is een puzzel te bedenken wat er wordt bedoeld. Zie hieronder een aantal voorbeelden die ik ondertussen ben tegengekomen.

Nog een ander verschil dan. Wat mij opvalt is dat het leven in het dagelijks leven andersom geleefd wordt, oftewel: de auto’s rijden niet alleen links en halen rechts in- dat is nog wel te overzien-, maar ook het verkeer op de stoep is omgekeerd. Waar je behendig proberend, maar vooral onhandig lerend, de tegenligger op de stoep aan de verkeerde kant passeert, of soms zelfs aan de verkeerde kant loopt, wordt dat vergezeld door priemende blikken, bewegingen alsof je gezamenlijk de salsa danst en zuchtende omstanders. Tja, je hebt even nodig om daaraan te wennen in een volle winkelstraat. 

De taal, het Iers-Gaelisch, een Keltische taal verbonden aan het Schots-Gaelisch, het Bretons en het Welsh, is de tweede officiële taal van Ierland. Het klinkt haast zangerig, met uitgerekte ritmische zinnen en lange, golvende klanken die abrupt stoppen. De verschillen met het Engels zijn echter, zo lees ik online, verbazingwekkend groot: het Iers blijkt geen dialect van het Engels te zijn, de grammatica is anders en is slechts een verre familie op taalgebied van het Engels. Hoe kan het Engels dan nog steeds zo’n grote rol spelen? Het antwoord op deze vraag vinden we in het verleden en in politiek, dat samenkomt in de geschiedenis van het centraal gelegen kasteel van Dublin. 

Dit kasteel is gebouwd in de dertiende eeuw op de ruïnes van een burcht van de Vikingen door koning John van Engeland. Pas zeven eeuwen later zal deze plek het toneel worden van de creatie van de Ierse staat en de voltooiing van de onafhankelijkheid in 1922. Tot die tijd zullen Engelse vorsten, koningen en koninginnen hier aanschuiven. In 1801 wordt Ierland samengevoegd bij Engeland in het verbond van het Verenigd Koninkrijk, waarbij op dat moment ook het Ierse parlement wordt afgeschaft. Vlak na de Eerste Wereldoorlog ontstaat er een onafhankelijksoorlog die duurt tot 1921, waarbij vervolgens tot 1923 een heuse burgeroorlog plaatsvindt (waarover later meer). Hier op het kasteel werden Ierse opstandelingen die een eigen staat wilden, geëxecuteerd door de Engelsen. Maar aan de andere kant werd hier ook de eerste Ierse president geïnaugureerd, een traditie die nog steeds voortduurt. In de manier hoe die geschiedenis wordt opgeschreven tijdens de tour door het kasteel, voel je dat dit nog niet vergeten is. Het wordt omschreven als ‘moeilijke eeuwen’ of eeuwen van Engelse bezetting. 

Het kasteel zelf heeft overigens meer weg van een paleis, de verschillende zalen zijn bekleed volgens de mode van die tijd in het negentiende eeuws Europa, inclusief blinkende kroonluchters natuurlijk. Bij de eerdere verbouwing werd een Vlaamse hofschilder werd gevraagd om meerdere muurschilderingen te voltooien, de belangrijkste plafondschildering in de prestigieuze balzaal werd vervaardigd door een Italiaan. In dat opzicht is dat herkenbaar met andere Europese kastelen of paleizen in de hoofdsteden. 

Na de Ierse onafhankelijkheid, waarbij er een afhankelijk Noord-Ierland ontstond dat nog steeds deel zou uitmaken van het Verenigd Koninkrijk, kwam er meer ruimte voor de Ierse taal. Er werden Ierse media en kranten opgericht, waarna het later een verplicht vak werd op school. Want zo blijft de Ierse taal nog steeds een teanga bheo. Een levende taal dus. 

Welkom thuis
4 januari 2024

Denk je aan Ierland, dan denk je mogelijk aan gevulde glazen Guinness in drukbezochte pubs, volgepropte vluchten van vliegmaatschappij Ryanair, meezingen met de hits van de band U2 of de recent uitgekomen literaire besteller Intermezzo van Salley Rooney. Waar ik twee jaar geleden begonnen ben met een tour door het Europese continent, blijf ik opzoek gaan naar de verschillen én overeenkomsten tussen de Europese volkeren. Hoe wordt het nationale zelfbeeld neergezet, wat is even wennen of juist heel herkenbaar? Dit doe ik in snelle schetsen door een bezoek van meerdere dagen aan musea, monumenten en lokale mensen. In Dublin reis ik in iets minder dan vier dagen door de vele lagen van de tijd om zo te kijken of er herkenningspunten terug te vinden zijn in het palet van historische tijdperken dat ons Europeanen bindt. 

Bij aankomst op het vliegveld van Dublin legt de roodgloeiende zon haar stralen als een warme deken over het bevroren, nog half ontwakende landschap. Ook de hoofdstad zelf komt, zo na een vroege vlucht, langzaam op gang op deze januariochtend vlak na het nieuwe jaar. Een welkom startpunt is daarom de National Gallery in het hart van de stad. Nu is het opstarten hier weldegelijk even wennen (waarover later meer), maar nationale musea bieden sowieso houvast in het verleden en laten zien hoe het land zichzelf wil neerzetten. 

Een terugkerend thema in de verschillende reizen zijn de patronen in de geschiedenis die telkens weer opduiken. In Praag en Stockholm zie je respectievelijk Tsjechen en Zweden opduiken in de achttiende en negentiende eeuw in Athene en Rome, en ook met de Ieren is dat niet anders. De schilderkunst keek voortdurend af van de Italianen en waren ook zelf in de verschillende Italiaanse steden te vinden. Ten tijden van het bouwen van een natiestaat in de negentiende eeuw wilde ook Ierland, aan de hand van de nationale musea, zichzelf neerzetten als erfgenamen van de Oudheid. Het resultaat is dus een kriskras van nationaliteiten die overal opduiken: in het museum kom je Nederlandse kooplieden tegen in Sevilla die zich laten portretteren door dé Spaanse portretschilder van die tijd in de zeventiende eeuw of Ierse schilders in het toenmalige Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië in de twintigste eeuw. In Kopenhagen stonden we vorig jaar nog in het atelier van de Deense beeldhouwer Thorvaldsen (een vriend van de Italiaan Canova) die in Rome inspiratie opdeed, en hier in Dublin stuit je op een portret van een Ierse vriend van diezelfde Canova die ook in Rome verbleef. Ook duikt er een Nederlander op die in Dublin woonde in de achttiende eeuw: Willem van der Hagen. Geboren in waarschijnlijk Den Haag verbleef hij hier om te schilderen voor het theater en verwerkte hij Franse invloeden in zijn werk. Hij werd een inspiratiebron voor het Ierse landschapsschilderen. Deze Europese invloeden, het nadoen van de kunstmodes van de tijd, zie je overal terug. Of dat nou in Rome, Athene of Parijs gebeurde. 

Hetzelfde geldt voor de tweede stop van de dag: de St. Patricks kathedraal, een van de belangrijkste kerken van de stad. Waar volgens de legende al 1500 jaar geleden de Kelten op deze plek werden bekeerd tot het Christendom, zijn de plakkaten op de muur de stille getuigen van gemeenschappelijke hoofdstukken. Van een Ierse soldaat die omkwam in Ypres tijdens de Eerste Wereldoorlog en een stuk glas uit de Yperse kathedraal heeft laten meenemen. Van de schrijver Jonathan Swift die met zijn boek Gullivers Travel het woord ‘lilliputter’ introduceerde en zijn werk in heel Europa gelezen werd. Van de Franse hugenoten die hier een eigen kapel kregen, omdat ze in de zeventiende eeuw vervolgd werden in eigen land. De Duitse componist Händel die hier de Messiah uitvoerde in 1742. En, als laatste, koning Willem III van Oranje, de koning van Engeland en voormalig stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (geboren op het Binnenhof in Den Haag), die in deze kathedraal zijn voetstappen zette. 

En soms is die interactie tussen mensen niet alleen in het verleden. Staande voor een werk van Caravaggio in de National Gallery (zie foto)- een absoluut topstuk- veer ik samen met twee jonge bezoekers op om dit werk van dichtbij te bekijken. Een daarvan is een Italiaan uit Napels die vertelt dat er daar drie werken van Caravaggio hangen. We raken aan de praat over zijn werk, waarbij Caravaggio zelf overigens ook meerdere keren in Napels verbleef voordat hij omkwam in zijn reis naar Rome. Zelf wijs ik naar het werk van de Utrechtse Caravaggist Gerard van Honthorst (‘Gherardo delle Notti’) die aan de andere kant van de zaal hangt, de stad waar ik normaal werk. De ander, een Duitser, vertelt dat hij uit Keulen komt en hier is om familie te bezoeken. De Italiaan kijkt vervolgens bedachtzaam naar de Duitser en schakelt vervolgens vloeiend over op het Duits om te vragen waar hij precies vandaan komt: hij blijkt er zijn PhD gedaan te hebben en er ook te hebben gewerkt. 

Hoeveel verhalen je over het verleden ook probeert te vertellen, dat we geen vreemdeling zijn van elkaar maar dat die Europese interacties (en daarbuiten) al eeuwen plaatsvinden: niets is sterker dan de Europese verbindingen in het heden en het gemak waarmee Europeanen elkaar momenteel kunnen ontmoeten, de vele kansen die we hebben door de technologie, politieke samenwerking en welvaartsgroei. Net zoals de mengeling van Nederlandse, Italiaanse en Duitse klanken die de ontbijtzaal vullen terwijl ik dit stuk schrijf. Ik ben, zo bedenk ik me, weer thuis.